”Nearer, my God, to Thee.”
– Sarah Flowers Adams
Wie dacht dat bekommerd zijn om je zielenheil zó Ancien Régime is, moet dringend zijn mening herzien. Vroom ter kerke gaan mag dan al passé zijn, op exhibitionistische wijze uiting geven aan je pieuze inborst is dat zeer zeker niet. Integendeel, het lijkt een van die niet aan tijd en ruimte gebonden kwaliteiten te zijn, die de mens van nature bezit.
Want op een of andere manier blijkt de mens opgesloten te zitten in een bewustzijnsgevangenis, die het hem onmogelijk maakt níét met zijn moraliteit bezig te zijn. Iéts lijkt hem ertoe te drijven (een hoge mate van) moraliteit als een conditio sine qua non te beschouwen. In hoeverre dat morele besef ook effectief met moraliteit dan wel met exhibitionisme en narcisme te maken heeft, is echter de vraag.
”Beter in eenvoud leven met de armen dan de buit verdelen met hoogmoedigen.”
– Spreuken, 16:19
Kijken we naar hoe politici moraliteit invullen, dan zien we vooral persoonlijke profilering. Kijken we naar hoe reaguurders moraliteit invullen, dan zien we vooral persoonlijke profilering. Ergo: de moralist uithangen is bijna synoniem aan persoonlijke profilering.
Politici trachten hun morele superioriteit niet zelden te bewijzen op de kap van zogenaamde minderheidsgroepen, daarmee in één klap alle andere groepen mensen meesleurend over de rand van de afgrond. Een populaire doelgroep in deze zijn vluchtelingen. Geen mensensoort zo dankbaar om de persoonlijke drang naar morele genoegdoening te bevredigen als vluchtelingen. Liefst kinderen en als het even kan in niet meer levende toestand. Dat geeft immers extra cachet aan de morele verontwaardiging van diegene die zich over het kinderlijkje naar een moreel hogere sfeer toewerkt.
Politici zijn krakken hierin. Maar ook bepaalde journalisten, Okke Ornstein en simpelere lieden met politieke aspiraties laten zich niet onbetuigd. Vaak laten ze zich weinig genegen aan goede zeden en welgemanierdheid, om toch maar hun altruïstisch punt te maken. Zó doordrongen van goedheid en rechtschapenheid zijn ze, dat elke (rationele) kritiek op hun zienswijze gepareerd wordt met verwensingen, scheldpartijen en indien de pruik wat scheef staat, regelrechte doodsbedreigingen.
Heeft deze profileringsdrang nu te maken met oprechte rechtschapenheid? Behoren deze net beschreven lieden tot een hogere mensensoort, een die een hoger moreel bewustzijn bezit? Neen. Hoewel ze ongetwijfeld, en dan voornamelijk in hun gedachten, wel degelijk gelóven dat ze daartoe behoren.
Opmerkelijk is dat niet. Toch niet wanneer men de opvattingen van reeds lang geleden overleden filosofen erbij betrekt.
Al dan niet onbewust streeft de mens ernaar het beste van zichzelf te geven, te excelleren in zijn menszijn. Niet dat hij Ibn Gabirols werk (Ibn Gabirol was een Joodse filosoof van neoplatoonse denominatie, die in het 11de-eeuwse Andalusië leefde) tot in detail heeft bestudeerd, maar het lijkt erop dat zelfs de meest onbelezen reaguurder in zekere mate begeesterd is door een sprankeltje God. En als een magneet naar Zijn ijzeren wil toegetrokken wordt.
Zonder het vaak zelf te beseffen zoekt eenieder namelijk het antwoord op de grootste levensvraag die mens achtervolgt sinds hij over de steppen en savannen van de Afrikaanse vlakten rondbanjerde: Wat is het doel van het leven?
