Recensie

Mijn strijd – Heldere inleidingen Willem Melching maken nieuwe Nederlandse editie Mein Kampf absolute aanrader

24-09-2018 12:38

Aanvankelijk had ik grote bedenkingen bij de verschijning van een nieuwe Nederlandse vertaling van Hitlers Mein Kampf. De oude, getiteld Mijn kamp van Steven Barends uit 1939, is immers in gemoderniseerde vorm gratis online beschikbaar. Net als het origineel. Ook rees de vraag of Nederlandstalig publiek überhaupt geïnteresseerd zou zijn in een heruitgave?

Het antwoord op die laatste vraag is duidelijk: ja. Mijn strijd, de eerder deze maand verschenen nieuwe vertaling van Mein Kampf blijkt net als de in 2016 verschenen wetenschappelijke Duitse editie een bestseller. Herdruk volgt op herdruk: bij het schrijven van dit stuk ligt de vijfde druk op de persen, waarmee de teller op 22.500 exemplaren staat. Dit lijkt zeer sterk op wat in Duitsland gebeurde – daar zijn intussen al 100.000 exemplaren van de nieuwe editie verkocht.

Die Duitse editie is door historicus Othmar Plöckinger voorzien van uitvoerige inleidingen en een zeer uitgebreid notenapparaat. Dit om Hitlers leugens en gif zoveel mogelijk te neutraliseren. De Nederlandse editie, verzorgd door historicus Willem Melching en vertaald door Mario Molegraaf, onderscheidt zich van de Duitse uitgave door de korte inleidingen, zonder op elk detail in te gaan.

En terecht, want Mein Kampf staat zó boordevol leugens, verdraaiingen en plat bedrog, dat aandacht besteden aan elk afzonderlijk verzinsel het zicht op het grote verhaal ontneemt. En dat is dat Mein Kampf een politiek pamflet is, waarin de agenda van het nationaalsocialisme klip en klaar wordt verkondigd.

Het boek richt zich niét tot niet-gelovigen of tegenstanders, maar op publiek dat al gewonnen is voor de verwrongen denkbeelden van het nationaalsocialisme. Dat, zo hamert Hitler het er bladzijde op bladzijde in, gestoeld is op Hitlers leiderschap, kadaverdiscipline, meedogenloosheid, raszuiverheid, de bestrijding van de doodsvijand van het Duitse volk – het internationale Jodendom – en op het vestigen van Duitsland als wereldmacht, door het veroveren van grondgebied in Oost-Europa.

De Nederlandse editie bestaat in feite uit twee boeken: elk hoofdstuk uit Mijn strijd heeft Willem Melching voorzien van heldere inleidingen, waarmee hij enerzijds de lezer door Hitlers woordenjungle gidst en anderzijds een overkoepelend verhaal vertelt dat inzichtelijk maakt wat Hitler voor ogen had en hoe hij opereerde. Bij geen ander historicus heb ik dat zo grondig en bondig beschreven zien staan – alleen daarom al is aanschaf van deze nieuwe editie een absolute aanrader.

Dat Hitler tot zulke hoogten kon stijgen ligt voor een groot deel aan zijn redenaarstalent. Hij was een meester in het bespelen van live-publiek, van kleine gezelschappen in huiskamers tot aan zalen met duizenden toehoorders. In Mein Kampf legt hij uit hoe hij te werk ging.

“De spreker [krijgt] vanuit de menigte waarvoor hij spreekt een voortdurende correctie op zijn rede, doordat hij onophoudelijk aan de gezichten van zijn toehoorders kan afmeten in hoeverre ze in staat zijn z’n uiteenzettingen met begrip te volgen en of de indruk en het effect van z’n woorden tot het gewenste doel leiden.” (blz. 592).

“De spreker, [zal] (…) wanneer hij een grote en geniale volksredenaar is, (…) hetzelfde verwijt en dezelfde stof zelden twee keer in gelijke vorm herhalen. Hij zal zich altijd zo door de grote massa laten dragen dat hij daaruit gevoelsmatig precies de woorden put die hij nodig heeft om zijn toehoorders van dat moment te raken. Ook al maakt hij een kleine vergissing, dan heeft hij de levende correctie altijd voor zich. Zoals in bovenstaande al gezegd, kan hij aan de mimiek van zijn toehoorders aflezen of ze ten eerste begrijpen wat hij zegt, of ze ten tweede het geheel kunnen volgen en in hoeverre hij hen ten derde van de juistheid van het betoogde heeft overtuigd.” (blz. 593).

