Opinie

Het Westen is niet ‘in oorlog’ met de jihadist

02-09-2018 16:29

Onlangs was er weer discussie over de islam. Volgens Juliaan van Acker, emeritus hoogleraar aan de Radboud Universiteit, was in die discussie beweerd dat “alle moslims zo snel mogelijk gedeporteerd moeten worden naar landen van herkomst.” Eerder schreef hij een boek met de weinig verhullende titel Een Moslimvrij Europa voor de Wereldvrede. Ook Victor van der Sterren, eerder actief voor de Libertarische Partij, betoogde dat moslims moeten worden uitgezet.

De islam deelt immers de wereld op in het Huis van Islam (huis van vrede) en Huis van Oorlog (landen die nog niet vallen onder islamitisch bewind). Volgens deze tweedeling is de islam in oorlog met het Westen: er is althans een ongemakkelijke vrede – die vrede kan omzwenken zodra de krachtverhouding wijzigt in het voordeel van de islam. De vraag is nu of het Westen het morele recht heeft om via een gerichte bevolkingspolitiek te zorgen dat deze krachtverhoudingen niet veranderen ten voordele van de islam.

Besef wel dat dit een puur theoretische exercitie betreft: de morele wenselijkheid van deze plannen is debatonderwerp, niet de praktische uitvoerbaarheid.

Het is typisch Westers om te stellen dat er religieuze vrijheid is, dat iedereen het recht heeft om zijn religie in vrijheid te praktiseren. Met de tweedeling van de twee huizen, echter, brengt de islam een heel ander geloof binnen dan neem nu het hindoeïsme. De Britse denker Bertrand Russell vergeleek deze doctrine met het communisme – hoeveel rechtstatelijke vrijheden moeten we gunnen aan communisten? Wie redeneert zoals Van Acker en Van der Sterren, moet constateren dat de Westerse rechtstaat is zoals het ecosysteem van Australië: niet voorbereid op de komst van het konijn.

Doctrines zoals communisme, maar ook de politieke islam, zijn uitstekend in staat om Westerse individuele vrijheden op te eisen en een liberaal beeld van zichzelf uit te dragen. Terwijl de lange termijn agenda totaal anders is. Denk aan het statement: “Ik draag de boerka omdat dit mijn individuele identiteit onderstreept, dit is mijn authentieke keuze.” Nou nee – dit verankerd namelijk een straatbeeld en draagt uiteindelijk bij aan een publieke cultuur waarin typisch Westerse waarden als individualisme en authenticiteit op den duur verdwijnen. Mensen die puur legalistisch redeneren kunnen dit consequentialisme niet doorzien – daarom is dit is geen zinnige discussie voor juristen.

Maarten Zeegers bracht de discussie on point met het volgende commentaar, door hem verteld op een congres over radicalisering. “Voor een moslimfundamentalist is het voldoende als een gematigde moslim de bronnen van zijn geloof gaat bestuderen. Want die bronnen gaan altijd terug op de tijd van Mohammed – vroeg of laat komt de noodzaak van oorlog tegen de ongelovigen naar boven. Zo belandt de gematigde moslim vanzelf op het pad van de letterlijke islam.” Wie hier geen actief beleid op voert – ook beleid qua bevolkingspolitiek – kan eindigen zoals Libanon. Vroeger waren katholieken daar de meerderheid, vandaag zijn dat moslims. Dit heeft alles te maken met vruchtbaarheidscijfers.

Om nu de advocaat van de duivel te spelen: Van Acker zal hebben bedoeld dat hij het aantal moslims wil beperken, omdat hij de politieke invloed van de islam wil minimaliseren. Nog even los van alle vragen rond radicalisering en mogelijke aanslagen, zou hij willen waarborgen dat een op-de-Verlichting-gebaseerde rechtstaat tot in de voorzienbare toekomst het leidende beginsel zal zijn. De vraag ‘hoe’ is echter onbespreekbaar – wie daarover iets zinnigs probeert te zeggen wordt direct als extreemrechtse idioot weggezet en vervolgd. Hiermee is deze discussie over de religieuze, politieke en demografische toekomst van Europa in een impasse beland.