Wel, dat doel lijkt te zijn: een moreel betere persoon worden. Het stellen van goede daden ligt in het verlengde hiervan. Ter verduidelijking: de zichzelf moreel superieur achtende medemens misinterpreteerd die goede daden nogal eens als “theatrale acties die de eigen ijdelheid strelen.”
Een neoplatonist (neoplatonisme is/was een filosofische stroming) als Gabirol – en neoplatonisten in het algemeen – ging ervan uit dat ‘lagere bewustzijnsvormen’ ernaar streven om ‘hogere bewustzijnsvormen’ te worden. De feilbare mens (een lagere bewustzijnsvorm) zal dus eeuwig streven naar de perfecte orde van de kosmos (een hogere bewustzijnsvorm). Dit proces wordt nimmer volbracht, het blijft bij een streven.
Doch dit streven, zo opperde Gabirol, is het doel van het leven. Het slagen in je doel om een betere versie van jezelf te worden, bezorgt je een (vaak onbewust) gevoel van onsterfelijkheid. Inzicht, kennis en het volbrengen van daaraan gekoppelde goede daden vormen het toetje, dat het leven van die extra toets voorziet. Het geeft het leven zin.
Het vehikel waarmee de feilbare mens zijn streven naar een hogere bewustzijnsvorm tot een goed einde tracht te brengen, blijkt ‘moraliteit’ te heten. En blijkbaar denkt de mens, feilbaar als hij is, God een oor te kunnen aannaaien. Want de moraliteit die hij uitdraagt dient niet het algemeen, maar wel het eigen belang.
”Hoogmoed leidt tot schande, wijsheid kenmerkt wie bescheiden is.”
– Spreuken, 11:2
Net dit streven naar een ‘volmaakter’ of ‘beter zelf’, is dus de reden waarom mensen zich geroepen voelen om hun beste morele zelf te etaleren. De kans dat ze ook effectief de morele perfectie zullen bereiken die ze zichzelf in hun gedachten aanmeten, is eerder klein. Maar het streven naar die wensdroom is wat hen in leven houdt. Het doel heiligt namelijk de middelen.
Vandaar het zich vergalopperen, zittend op het paard van de morele verontwaardiging. En vandaar de eindeloze stroom aan moralistische “interventies” van politici, imams, filmsterren en Okke Ornstein.
Het doel waarnaar mensen streven kan immers verschillend zijn van aard. Voor de een zal het streven naar een hogere ‘staat van zijn’ betekenen dat hij zijn geloofsleer steeds rigoureuzer zal naleven, voor de ander houdt het in dat de strijd voor een gelijke en “inclusieve” wereld nimmer zal eindigen. Nog anderen zien hun ideale zelf in de hoedanigheid van reaguurder, als politicus, of als Okke Ornstein. Allen zullen ze morele standpunten innemen die ze zelf nooit (ten volle) zullen naleven, maar die hen wel op een morele piëdestal zullen zetten in hun eigen gedachten.
”En vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan iedereen die ons iets schuldig is.”
– Lukas, 11:4
Niet enkel vrome gelovigen, noch enkel vrome social justice warriors, noch enkel Okke Ornstein hebben een sprankeltje God in zich. Ook Jan en Politicus Modaal bezitten, zoals uit voorgaande kan worden opgemaakt, de onbewuste drang om een betere versie van zichzelf te worden.
Wegens een gebrek aan christelijk geloof of andersoortige zaken die de menselijke drang tot morele profilering kunnen kanaliseren, richt de immer naar rechtvaardigheid strevende Jan Modaal uit ons tijdvak, zich bijvoorbeeld op online (kranten)artikels. Dáár vindt hij de triggers die zijn moreel bewustzijn wakker schudden, dáár kan hij uitpakken met de gedurende soms jaren opgekropte morele beginselen die in hem borrelen, waarna zijn morele bekommernissen – als lava die veel te lang in de beslotenheid van de vulkaan opeengehoopt lag – exploderen. En hij zijn innerlijke roerselen op de wereld laat uiteenspatten.