Kijkers van Tros Opgelicht en slachtoffers van beroepszwendelaars zullen in deze omschrijvingen de technieken herkennen waarvan geslepen oplichters zich bedienen. Toch blijft bij Hitler de vraag in hoeverre hij als oplichter gezien moet worden. Een oplichter verkoopt iets waarvan hij weet dat het vals is. Maar Hitler? Hij heeft bewust leugens verspreidt over zijn verleden. Dat maakt hem tot een oplichter. Maar alles wijst er op dat hij zelf geloofde in de denkbeelden die hij in Mein Kampf ventileerde. En dat maakt hem juist niét tot een oplichter. In het boek zet hij zijn politieke agenda uiteen:

“Het heroveren van de verloren gebieden lukt (…) alleen door wapengeweld” (blz. 775). “Wij willen weer wapens!” (blz. 780). “Maar bezit ons volk een staatsleiding die daarin haar missie ziet, dan zullen geen zes jaar verstrijken of de dappere buitenlandse politieke leiding van het Rijk zal de beschikking hebben over een even dappere wil van een naar vrijheid dorstend volk.” (blz 781). [De taak van de nationaalsocialistische beweging is] zorgen dat, de algemene woede uitgaat naar de kwaadaardige vijand van de mensheid (blz. 788-789). “Duitsland wordt wereldmacht of zal helemaal niet zijn.’ (blz. 808).

Deze ‘voorspellingen’ zijn bijna allemaal uitgekomen. Alleen zijn belofte van een duizendjarig rijk, ‘een duizendjarige toekomst‘ (blz. 511), voor het Duitse volk loste hij niet in: hij gaf ze dertien jaar hel en decennia van haat.

Hitler laat er geen twijfel over bestaan: de Joden zijn schuld aan alles. “Joden waren het en zijn het die de neger aan de Rijn brengen, steeds met dezelfde bijbedoeling en het duidelijke doel door de aldus onvermijdelijk optredende verbastering het door hen gehate blanke ras te verwoesten, dat van de culturele en politieke hoogte ervan neer te smijten en zelf op te klimmen tot meester ervan” (blz. 411).

Niet alleen had ‘de Jood’ ‘de neger aan de Rijn’ (lees: naar Frankrijk) gebracht, maar ook hield ‘de Jood’ de Sovjet-Unie in de greep, “waar hij met werkelijk satanische woestheid dertig miljoen mensen voor een deel onder onmenselijke kwellingen doodde of liet verhongeren, om te garanderen dat een stelletje Joodse scribenten en beursbandieten de macht over een groot volk kregen.”

Right: Joodse beursbandieten in het Kremlin…. Hitler laat daarop volgen: “Het einde betekent niet alleen het einde van de vrijheid van de door de Jood onderdrukte volkeren, maar ook het einde van deze volkerenparasiet zelf. Met de dood van het slachtoffer sterft vroeger of later ook deze volkerenvampier” (blz. 413). En op blz. 99-100: “Overwint de Jood met behulp van zijn marxistische geloofsbelijdenis de volkeren van deze wereld, dan zal zijn kroon de dodenkrans van de mensheid zijn, dan zal deze planeet net als duizenden jaren geleden leeg van mensen door het zwerk gaan.”

Dit is de kern van Hitlers doemscenario. Maar er is één oplossing. Hitler: “Daarom denk ik inmiddels in de geest van de almachtige schepper te handelen: ”Door mij tegen de Jood te verweren, strijd ik voor het werk van de Heer.” (blz. 100).

Tsja.

Hitler had niet alleen ‘iets’ tegen Joden – waarbij hij gemakshalve aanhangers van het Joodse geloof als volk en ras wegzette – ook vond hij elke niet-Germaan minderwaardig. Vooral zwarte Afrikanen (‘negers’) moesten het bezuren, maar ook Indiërs, Egyptenaren en ‘gele Aziaten’ vond Hitler raciaal minderwaardig. (blz. 813). Dat roept de vraag op of de islamitische extremisten die maar al te vaak dwepen met Hitler en Mein Kampf  enige notie hebben van ‘s mans werkelijke denkbeelden en standpunten. Waarschijnlijk niet – en reden te meer om de nieuwe editie van Mein Kampf in het onderwijs te gebruiken. Een beter geneesmiddel tegen antisemitisme (hé – Arabieren zijn óók semieten!) en racisme, mits kundig toegediend, bestaat niet.

Mein Kampf bevat meerdere passages die geïnterpreteerd kunnen worden als aankondigingen van de grootschalige moord op Joden. Het duidelijkst zijn deze twee.

“Overigens is (…) mijn stellingname (…) dat ooit een nationaal Duits gerechtshof ettelijke tienduizenden van de organiserende en daarmee verantwoordelijke misdadigers van het novemberverraad en alles wat daarbij hoort dient te veroordelen en terechtstellen” (blz. 678). Hoofdverantwoordelijk voor het ‘novemberverraad’, oftwel de Duitse capitulatie in 1918, was volgens Hitler, weinig verrassend, ‘het Jodendom’.

