”Our grandchildren will ask us one day: Where were you during the Holocaust of the animals? What did you do against these horrifying crimes? We won’t be able to offer the same excuse for the second time, that we didn’t know.”
– Helmut Kaplan
‘Moraalridders zijn irritant omdat ze zwelgen in hun eigen gelijk en anderen het vuur na aan de schenen leggen met hun drammende betweterigheid. Moraalridders, fatsoensrakkers, moralisten, zedenprekers, zedenmeesters, beterweters willen anderen hun normen en waarden opdringen. Moraalridders zijn eenzame missionarissen zonder instituut achter zich. Door ideologie bevangen schreeuwen en tieren ze tegen de grote boze buitenwereld. De moraalridder staat niet open voor dialoog of vriendelijke communicatie. De moraalridder wil zenden, wil gehoord worden, wil zijn of haar toehoorders bekeren tot het goede.’
Althans dit is hoe ik denk dat er doorgaans over moraalridders gesproken wordt.
In de theatervoorstelling De moraalridder van tgEcho speelt actrice Anna Schoen de veganistische moraalridder die zij in het echte leven meer en meer wordt. Ze brengt haar moraalridderij op het podium. Lotte Dunselman, met wie zij tgEcho vormt, speelt de gezel die enerzijds de aangever is voor de moraalridder maar ook met verve de rol van advocaat van de duivel op zich neemt.
Anna opent als ridder in vol ornaat met groot zwaard en gaat er verbaal vol in: ze vergelijkt de bio-industrie met genocide en de holocaust. Lotte is de gezel die als Sancho Panza het idealisme van Don Quichot wil temperen en in goede banen leiden. Ze wil het allemaal minder radicaal want het moet wel gezellig blijven en je moet niet al te moeilijk doen. Van meegaande gezel transformeert Lotte via een tegensputterende advocaat van de duivel, naar een gewelddadige beul die eindigt in een apotheose van geweld tegen de moraalridder. Het gepreek en gedram voor een betere wereld roept bij de gezel niet alleen weerstand op, maar ook fysiek geweld. Dat is, nu ik erover nadenk, wat mij het meest bijblijft, dat een schreeuwende prediker voor een betere wereld uiteindelijk slachtoffer wordt.
Lotte beschuldigt en beschimpt en besmeurt de moraalridder met alles wat slecht en verderfelijk is. Het nare is – al kan ik niet in het gemoed van de mensen uit het publiek kijken – dat de sympathie ligt bij de gezel die zwak zegt te zijn, die niet zo radicaal wil zijn, die gewoon wil genieten, die niet zo moeilijk wil doen, maar dan wel gewelddadig wordt richting de moraalridder. Het zou zomaar kunnen dat de voorstelling daarmee het doel voorbij is geschoten. Want wat is het doel? Sympathie of begrip kweken voor de veganistische moraalridder? Of gaat het ook om de boodschap van de moraalridder: de morele plicht tot activistisch veganisme en een volledige plantaardige wereld – is die overgekomen? Want; kun je als vleeseter jezelf zonder wroeging in de spiegel kijken? Welke boodschap is er bij het publiek overgekomen?
Door het kluchtkarakter van de voorstelling herkennen we niet alleen Don Quichot en Sancho, maar ook slapstick à la Laurel en Hardy. Het gaat om het goed willen doen maar brokken maken. Hierdoor had het publiek via de lach een uitlaatklep voor de ongemakkelijkheid. Mooi was de confessie en zelfreflectie van Anna. Het is moeilijk om moraalridder te zijn. Je staat eenzaam aan de zijlijn. Mensen vinden je naar. Maar ook het zelfbewustzijn dat je tekortschiet aan je eigen idealen. Dat ook de moraalridder hypocriet is. Mensen lijken dat een opluchting te vinden. Maar hypocrisie van de een is geen excuus voor de ander om dan maar helemaal niks te doen.
Wat is het doel van de voorstelling? Ik hoop, maar ik weet het niet zeker, dat deze voorstelling bijdraagt aan het veranderende culturele klimaat over onze verhouding tot niet-menselijke dieren. Ik hoop dat deze voorstelling bijdraagt aan de transitie naar een plantaardige diervriendelijke samenleving waarin veganisme de norm is. De argumentatie voor de boude stellingen van de moraalridder komt jammer genoeg nauwelijks aan bod.
Anna is de afgelopen jaren geradicaliseerd tot een Facebook-warrior voor veganisme en tegen dierenleed. Zij is een heuse moraalridder. Een eerdere voorstelling van tgEcho, Stel je bent een koe, was een pakkende aanklacht tegen de bio-industrie. Een moralistisch theaterstuk. De moraalridder sluit daarbij aan. Waar in Stel je bent een koe nog niet expliciet gepleit werd voor veganisme, in deze voorstelling doet Anna dat vol verve en nadrukkelijk wel. De aandacht is verschoven van de inhoud naar de vraag over de maatschappelijke rol en positie van de moraalridder.
In een interview over deze voorstelling in De Gelderlander merkt Anna op:
”Hoe kun je jouw idealen voor het voetlicht brengen om mensen te inspireren? Misschien moet je daarvoor wel mensen tegen de borst stuiten. Over deze balans gaat De Moraalridder.”