Hetzelfde geldt voor de politieke grootheden (Politici Modaal) die ons tijdvak rijk is. Ook zij zitten vast achter de tralies die hen in de morele cel houden, zijnde hun menselijk lichaam. Rede noch ratio zijn daar te vinden, irrationaliteit en persoonlijke morele bevrediging des te meer. Beslissingen worden dan ook niet genomen omdat ze in het voordeel zouden zijn van deze of gene mens(engroep), laat staan omdat ze billijk zouden zijn voor het algemeen belang. Wél omdat ze de persoonlijke deug-o-meter van de naar onsterfelijkheid strevende politicus (of reaguurder, of journalist, of Okke Ornstein, of wie dan ook) in kwestie tot ongekende hoogten kunnen stuwen.
Exhibitionisme en narcisme vormen het duümviraat dat de wereld regeert. De kennis en wijsheid die Gabirol als levensdoelen vooropstelde, moeten het tegen beide ondeugden afleggen.
”Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen!”
– Jezus
En dan die Verlichting. Waar is die fameuze “nieuwe geest” die sedert de 18de eeuw over het Westen zou waren? Waar zijn ratio en rede? En waar is die deemstering van het (bij)geloof?
Niet hier, in ieder geval. Toch niet indien we er even de feiten bij betrekken.
De totale absurditeit van de semantische oorlog der sjw’s, die erin slagen om woorden zoals “vagina” te laten uitdoven, door “gat vooraan” aan te bieden “als alternatief”, of de hysterische afro’s die op Pukkelpop blijkbaar hun eigen racistische inborst projecteren op de aanwezige “witten” (Bron: elke Vlaamse krant van de afgelopen dagen, zij het dan met de politiek correcte versie); of degenen die zeggen dat islam vrede is (Bron: alle internationale kranten); of de dierenredders wier arsenaal aan morele beginselen leeg is, maar wier arsenaal aan foltertechnieken uitpuilt (Bron: alle krantenartikelen over dierenleed en dan vooral diegene waarin al dan niet vermeende “dierenbeulen” alle marteltechnieken worden toegewenst die pakweg het foltermuseum in het Italiaanse Lucca rijk is): het wijst allemaal op veel, behalve op een overwinning van de rede op het (bij)geloof.
Wel wijst het erop dat de mensheid ploetert en wroet, zonder ooit te geraken waar hij wil. Het morele kompas van de mens bevindt zich in een permanente Bermudadriehoek-staat. Van de door de Azteken geofferde kinderen, over het zelotisme van de mohammedaan en van de van valse bescheidenheid getuigende prietpraat van de sociaalvoelende politicus tot de pseudo-moralistische bedenkingen van de reaguurder: de ware bijbel der mensheid is wellicht de Malleus Maleficarum (‘De Heksenhamer’ of het handboek der heksenjagers, opgesteld omstreeks 1485) van Heinrich Kramer en Jacob Sprenger.
”De rechtvaardige zorgt goed voor zijn vee”
– Spreuken, 12:10
Meningen worden, zoals gezegd, geuit over de meest diverse onderwerpen. Zo bijvoorbeeld ook over één van de meest dankbare onderwerpen om je als pseudo-moralist op te werpen: dierenleed.
Heeft een jager een dier gedood, wordt een hond afgemaakt omdat hij iemand gebeten heeft, of worden wespennesten vernietigd wegens overlast voor de bewoners van het huis waarin ze zich bevinden: de pseudo-ethicus weet wel raad met zulke kwesties! “MensDOM en dierenRIJK”, reaguren de origineelste en meest creatieve zielen; “Ophangen die lui!”, reaguren de ridders-ethici; “Wespen zijn meer waard dan mensen!”, opperen de connoisseurs van het leven op aarde.
”Er zijn twee soorten mensen: rechtvaardigen die zich voor zondaars houden en zondaars die zichzelf als rechtvaardigen beschouwen.”
