Het onderwijsprogramma van Forum voor Democratie werd onlangs onder mijn aandacht gebracht, evenals het verzoek om er kort op te reflecteren. Hun onderwijsvisie staat opgesomd in veertien punten. In eerste opzicht geven die weinig aandacht aan het MBO, buiten dat men “praktijkles en ambacht vooropstelt”. Toch vertegenwoordigt het MBO de bulk van het onderricht in Nederland. Dit artikel dient om de discussie over het onderwijs tot de kern te brengen.
In deze discussie horen we geregeld over het bevorderen van excellentie – ‘we moeten af van de zesjescultuur’ en dergelijke gemeenplaatsen. Om te beginnen moet ik daarover zeggen dat dit calculerende minimalisme een steekhoudend uitgangspunt is in de cultuur zoals deze buiten het onderwijs bestaat. Een goede baan krijg je omdat je de juiste mensen kent – deugen en netwerken. Bijna niemand kijkt naar tentamencijfers en bij de meeste sollicitatiegesprekken blijken CV’s slecht te zijn gelezen. Laat staan dat schoolrapporten worden doorgeploegd.
Waar wel men wél op ‘excellentie’ selecteert, werkt dit vaak averechts. Ooit ging ik om met een studente die koste wat kost wilde promoveren op de antieke geschiedenis. Dat kon alleen als ze gemiddeld een acht stond. Hierom volgde ze maar enkele vakken per jaar en stelde ze de overige vakken uit. Met mijn twee voltijdstudies haalde ik 90 studiepunten per jaar: toch keek ze erop neer dat ik uit pragmatisme hier en daar genoegen nam met een zes of een zeven om de vaart erin te houden.
Bovendien betekent het halen van hoge cijfers in ons progressief gekleurde onderwijs dikwijls dat een student alleen het juiste deugverhaaltje opschrijft – realistische beschouwingen leiden tot puntenaftrek. Eindexamenkandidaat Tristen Strijkert ontving bij zijn diploma-uitreiking een geschenk van zijn geschiedenisdocent: een boek over het ’opkomende fascisme’ van FvD. Al eerder kreeg een student een 10 voor een scriptie die betoogt dat de PVV fascistisch is.
Tijdens mijn lerarenopleiding was er in Aalten een docent maatschappijleer die leerlingen tv’s liet knutselen met daarop politieke partijen. Alle tv’s met rechtse partijen werden naar huis meegegeven en de linkse tv’s kwamen in de klas te staan. Overal waar ik lessen volgde of doceerde rukte die ideologie verder op: het is zinloos er wat van te zeggen want je staat altijd alleen en verliest direct je baan. Alle ‘rechtse’ studenten weten: je zwijgt wijselijk, haalt je papiertje, en dan zeg je een keer wat je echt vindt. We zijn dus genoodzaakt om onderwijs op realistische grondslag zélf op te bouwen. Dit begint met mijn nieuwe boek Kerkgangers & Zuilenbouwers, dat binnenkort verschijnt.
Nog een voorbeeld stamt uit mijn Master geschiedenis. Toen wij een opstel moesten schrijven over religie in de Middeleeuwen, schreef iedereen een kritisch essay over de katholieke kerk en haalde een voldoende. Ik schreef als enige kritisch over de islam en haalde een vijf. Bij de herkansing schreef ik ook maar een kritisch verhaal over de kerk: dat werd een 7,5. Wantrouw studenten met hoge cijfers – velen van hen danken die status aan de echo van de heersende ideologie. Dit probleem is ernstiger geworden sinds vakken als postkoloniale genderstudies dominanter werden binnen het curriculum – dr. Eric C. Hendriks bracht dit gevaar in kaart.
Zij die de hoogste cijfers halen zijn dikwijls niet degenen die de zaak van veel kanten kunnen bekijken. Want wie dat kan, zal ook iets kritisch schrijven over neem nu het geromantiseerde Al-Andalus. Politiek-correcte historici zullen dat niet honoreren. Forum voor Democratie kan dus beter een deel van die veertien punten vervangen door een beter punt. Namelijk het oprichten van minstens één universiteit op realistische grondslag. Want realisten, patriotten en niet-politiek correcte vrijdenkers worden via formele en informele technieken geweerd. In Kerkgangers & Zuilenbouwers zal ik dit nader uitdiepen met verslagen van mensen met praktijkervaring. Destijds benoemde Pieter Duisenberg (VVD) dit al als ‘glazen plafond’. Het oprichten van een realistische universiteit is dus veel belangrijker én effectiever dan discussies op details.
Onderaan de streep blijft bij elk debat over onderwijs en onderwijshervormingen één feit als een paal boven water staan. Een handvol goede en intrinsiek gemotiveerde studenten stroomt door naar de epische scholen met een strenge ‘selectie aan de poort’. Andere onderwijzers blijven hoe dan ook zitten met enorme reservoirs aan ‘petjesallochtonen’ waarmee zij feitelijk weinig kunnen en die betaalde bezigheidstherapie krijgen op een MBO. Persoonlijk ken ik meerdere MBO-docenten en als het hun hoofddoel is om de omschreven types van de straat te houden, dan zeg ik het nog mild.
