Cultuurfilosofisch vakantieverslag: Walden in Drenthe, deel IV (slot)

09-09-2018 23:36

We zijn in bijna volledige tweezaamheid. Mijn schoonzus met hond is twee dagen op bezoek geweest. Verder spreken we alleen met elkaar. Contact met de jongens en de familie hebben we via WhatsApp. Een vriend stuurt foto’s van zijn ‘ik wil wat van de wereld zien’-reis door Sri Lanka en de Maldiven. Het landschap is er anders dan in Drenthe en Groningen. Alles is er exotisch en een attractie. Ik weet nu dat ik er niet zal komen. Ik wil niet meer vliegen. Er moet wel een heel dwingende reden zijn, of heel veel morele laksheid van mijn kant, wil ik nog in het vliegtuig stappen. Vliegen is als vlees eten voor een veganist. De Maldiven is een eilandengroep die, evenals andere eilanden, op korte termijn onder water zal verdwijnen. De Maldiven zijn het nieuwe Atlantis. Afscheid van de Maldiven is afscheid van het tijdperk van de onschuld van de mens.

Ik denk soms dat ik een amateurfotograaf ben. Ik doe alles met de camera’s op mijn telefoon. Het voordeel daarvan is dat ik die altijd bij me heb en dat het snel kan. Met fotograferen geef je compositie aan de wereld. Fotograferen is een dynamiek tussen kijken en observeren. Ik kijk om me heen om te zien of ik een mooie foto kan maken; door te fotograferen zie je de wereld met fotografische blik en zie ik composities, scherptediepte, details, overzichten, kleurenschema’s en vooral veel reflecties. Ik ben niet van de actiefotografie. Ik fotografeer een stille contemplatieve dimensie in de wereld. In mijn fotografie probeer ik de schoonheid die ik in de wereld ervaar tot uiting te brengen, liefst op een complexe manier. Van de vegan lunch in Groningen maakte ik een kleurrijke tablescape. Fotografie is kunst voor ongeduldigen en onhandigen. Voor hen die niet kunnen tekenen of schilderen.

Een ‘tablescape’ van twee veganistische maaltijden, gefotografeerd door Floris van den Berg zelf

Thoreau schrijft:

 

”Mijn manier van leven bracht mij, vergeleken met diegenen die voor verstrooiing moeten omzien naar gezelschap en theater, dit voordeel, dat mijn leven zelf mijn verstrooiing was geworden en nooit ophield nieuw te zijn. Het was een toneelopvoering met veel taferelen en zonder einde.” (in Freriks, p. 193)

 

Op een halfslachtige manier voel ik dat ook. Ik heb in de tijd dat ik hier was geen film gekeken, slechts enkele musea bezocht, geen theater bezocht of muziek geluisterd. Wandelen, denken, lezen, zijn en samen zijn. Vita contemplativa. Nergens in een rij voor gestaan. Geen onderdeel van een massa of zelfs maar een groep geweest. Terugkeer tot de essentie van contemplatieve tweezaamheid.

Er zijn geluiden die de stilte versterken en geluiden die de stilte verbreken. Ik vraag me af in hoeverre dat cultuurgebonden is. Stilte versterkend: De wind in de bomen, de regen op het raam, de zee, vogels. Stilte verstorend: snelweg, langsrijdende auto, blaffende honden, muziek (vooral niet zelfgekozen muziek die je fysiek wordt opgedrongen), geluid van machines, vliegtuigen, joelende kinderen, sportende of maaiende mannen. Stilte verscheurend: snerpende motoren, kettingzaag, straalvliegtuigen.
Het geluid van de zee klinkt haast net zo als dat van een snelweg. Het ene is rustgevend en het andere verstorend.