En: “Wanneer men aan het begin van de [Eerste Wereld]oorlog en tijdens de oorlog eens twaalf- à vijftienduizend van deze Hebreeuwse volksbedervers net zo onder gifgas had gehouden als honderdduizenden van onze allerbeste Duitse arbeiders (…) het op het slagveld moesten dulden, dan was het miljoenenoffer van het front niet vergeefs geweest. Integendeel: twaalfduizend schurken op het juiste moment uit de weg geruimd, had misschien een miljoen fatsoenlijke, voor de toekomst waardevolle Duitsers het leven gered” (blz. 839).

Toch ligt het volgens Melching anders: “Hitler wilde de Joden uit Europa ‘verwijderen’ door emigratie naar onherbergzame oorden zoals Madagaskar en Siberië. Maar omdat de oorlog tegen de Sovjet-Unie veel moeizamer verliep dan verwacht veranderde hij in de loop van de zomer-herfst van 1941 van mening. Vanaf dat moment stuurde hij aan op de vernietiging van de Joden door dwangarbeid, slechte behandeling en de vernietigingskampen” (blz. 825).

Ik vraag het me af. In Mein Kampf komen geen verwijzingen naar Siberïë of  Madagaskar voor. Het plan om Joden naar Siberië te deporteren zou, volgens Hitlerbiograaf Ian Kershaw (Hitler 1936-1945. Nemesis, blz 462), stammen van SS-planners onder leiding van hun chef, Heinrich Himmler, en dateren uit eind juni 1941. Zo’n deportatie zou overigens een even onherroepelijk doodvonnis hebben betekent als een treinreis naar de vernietigingskampen – maar dit terzijde.

Madagaskar kwam voor het eerst in 1938 ter sprake (Kershaw, blz. 134), maar onduidelijk is of Hitler of iemand uit zijn entourage dat eiland noemde. Ook is onduidelijk waarom specifiek Madagaskar genoemd werd. Deportatie van ‘het Jodendom’ naar een Franse kolonie met een ‘negervolk’ lijkt gezien de inhoud van Mein Kampf wel het laatste wat Hitler zou willen.

Hitler hamert er in zijn boek zó op dat het Jodendom de ‘doodsvijand’ is, een ‘volkerenparasiet’ waar meedogenloos tegen moet worden opgetreden, dat mijns inziens de grootschalige moord, of beter gezegd: de uitroeiing Joden al in 1923 op zijn agenda stond. Alleen het hoe en wanneer, dat zal de vraag geweest zijn.

Wie de originele Duitstalige tekst vergelijkt met de oude Nederlandse vertaling van Steven Barends en de nieuwe van Mario Molegraaf, zal direct opmerken hoeveel beter de recente versie is. De Mijn strijd uit 2018 ís Hitler. Het scheelt natuurlijk dat Molegraaf in tegenstelling tot Barends géén nazi is , die een beschaafdere  Hitler aan het Nederlandstalige publiek wilde verkopen. Bovendien: Barends was destijds 24 jaar en had vóór hij zich aan Mein Kampf zette nog maar één eerdere vertaling afgeleverd. Molegraaf, die negen maanden aan de huidige vertaling werkte, is 59 en heeft vanaf 1982 tientallen vertalingen verzorgd. Met Mijn strijd heeft hij – hoe vreemd het ook klinkt – een meesterlijke vertaling afgeleverd, waarvoor hij niet genoeg geprezen kan worden.

Een klein voorbeeld volstaat  – de volgende passage is het slotstuk van een beschrijving van een door Hitler bijgewoonde bijeenkomst van een burgerlijke politieke partij.

Hitler: “Und das soll zur Verherrlichung eines heldenmütigen Ringens von Hunderttausenden von Preußen und Deutschen dienen? Pfui Teufel und wieder Pfui Teufel! (Mein Kampf, blz.540).

Barends: “En zo een onzin zou goed genoeg zijn, om de helden strijd van honderdduizenden Pruisen en Duitsers te verheerlijken. Bah! en nog eens Bah!  (Mijn kamp, blz. 610/611).

Molegraaf: “En dat zou moeten dienen om een heldhaftige worsteling van honderdduizenden Pruisen en Duitsers te verheerlijken? Jakkes en nog eens jakkes! (Mijn strijd, blz. 608).

Adolf Hitler. Mijn strijd. Vertaald door Mario Molegraaf. Van inleidingen, commentaar en annotaties voorzien door Willem Melching. Prometheus, Amsterdam, 2018. 856 blz. 49,99 euro.