– Blaise Pascal
Toen enkele weken terug in Spitsbergen een ijsbeer werd neergekogeld, omdat die anders enkele toeristen zou hebben soldaat gemaakt, regende het morele verontwaardiging. “Die toeristen hadden opgegeten moeten worden”, “Er zijn al genoeg mensen, beter ware het die ijsbeer zijn gang te hebben laten gaan”, enzovoort enzoverder.
Wat deze moraalridders zouden doen in het geval dat ze zélf in zo’n fight or flight-situatie zouden verzeild geraken, wordt niet in de discussie betrokken. Daar gaat het de reaguurders in kwestie immers niet om. Waar het hen wel om gaat is het zich als grote dierenvriend presenteren, en bij uitbreiding als koene ridder en beschermer der Natuur met een grote N. Met andere woorden, hun streven is net hetzelfde als dat van de doorsnee politicus, de imam om de hoek en Okke Ornstein: pretenderen groots te zijn en uit te stijgen boven de rest, wijl in werkelijkheid doorzichtig te zijn en veroordeeld tot een leven van zelfbedrog.
Niet gespeend van enige nuance, noch van kennis van zaken, dendert de morele verontwaardigingstrein stuurloos voort, zonder ooit zijn sporen terug te vinden. Persoonlijke tekortkomingen, zelf begane zonden en vervlogen dromen zorgen voor de brandstof. De drang om voor één keer – al is het maar één enkele keer – íémand te zijn, íéts voor te stellen of hét verschil te kunnen maken, overwoekert alles waar goedbedoelende filosofen ooit voor stonden. De ratio wordt vertrappeld in de race naar irrationele morele superioriteit.
Met het streven naar kennis en het stellen van goede daden, die Gabirol vooropstelde, noch met het nader komen tot God heeft de morele pletwals van de menselijke vroomheid veel te maken, met exhibitionisme en narcisme juist heel veel.
”Het grootste goed grenst altijd aan het grootste kwaad”
– Ovidius
Net zoals Ovidius de Romeinse samenleving waarin hij toefde op de korrel nam, net zoals Willem die Madoc heette zijn Middeleeuwse leefwereld als een kolderesk theater beschouwde door dieren als verpersoonlijking van mensen te laten aantreden en net zoals Hiëronymus Bosch aan het begin van de Nieuwe Tijden de mensen rondom hem als karikaturale clowns herkende, kan de meer kritische toeschouwer van onze leefwereld niet anders dan de tragische klucht die zich voor zijn ogen afspeelt, als dusdanig benoemen.
Het politieke gesternte waaronder de mens leeft vermag weinig tegen de menselijke zwakte. (Bij)geloof, irrationaliteit, stupiditeit en eigengereidheid vormen de leidraad in het leven van het gros der mensheid. Het streven naar een hogere vorm van zijn, uitgedrukt in de kwantiteit van het aantal deug-uitspraken die iemand doet, is enkel een streven naar persoonlijke glorie.
Dit streven impliceert bijna per definitie een uitholling van de ratio en een utopisch-karikaturale visie op moraliteit. Het is dit streven dat sociale rechtvaardigheidsstrijders zo ontieglijk irritant maakt. Het is dit streven dat Savonarola aanzette tot de stichting van een Florentijse republiek in het Laatmiddeleeuwse Toscane. Het is dit streven dat Stalin aanzette tot het uitmoorden van miljoenen dissidenten. Het is dit streven dat Okke Ornstein aanzet tot het dood wensen van Wierd Duk. Het is dit streven dat maakt dat mensen die zichzelf níét op die wijze op een morele troon willen zetten en kritisch trachten te kijken naar deze waanzin, de wind van voren krijgen.
En samen met deze bemoedigende bedenkingen sluit ik af, met een vrij toepasselijk citaat van niemand minder dan Voltaire himself:
”Eigenliefde is een ballon gevuld met lucht, waaruit stormen tevoorschijn komen als je erin prikt”