Het ideale scenario is daarom het Europa van 1848. De situatie was destijds zó revolutionair dat de koning dacht: dit vooruitzicht wil ik niet. De koning capituleerde, bekeerde zich binnen één nacht van conservatief tot liberaal, en gaf Thorbecke de opdracht om een meer democratische grondwet in te voeren. Precies zo zal ook vandaag de druk worden opgevoerd: totdat de progressieve technocraten die nu de macht hebben, zich uit bittere noodzaak bekeren tot een realistische positie.

De maatschappelijke woede moet dus niet op moslims worden gericht, maar op instituties. Alleen zo kan de vraag “hoe moet de toekomst van Europa eruit zien?” ooit zonder angst voor vervolging bespreekbaar worden. Onder druk worden dingen vloeibaar: er kan een nieuwe consensus ontstaan.

De ‘tirannie van de meerderheid’ is evenwel een gevaar waarvoor moet worden gewaakt. Dit leidt tot de vraag, wanneer en onder welke omstandigheden kan een moslim precies als ‘vijandig aan het Westen’ worden aangemerkt? Is het Westen in oorlog met mensen of in oorlog met een idee? Niemand zal er bijvoorbeeld moeite mee hebben om te zeggen: “Tijdens de Koude Oorlog streed het Westen met het communisme.”

Weer even advocaat van de duivel spelend: Van Acker en Van der Sterren zouden vanuit hun positie nu stellen dat, naarmate het totaal aantal moslims in de samenleving groeit, ook al zijn zij vreedzaam, het bij een conflict moeilijker zal zijn om deze groep in de hand te houden. Hoe meer moslims er zijn, hoe meer zij zich kunnen bedruipen met eigen zaakjes. Hun noodzaak om nog met Westerse mensen in contact te zijn valt gestaag weg.

Het kan leiden tot een parallelle samenleving die zich gesterkt door hun groeiende aantal steeds militanter manifesteert. Zo ging het in landen als Libanon, maar ook in Turkije en Indonesië. Dromers noemden dat laatste land altijd als voorbeeld van een perfecte multiculturele samenleving – dat horen we de laatste jaren niet meer. De les is hier dat het snel kan gaan! Het rapport ‘De religieuze beleving van moslims in Nederland’ door het Sociaal Cultureel Plantbureau (7 juni 2018), meldt bijvoorbeeld het volgende. Seculiere moslims die nauwelijks praktiseren zijn vijf procent, vrome moslims dertig procent en devote moslims, strikt praktiserend zijn veertig procent. De overgrote meerderheid valt dus in de groep ‘sterk gelovig’.

De vraag is of de overheid in een Westers land moreel verplicht is om het aantal mensen dat gelieerd is aan een ‘vijandige’ visie van het inrichten van de samenleving, te verminderen voordat het tot serieuze botsingen en escalatie komt. Natuurlijk zijn er enorm veel vredige moslims – helaas staaft onderzoek van Ruud Koopmans en anderen dat de latere generaties militanter met hun geloof omgaan dan de gastarbeiders. Gek is dat niet want het Turkije van toen was meer seculier dan het hedendaagse Turkije. Vandaag praktiseren moslims zelfradicalisering via het internet. Zij krijgen preken uit fundamentalistische landen voorgeschoteld en raadplegen de fatwa’s – die liegen er niet om.

Nu zal men opmerken dat er consensus kan ontstaan over ‘jihadisten uit het land verwijderen’. Maar dat raakt het punt niet. Het punt is als volgt. Een strijd binnen een cultuur is een strijd om welke prioriteiten de cultuur moet stellen; een strijd tussen culturen is een strijd om welke cultuur zal voortbestaan.

Een serieuze discussie over de islam in Europa neemt daarom het strijdmotto van Mao Zedong in overweging: “Een guerrilla moet zich tussen het volk bewegen zoals een vis zwemt in de zee.” Het is met andere woorden de welwillende houding van de massa ten opzichte van de terroristen die het hen mogelijk maakt hun daden uit te voeren. Vandaar dat Salah Abdeslam, een dader van de moordaanslag in Parijs, zich maanden in Molenbeek kon verschansen. Niemand tipte de politie – velen wisten dat hij er zat.