‘Een filosoof zijn is niet louter het hebben van subtiele gedachten, maar het zo van wijsheid houden, dat men leeft zoals zij voorschrijft.’ Zo merkt H.D. Thoreau op en ‘Het leven heeft geen waarde behoudens die, die je er zelf aan toekent, en ook geen blijdschap tenzij je die zelf erin brengt.’ Leven zoals wijsheid voorschrijft. Het klinkt mooi en wie is er tegen? Maar als ik argumenteer dat filosofen dan ook noodzakelijk veganist zijn (en atheïst, feminist, secularist, scepticus, humanist en liberaal) dan worden de hakken van de leren schoenen weer in het zand gezet en worden de drogredenen en onhoudbare rationalisaties opgesomd. Algemene wijsheden vinden mensen prachtig, maar concrete toepassingen daarvan weer niet. Mensen zeggen voor mensenrechten te zijn, maar als men dan ontdekt dat bijvoorbeeld de Mohammedcartoons ook onder de vrijheid van meningsuiting vallen of dat sociale rechten ook onderdeel van mensenrechten zijn, dan blijken het holle frasen te zijn. Beter is het algemene frasen en wijsheden zoveel mogelijk te vermijden en zo concreet mogelijk te zijn.

Onverwacht stonden we op een zinderend hete avond bij het monument van het Meisje van Yde. Op 12 mei 1897 werd zij in het veen gevonden. Ze ligt nu in het Drents museum in Assen. Het veen heeft haar goed geconserveerd. Ze moet een jaar of zestien zijn geweest, 1.40 meter lang en wordt gedateerd aan het begin van onze jaartelling in wat de late ijzertijd wordt genoemd. Luguber is dat sporen erop wijzen dat ze is gewurgd. Het vermoorden van jonge vrouwen is van alle tijden natuurlijk. Denk aan de moord van de zestienjarige Marianne Vaatstra in 1999 wier moordenaar in 2012 is opgepakt door DNA-testen en een lokale boer bleek te zijn. De vindplaats van het meisje van Yde is gemarkeerd met een monument van zwerfkeien. Hoe lang geleden het ook is gebeurd, het grijpt me aan. Wat mij bevreemdt en waar ik ook geen antwoord op heb is dat het meisje in een museum ligt. Marianne Vaatstra ligt niet in een museum. De gedachte dat vermoorde mensen uit onze tijd, bijvoorbeeld gebalsemd, in een museum zouden liggen, is een taboe. Maar waarom mag het lijk van het meisje van Yde dan wel aan de blikken van toeschouwers blootstaan? Wandelen in Yde stemt tot sombere gedachten. Het wordt er niet beter op want enkele kilometers verder ligt De Punt. Daar waar de Molukse treinkapers de trein tot stilstand brachten en waar het tot een gewelddadige ontknoping kwam. Thuis zocht ik informatie erover op. De kaping duurde heel lang, van 23 mei tot 11 juni 1977. Negen treinkapers van Molukse afkomst kaapten de intercity Assen-Groningen. Bij de bestorming van de trein door mariniers kwamen twee gegijzelden en zes kapers om het leven. Een eerdere treinkaping had plaats gevonden in 1975, ook in Drenthe, bij Wijster, waarbij de kapers twee passagiers en de machinist vermoord hadden. In die treinkapingen balden de gevolgen van koloniaal geweld zich samen. Molukkers hadden in het KNIL meegevochten tegen onafhankelijkheid van Indonesië. In 1951 kwamen de Molukkers zogenaamd tijdelijk naar Nederland om dan terug te keren naar een beloofde onafhankelijke republiek Molukken. Nederland kon die belofte uiteraard niet waarmaken. Het Molukse terrorisme was een wanhoopspoging om Nederland zijn belofte gestand te laten doen. In 2018 is de treinkaping uit 1977 nog steeds in het nieuws omdat er gediscussieerd wordt of de mariniers die de bestorming uitvoerden schoten met het oogmerk om te doden, of dat het doden niet opzettelijk was. Gezien de ernst van de situatie met tientallen gegijzelden lijkt deze discussie merkwaardig. Inmiddels is het grotendeels vergeten. Zoals alle ellende wegzakt in de sluimer van de geschiedenis. Maar het meisje van Yde is na twee duizendjaar weer opgestaan uit haar graf. Haar tragische levenseinde drukt op het gemoed. Deze avondwandeling brengt niet de gemoedsrust waar ik naar op zoek ben. Er is wel rust en je kunt wel rust vinden, maar dan moet je je wel goed afsluiten van de wereld, zowel van verleden, heden als de toekomst. Alleen door de wereld te beleven via een smal geconstrueerd nu op een klein stukje aarde en afgezonderd van alles, is het mogelijk om niet gebroken te worden door de onoplosbare ellende en misère die er is. Enkele maanden terug schreef ik op verzoek van het landschapsblad Noorderbreedte een cultuurfilosofisch essay over het Drentse landschap. Ik noemde het Het schuldige landschap. Ik had het opgehangen aan een wandeltocht met mijn zoon waar we een deel van het Drenthepad vanaf station Beilen liepen. De natuur is mooi, maar alleen als je geen oog hebt voor de holocauststructuur in het landschap: de barakken waarin de dieren samenhokken totdat ze worden vermoord. De wandeltocht leidde over voormalig kamp Westerbork waarin barakken staan waarin mensen werden opgehokt totdat zij werden afgevoerd naar vernietigingskampen. En terwijl bezoekers daar devoot en ontdaan zich afvragen: hoe is het in godsnaam mogelijk? participeren de meesten van hen aan een nieuwe voortgaande holocaust van de dieren. Al die lieve en aardige mensen participeren aan de holocaust. Wie met deze blik door het platteland loopt heeft moeite om niet in wanhoop of wanhoopsdaden te vervallen. Wie gelukkig wil zijn en wil genieten van het leven, moet empathisch afgestompt zijn. Hoe kunnen mensen in vrede hun leven leiden terwijl overal rondom hen op ongekende schaal geïnstitutionaliseerde moord op dieren plaatsvindt?

