Het gezeur over #MeToo gaat almaar door. Nu hebben we de affaire Gatti, waardoor het Koninklijk Concertgebouworkest in grote problemen komt. Wellicht zal die discussie pas ophouden als er geen mannen meer op de wereldkloot rondlopen.
Niettemin moeten we een standpunt innemen, in de hoop de discussie in goede banen te leiden. Eerst en vooral wil ik mij stellig voornemen geen politiek-correcte prietpraat te verkopen. Als de emoties hoog oplaaien moeten we de argumenten pro en contra duidelijk benoemen. Dat zal wellicht niet veel helpen omdat de meeste mensen uit zichzelf verstrikt raken in hun eigen vooroordelen. De waarheid vergt altijd een langdurige en moedige strijd om in de samenleving algemeen aanvaard te worden.
Laat mij heel duidelijk zijn: het moet een vanzelfsprekendheid zijn dat in leidinggevende functies in het bedrijfsleven, in de politiek en in alle maatschappelijke sectoren, evenveel vrouwen als mannen vertegenwoordigd zijn. Even vanzelfsprekend moet zijn dat de integriteit van vrouwen gerespecteerd wordt. De #MeToo beweging is in die zin een goede zaak dat het vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van ongewenste intimiteiten, stimuleert om de daders aan te klagen. We kunnen slechts hopen dat #MeToo vooral in islamitische landen succes heeft.
Het probleem zit in wat er na een aanklacht zal volgen. Normaliter is de aanklacht een zaak voor de rechtbank. De wet stelt duidelijk wat strafbaar is en de rechtbank is opgericht om te voorkomen dat het volk het heft in eigen hand neemt. Op die manier worden massahysterie, lynchpartijen en een heksenjacht voorkomen.
Wat we nu echter zien is dat de vermeende daders al veroordeeld zijn voordat er een rechter aan te pas komt. Wie een misdrijf pleegt en gestraft wordt, krijgt daarna een nieuwe kans. Nu zien we dat mannen die beschuldigd worden, voor de rest van hun leven paria’s blijven. Dat neemt soms krankzinnige vormen aan, bijvoorbeeld toen een Britse minister moest aftreden omdat hij twintig jaar geleden tijdens een diner zijn hand op de knie van een dame had gelegd. Voor eeuwig verdoemd. Ik vermoed dat deze Brit, die al bij de eerste geruchten aftrad, bij zichzelf zei: ’Foert, gaan jullie maar de pot op’, omdat hij geen zin had zich te verdedigen tegen hysterische wijven en enge persmuskieten.
Met andere woorden, ik pleit voor een combinatie van de #MeToo beweging met de normale rechtspraak. Als er eenmaal een aanklacht is, dan is het de rechter die moet beslissen of en welke straf er moet volgen. Daarna volgt er iets dat voor het algemeen maatschappelijk belang uitermate belangrijk is: vergiffenis. Een concreet voorbeeld: Gatti komt voor de rechter, ondertussen blijft hij dirigent, en afhankelijk van het vonnis van de rechter volgen sancties. Als Gatti voldoet aan de door de rechter gestelde voorwaarden en sancties, volgt de vergeving en kan hij zijn carrière verder zetten. De vrouwelijke slachtoffers wordt recht gedaan en de maatschappij verliest geen toptalent.
Een ander punt is dat de Amerikaanse hysterie over alles wat seks betreft overwaait naar Europa. De Italiaanse journaliste Oriana Fallaci heeft het ooit eens prachtig verwoord: ’Het is heel erg als een vrouw het slachtoffer is van seksuele intimidatie, maar nog erger is het lot van de vrouw die nooit seksueel geïntimideerd wordt’. Ook hier moet de rechtbank de hoofdrol spelen. De wet stelt duidelijk wat strafbaar is en wat niet strafbaar maar ongewenst is, moet met de nodige soepelheid worden bestreden.
Wat is trouwens het percentage mannen dat vrouwen op een laakbare manier lastig valt? In mijn gehele vijftigjarige carrière, waarbij ik hoofdzakelijk met vrouwen heb samengewerkt, heb ik slechts een paar keer meegemaakt dat vrouwen werden lastig gevallen door collega’s. De overgrote meerderheid van de mannen gaat respectvol met vrouwen om en zij zullen altijd voor de belangen van vrouwen opkomen. Hebben de mannen niet altijd in de oorlog hun leven geriskeerd voor de vrede in hun land en om hun vrouwen en kinderen te beschermen?