Het gaat dus niet om jihadisten maar om een stapsgewijze verandering van de dominante leefwijze: dat is de werkelijke uitdaging aan het Westen. Een meisje dat geen hoofddoek wil dragen doet het toch, anders wordt ze erop aangesproken. De school doceert niet meer over Israël of over de Holocaust – dat geeft teveel onrust. Daarom ook maar geen ham meer op brood, geen varkensvlees meer in de fastfoodzaak. Het Westen is in oorlog met honderden subtiele cultuurdetails: niet met af en toe een jihadist. Dat is hooguit een te gretige moslim die voor de troepen uitsnelt.

Hoe marginaal een voorbeeld als ‘geen ham op de tosti’ ook klinkt: de bewustwording van Femke Halsema (GroenLinks politica en nu burgemeester van Amsterdam) is wel zo begonnen. Dit is waarom zij haar kinderen van een ‘zwarte school’ haalde. Want haar kind werd aangesproken over ham op brood en toen wilde Halsema een discussie over wederzijds begrip. Ze ondervond hoe volhardend en doctrinair die lieden zijn. Praten leidde tot niets.

Het Westen is niet ‘in oorlog’ met de jihadist – dat is een wetsovertreder en dus gewoon een crimineel. De oorlog is met de moslim die op vreedzame wijze en gebruikmakend van de hier geldende rechten en vrijheden, Europa verandert in een deel van de Dar al-Islam (Huis van Islam). Zoals de Moslimbroederschap op vreedzame wijze de afschaffing van de democratie nastreeft. De oorlog is niet juridisch – de oorlog is existentieel. Het gaat om wie wij zijn en waarvoor wij staan, om de culturele identiteit en geestelijke principes waarvan de geldende wetten slechts uitvloeisels zijn. Daarom biedt de juridische invalshoek geen nuttige bijdrage aan dit debat. Verander de demografie en het heersende recht verandert mee: zie Libanon. Daarom is de vraag of de rechtstaat deze verandering anticiperend moet voorkomen.

Velen zullen benadrukken dat zij vriendelijke moslims kennen – dat raakt het punt niet. Het gaat niet om de moslim als individu maar om de onderliggende doctrine. Wat nu als die vriendelijke ondernemer bijvoorbeeld vindt dat zijn kinderen niet met niet-moslims mogen trouwen? Kan dat een voorbode zijn van wat zal volgen?

Een liberaal zegt nu: “Als moslims alleen met elkaar willen trouwen, dan moeten zij dat vooral doen.” Maar het punt is dat die keuze niet in vrijheid wordt gemaakt, zoals deze typisch Westerse redenering het voorstelt, maar onder sociale druk ingegeven door geloof. De islam denkt niet in termen van individualistische gelukskeuzes, maar juist in collectieve termen. Het feit dat moslimvrouwen niet met niet-moslims mogen huwen, dat kinderen in de islam worden geboren, dat er repercussies volgen op uittreding – het betekent dat de religie is ingericht om invloed uit te oefenen via collectiviteit en superior numbers.

De existentiële uitdaging voor het Westen komt niet vanuit jihadisten. Die komt vanuit de subtiele culturele en demografische invloeden die worden toegepast vanuit de moslimgemeenschap om islamieten steeds rechter in de leer te duwen, wat gepaard gaat met een desecularisering en islamisering. Dit geschiedt op wijzen die te fijnmazig zijn om juridisch helemaal uit te kammen en daarom is de juridische discussie ook zinloos. Er moet een Leidcultuur op expliciet Europese leest worden gedefinieerd die ook beleidsmatig consequent moet worden uitgerold, opgelegd en afgedwongen.

Paul Cliteur geeft vanavond in Rotterdam een lezing over het verband tussen cultuurmarxisme en de rol van Pim Fortuyn. Zijn spreekbeurt zal worden ondersteund door de editor van het boek Cultuurmarxisme Jesper Jansen. Wil je met gelijkgestemden van gedachten wisselen over deze materie (en alle andere dingen die je wil bespreken)? Kom naar de café-avond ‘Verhalen uit de Samenleving’ op 2 september in Rotterdam!