De zon blakert het landschap. Groen wordt geel. Er is een sproeiverbod. De oogst verdort. De aanhoudende hitte maakt dat de stemming omslaat van vrolijkheid naar ongerustheid. Voor wie het wil zien is dit het begin van de toekomst. Dit is het Antropoceen waarin de opwarming van de aarde zal leiden tot extremere weersomstandigheden zoals droogte en hitte. Ik schreef een opinieartikel over de kwetsbaarheid van de landbouw en daarmee de voedselvoorziening, want de droogte heerst in heel Europa. We wanen ons onoverwinnelijk en los geworsteld van de natuur. Maar ondanks alle technologie blijven we kwetsbaar. De Volkskrant wilde het zowaar plaatsen, maar deed het uiteindelijk toch niet. Zo belandde het op ThePostOnline waar ik door reaguurders word uitgemaakt voor ‘klimaatgekkie’. Bij Wateren brandt een flink stuk heidegebied af. The times, they are a changing. De ecologische crisis voltrekt zich voor onze ogen, maar wij zijn bezig met al die andere dingen die belangrijk lijken.

Ik sluit mij hier in Walden af en trek mij terug van de confrontatie met de buitenwereld voordat de woede en frustratie in golven over mij stroomt. Hier in Drenthe lukt het mij om de woede tot een abstractie weg te duwen en word ik er niet door gehinderd. Soms, bij lezingen en voordrachten, golft de woede ineens op. Vlak voor de vakantie gaf ik een lezing over macht voor een groep studenten. Ik liet zien dat mensen macht misbruiken om anderen hun wil op te dringen en dat mensen dat op grote schaal doen met niet-menselijke dieren. Ik beantwoordde in snel tempo vragen die ik in mijn boeken, met name De vrolijke veganist, uitgebreid behandel. Na afloop was er een gesprek met een groepje studenten, waaronder eentje die opviel door de volhardendheid van zijn verzet tegen mijn argumentatie. Hij zei: ‘Ja, morgen eet ik toch gewoon weer vlees!’ Niet echt verrassend, want dat zal voor de meeste van de toehoorders gegolden hebben, maar doordat hij het zo expliciet uitsprak werd mijn woede gewekt:

 

”Kijk, als jij nu gezegd had: “ik ga nu naar buiten en verkracht een vrouw”, dan zou ik je bij je strot grijpen en je op je bek timmeren. Als ik je op heterdaad zou betrappen en je met geweld van die vrouw zou sleuren zou ik een held zijn, met bloemen en een onderscheiding van de burgemeester, maar als ik jou nu met geweld blokkeer om te voorkomen dat je een dood dier eet en daarmee schuldig bent aan de dood van dat dier, dan ben ik gewelddadig en crimineel.”