Ik citeer uit hetzelfde interview:
”Bij het aanvragen van subsidies merkte het duo dat de nuance op prijs wordt gesteld door fondsverleners. ”De Moraalridder moest geen pamflet worden. Moraal is prima, maar het mocht er niet te dik bovenop liggen. Schijnbaar stoot dat mensen af’”, zegt Dunselman.”
‘De nuance wordt op prijs’ gesteld. Dat klinkt mooi. Maar als de vergelijking tussen de bio-industrie en de holocaust opgaat roept dat de vraag op hoe een theatervoorstelling over de holocaust nuance zou moeten aanbrengen. Een beetje holocaust is toch niet zo erg. Zoiets? Dat een subsidieverstrekker inhoudelijke eisen stelt aan een voorstelling riekt naar censuur. Sinds wanneer is het een vereiste dat theater genuanceerd moet zijn?
Een belangrijk thema in het stuk is de relatie tussen Anna en Lotte. In het interview lijkt het stuk enigszins te corresponderen met het echte leven. Lotte heeft wel enige sympathie voor de standpunten van Anna, maar ze gaat lang niet zo ver, noch in haar moralisme, noch in haar eigen leven. Voor een moraalridder is het mateloos frustrerend wanneer vrienden, familie en geliefden niet overtuigd raken van de goede zaak waar de moraalridder voor staat. Deze mensen kijken meewarig van de zijkant toe. Waar in het echte leven dergelijke conflicten doorgaans vermeden worden, zet deze voorstelling dit conflict op scherp en loopt het niet goed af.
De vraag die je zou kunnen stellen is of moraalridderij op zichzelf goed of slecht is. Dat hangt af van waar die moraalridder voor staat. Een religieuze moraalridder die een set van bekrompen paternalistische leefregels bij anderen door de strot wil duwen is moreel verwerpelijk. Een veganistische moraalridder niet. Het verschil zit hem erin of het doel waar de moraalridder naar streeft goed is. In het geval van religieus paternalisme wordt de vrijheid van individuen ingeperkt en dat druist in tegen het liberale principe en de humanistische waarde dat ieder individu zelf mag weten hoe hij of zij het leven wil vormgeven, zonder inmenging van anderen, zolang er maar geen schade aan derden wordt berokkend. Precies dit laatste punt is waar de schoen wringt bij de niet-veganisten. Niet-veganisten veroorzaken met hun levensstijl voorkoombare en onnodige schade aan derden, namelijk dieren en toekomstige generaties (vanwege de milieuschade van de veeteelt). Een veganistische moraalridder komt op voor de belangen van de onmondige dieren. Hij of zij trekt zich de onnoemelijke hoeveelheid leed van de dieren in de bio-industrie aan en ergert zich mateloos aan de dodelijke onverschilligheid van de meerderheid.
Een andere kwestie is de kwestie van effectiviteit. Hoe effectief is een schuimbekkende, tierende, vloekende, scheldende en schreeuwende moraalridder? Een dergelijk persoon roept afkeer op bij de meeste mensen. De vorm ontneemt het uitzicht op de inhoud. Maar niet altijd, moraalridders kunnen bij sommige mensen door het pantser van de onverschilligheid heen breken. Het draait hier om de vraag wat een effectieve strategie is om de boodschap van de moraalridder over te dragen. Dieractivist Tobias Leenaert schreef hierover het boek How to create a vegan world. A pragmatic approach (2017). Leenart staat negatief tegenover veganistische moraalridders omdat hij meent dat hun optreden averechts werkt.
Voorbeelden van veganistische moraalridders zijn mensen als Gary Francione, Helmut Kaplan en Gary Yourofsky die met zijn lezingen op Youtube een groot (en vooral jong) publiek aanspreekt. Ik ben zelf een veganistische moraalridder, een vegangelist. Ik vind het geweldig om deze voorstelling te zien: de oproep voor veganisme wordt van de bühne geschreeuwd (maar kaatst af op de vierde wand). Het gaat in het stuk over de houding van het publiek jegens moraalridders en de reactie daarvan op de moraalridder zelf. Wat mij op de been houdt in mijn strijd voor een veganistische wereld is het leed van de dieren. Dat mensen aanstoot kunnen nemen aan de toon of mij niet aardig vinden neem ik op de koop toe. Het gaat niet om mij, maar om de dieren. Zolang ik merk dat er mensen in het publiek zijn die geïnspireerd raken door mijn tirades over de dierenholocaust, ga ik ermee door. Daar doe ik het voor en ik citeer nogmaals uit het interview:
”Ze ondervonden het zelf onder andere op theaterfestival Hoogte80 toen ze daar stonden met de voorstelling Stel je bent een koe, die gaat over de bio-industrie. Ethisch filosoof en overtuigd veganist Floris van den Berg leidde het nagesprek. “Hij tolereert geen argumenten voor de bio-industrie. Dat vonden mensen heel heftig. Schijnbaar trekken mensen het slecht als je ergens voor gaat staan’’, zegt Schoen.”
Er zijn te weinig veganistische moraalridders. Ik hoop dat er wervingskracht voor veganistische moraalridders uitgaat van deze voorstelling. Niet dat iedereen een moraalridder moet worden, maar moraalridders zijn een van de vele strategieën om de wereld plantaardig te maken. Ik hoop dat alle toeschouwers tot het inzicht van de morele noodzakelijkheid van veganisme zijn gekomen. Inclusief Lotte.