Op de universiteit leerde ik destijds een nieuw woord kennen, dat ik eerst niet goed begreep. Het klonk echter heel chique, zodat ik vol eerbied het als iets vanzelfsprekend beschouwde. Iets dat er gewoon bij hoort. Ik heb het hier over het begrip ’overheadkosten’. Als voor een bepaald iets een budget moest worden gemaakt, dan was er altijd een post voor ’overheadkosten’. Een post die vaak hoger was dan alle andere kosten. Omdat die post met zoveel ontzag werd opgevoerd, dacht ik in mijn naïviteit dat het zo hoorde. Bovendien was het jargon dat de ambtenaren hanteerden vaak zo ondoorzichtig, dat ik bang was heel domme dingen te zeggen. Slechts achteraf ontdekte ik dat hun obscuur gekrakeel domheid verborg. Een anekdote, die ik mij nog steeds met liefde herinner, kan dit verhelderen.
Ik had ooit een gesprek met een ambtenaar over het personeelsbudget. Hij maakte een berekening en ik zag dat hij bij het optellen een fout maakte van 70.000 euro. In mijn voordeel. Ik zei niets want met dat bedrag kon ik destijds twee junior onderzoekers aanstellen. Wat geschiedde. Achteraf heb ik nooit iets gehoord over deze som geld die niet eens bestond. Dit waren overheadkosten in de letterlijke zin ’over het hoofd gezien’.
Had ik toen maar de Dictionnaire Philosophique van Voltaire gelezen! In dit boek uit 1764 heeft mijn geliefde filosoof het weliswaar niet over overheadkosten, maar onder de rubriek ’Fertilisation’ (vruchtbaar maken) maakt hij op satirische wijze duidelijk hoeveel nuttelozen leven op de rug van noeste werkers. Zijn verhaal verloopt kort samengevat als volgt:
Voltaire komt tijdens een wandeling voorbij prachtige en vruchtbare velden, met aan de ene kant bossen op een berghelling en aan de andere kant een meer waar lekkere vissen in zwemmen. Hij komt aan een huis waar goed doorvoede en krachtige mensen wonen. Voltaire spreekt tegenover hen zijn bewondering uit over de zo goed bemeste weilanden. Hun antwoord is echter dat zij hun handen daar niet aan vuil maken. Zij vervolgen de boeren die hun producten aan het buitenland verkopen. Hun werk bestaat erin anderen schrik aan te jagen en daarom moeten zij zelf geen belasting betalen. Voltaire wandelt verder en komt nu aan een huis waar de directeur van de belastingdienst woont, samen met talrijke ambtenaren die de lijst van de belastingbetalers bijhouden. In andere prachtige huizen wonen rechters, andere hoogwaardigheidsbekleders en ook mannen ’in ridicule zwarte gewaden’ die rondlopen met een grote zak om geld in te zamelen in naam van God. Uiteindelijk ziet Voltaire in de verte de boeren die op het land zwoegen. Deze noeste arbeiders zijn slecht gekleed en hongerig.
Wat is de moraal van dit verhaal? Diegenen die het echte werk doen worden ondergewaardeerd en om hen heen circuleren een hele boel mensen die er goed van leven en het voor het zeggen hebben. In de bedrijfskunde – een vak van hetzelfde niveau als genderstudies, maar dan voor mannen – worden overheadkosten gedefinieerd als geld dat een organisatie aan zichzelf besteedt, maar dat niet ten goede komt aan de doelen van deze organisatie. Een vreemde definitie trouwens. Als het niet ten goede komt aan de doelen, waaraan dan wel? Voltaire wist 250 jaar geleden al hoe de vork in de steel zat.
Ik speel soms met de stoute gedachte om alle ambtenaren van het ministerie van onderwijs, al diegenen die werken in schoolbegeleidingsdiensten, alle leerlingbegeleiders en alle onderwijskundigen gewoon voor de klas te zetten als leerkracht. Dan zouden we wellicht de klassengrootte in het basis- en secundair onderwijs kunnen reduceren tot tien leerlingen. Het tekort aan leerkrachten wordt meteen opgelost, want het wordt weer een leuk beroep zonder al die bemoeials.
Dezelfde strategie zou kunnen worden toegepast in de zorgsector, in de jeugdzorg en in de ziekenhuizen. Demente bejaarden zouden in plaats van tien minuten verzorging, een uur lang gekoesterd kunnen worden. Jonge delinquenten, die nu in een klas komen te zitten met tien leerlingen, zouden op straat en tot in het gezin intensief gevolgd kunnen worden. Wachtlijsten in de ziekenhuizen worden opgegeven, artsen zouden meer plezier hebben in hun werk en niemand zou aan verpleegkundigen vragen om formulieren in te vullen. Tel uit je winst.