 

Een vegan vriend van me zegt het zo: Ik ben tegen geweld, maar ik zou X toch graag op zijn bek timmeren.’ Maar hij doet het nooit. Hij strijdt geweldloos. En ik ook. Als uitlaatklep zei ik toen ik het café uitbeende kinderachtig ‘eikel!’ tegen hem. Dat is dan weer jammer, niet omdat ik dat niet vind, maar omdat van al mijn argumenten het eikel zeggen het duidelijkst herinnerd wordt en o, o wat is dat erg! En zo dendert de dierenholocaust door en ergeren wij ons aan mensen die moeite hebben hun woede daarover te kanaliseren tot binnen de geaccepteerde fatsoensnormen. Daarom nu zelftherapie: shinrin-yoku.

In de bossen bij Anloo ligt het pinetum Ter Borgh. Dat is een prachtige naaldbomentuin die zonder hek overloopt in de omringende bossen. Er staan zo’n 500 soorten naaldbomen. Ik lees dat het is aangelegd in 1953. ‘Ademloos staat de wandelaar stil en verwondert zich over zoveel verscheidenheid in kleuren en vormen van de naaldbomen.’ En zo is het. Het was een snikhete dag en het had al weken niet geregend. Ik zag een jonge naaldboom die het zienderogen moeilijk had met de droogte. Ik had een fles water mee. Ik had ook dorst en het was nog een uur lopen naar de auto en dan nog een minuut of twintig rijden naar Walden. Ik besloot mijn water af te staan aan de boom. Gretig slokte het droge zand rondom het boompje het water op. In een beroemd voorbeeld van Peter Singer gaat het om een hond die bijna omkomt van de dorst. Volgens Singer moeten belangen gewogen worden: equal consideration of interests. Jij hebt een belang omdat je dorst hebt, maar je gaat niet dood zonder water; de hond heeft een levensbelang bij het water. Het belang van de hond is groter en daarom moet het water moreel gezien naar de hond. Of de boom.

In Eelde is een minimuseum dat een opvallende visie koestert:

 

”Museum De Buitenplaats wil […] jong en oud bewust maken van de rol van kunst, natuur en architectuur in de samenleving en ze inspireren tot vrij en autonoom denken.”

 

Dat is ouderwetse kunst tot verheffing van het volk.

 

”Naast wisselende exposities vinden er met regelmaat kamerconcerten en voordrachten van dichtkunst plaats.”

 

Ik vind het prachtig, maar hoe een museum en een tuin kan aanzetten tot autonoom en vrij denken zie ik niet, al hoop ik dat het waar is. Het museumgebouw, of beter gezegd het paviljoen, is in een wat antroposofische stijl opgetrokken. Het is ontworpen door Ton Alberts in organische stijl. De tuin eromheen is mooier dat de botanische tuin in Haren. Het museum is een privémuseum in de achtertuin van het echtpaar Van Groeningen. De collectie bestaat uit Nederlandse figuratieve schilderkunst vanaf 1945. Op het alwetende internet lees ik dat de directe aanleiding voor de bouw van het museumpaviljoen de plannen van de gemeente waren om op die plek een flatgebouw neer te zetten. Blijkbaar lukt het soms toch om snode plannen van de overheid te doorkruisen en nu staat er geen flat maar een fraai gebouw. De jaarlijkse gemeentelijke subsidie wordt teruggedraaid en het museum komt in zwaar weer.

Veel van de kennis in dit essay heb ik verzameld toen ik al weer thuis was. Cees Nooteboom schrijft zijn reisessays vaak veel later en op andere plekken dan waar hij over schrijft. Freriks merkt op: ‘Je ziet de wereld door de lens van je kennis.’ Maar door het opzoeken van gegevens over wat ik me herinner voeg ik kennis toe en verandert mijn herinnering. De vakantie verdubbelt zich en verandert. Ik weet achteraf beter wat ik zag, wat ik dacht en wat verbanden zijn. Dan heb ik weer halfslachtig spijt dat ik niet beter mijn huiswerk heb gedaan en wil ik terug om beter te kijken. Reizen dichtbij huis is moeilijk. Het lijkt of de alledaagsheid en gewoonheid je afstompt. Het gaat erom de wereld te ervaren alsof je op reis bent. De wereld een reiziger.

 

Lees ook:

Cultuurfilosofisch vakantieverslag: Walden in Drenthe, deel I

Cultuurfilosofisch vakantieverslag: Walden in Drenthe, deel II

Cultuurfilosofisch vakantieverslag: Walden in Drenthe, deel III