Rond mijn twintigste levensjaar nam ik als beginnend docent deel aan de VVD-partijcommissie Onderwijs. Vanuit mijn schooltje op het Gelderse platteland met de trein naar Den Haag om te vergaderen in statige grachtenpanden – het was me wat. Niet dat dat onderwijs nu zo eenvoudig was. Onder de docenten heerste namelijk nog een gemoedelijk ons-kent-ons dorpscultuurtje, terwijl de agressievere stadscultuur al stevig was doorgedrongen tot de leerlingen en ouders.
In ieder geval draaide elke discussie in die partijcommissie erop uit dat een kleine kerngroep van elitefiguren zich middels privé-onderwijs en exclusieve gymnasia van de grote massa afschermde. Dit was echter totaal niet representatief voor de bredere ontwikkeling van onderwijs in Nederland. Op een zeker moment vroeg een vaste deelnemer: “Goh, zit jij ook bij Mensa?” Toen wist ik dat mensen vooral in die commissie zaten om zich te profileren: alles wat je wel of niet zegt wordt een stap om te klimmen of te dalen op de apenrots. Dit was toen de betreffende een logo meende te herkennen op mijn kladblok. Dat kladblok kwam echter uit de bouwwereld en ik kreeg het mee van mijn vader die daar werkt.
Enige jaren terug belandde ik op audiëntie bij de Commissaris van de Koning. Die had mijn CV wél gelezen en vroeg waarom ik geschiedenis en filosofie had gestudeerd. Toen ik naar waarheid antwoordde, “uit intrinsieke motivatie”, keek hij wat verrast. Vele blanke studenten moeten van een rijke papa of mama per se naar de universiteit, terwijl ze het studeren zelf niet bijzonder boeiend vinden. Tijdens mijn lerarenopleiding omschreef Danny Preil deze types als volgt: “Dit zijn lieden, studeren boeit hen niets. Ze doen het omdat hun ouders het betalen en gaan er onverschillig mee om. En later in hun leven kijken ze op anderen neer als domme mongolen die niet hebben gestudeerd.”
Bij allochtonen is dit dikwijls andersom: de familie vindt het niet boeiend, dus je moet het zélf boeiend vinden anders geraak je niet op een universiteit. In de islamitische wereld staat genialiteit gelijk aan het uit het hoofd kennen van de Koran. Natuurlijk zijn er nuances – zo ligt het bij Iraniërs, Afghanen en seculiere Turken net wat anders – maar zoals ik al zei: dit gaat over de rode draad van een breed thema. Laten we die niet uit het oog verliezen.
Het grote punt is dat meer dan de helft van de studentenbevolking bestaat uit MBO’ers die naar scholen gaan waar ‘petjesallochtonen’ per klas de sfeer bepalen. Samen met de Priscilla’s die vooral met lipstick, nagelvijltjes en spiegeltjes in de weer zijn en populaire reality-tv bespreken. Daarbij is steeds de belangrijkste vraag, wie doet het met wie? De stelling van Pythagoras haalt het niet bij de amusementswaarde van die gespreksonderwerpen. De docent weet dit maar al te goed: die vult zijn uren en vangt zijn loon.
Met de voeten op tafel, pokeren in de klas, dealen op het plein en seks in de toiletten – een nieuwsbericht over een school in Rotterdam schept een sfeerbeeld. Leraren doceren in kantines omdat studenten niet naar de lokalen komen. Wie dit leest zal denken: “Ik wil het MBO vermijden voor mijn kind.” Toch belandt meer dan de helft van de studenten daar.
Al is een gemiddelde MBO niet zo extreem – de consensus blijft: ‘Wij doen alsof we doceren, zij doen alsof ze wat leren.’ De boel bij elkaar houden staat boven kennisoverdracht. Tijdens een helder moment vertrouwde een docent mij toe: “De meest wakkere van onze studenten hebben het door. Zij snappen dat ze het kunstje waarvoor wij hen opleiden eigenlijk niet in de vingers hebben. De school blijft diploma’s produceren maar de toekomst zal ons de rekening presenteren. Dat zal zijn in de vorm van maatschappelijke instabiliteit.”
Bijna alle leraren in Nederland zijn van deze ongeschreven consensus op de hoogte maar het boeit hen weinig. Ze gaan mee in die amicale sfeer omdat ze begrijpen dat ze de massa niet meer met gezag en autoriteit onder controle kunnen krijgen. It’s all in Plato – lees de eindhoofdstukken in Politeia er maar op na. Ondertussen dendert ons onderwijssysteem voort zonder dat dit ooit onder de aandacht komt van een ministerie. De realiteit op papier verschilt totaal van de realiteit in de klas.
De lancering van Sids nieuwe boek Kerkgangers en Zuilenbouwers zal zijn op zaterdag 8 december, goed bereikbaar in het midden van het land.