Recensie ‘Sylvana, demon of diva?’ – Het blijft wachten op haar baanbrekende inzichten

22-11-2018 11:54

Hans van Willigenburg schreef deze zomer de recensies over Zomergasten. Dat smaakt naar meer, vindt ons van TPO. Daarom vanaf nu geregeld TV-recensies van zijn hand. Maar daar hebben we wel uw hulp bij nodig want hij doet het niet gratis. Daarom een vriendelijk verzoek: Doneer aan Hans van Willigenburg! 

Toen de anderhalf uur durende documentaire ‘Sylvana, demon of diva?’ gisteravond op ongeveer driekwart was, moest ik opeens – en ik hoop dat u het me vergeeft – aan Rob Jetten denken, de pas gekozen D66-leider die ter kennismaking met het grote publiek zijn antwoorden vijf tot tien keer, in exact dezelfde bewoordingen, herhaalde. Waardoor de stelregel van Rob Jetten’s loopbaanpad ogenschijnlijk in één keer bloot kwam te liggen: ‘Zeg de voorgekauwde teksten op de voorgekauwde momenten en gij zult stijgen in de partijhiërarchie.’ Zo stilletjes als Rob Jetten in zo’n tien jaar door de rangen van D66 was gegleden, zo luidruchtig verliep de politieke loopbaan van ex-presentator en strijder voor ‘radicale gelijkwaardigheid’ Sylvana Simons nog vóór ze welk politieke ambt dan ook op haar conto mocht schrijven. En terecht of niet meende ik een verband te zien tussen beide: als het parlementaire systeem maar genoeg nietszeggende Rob Jetten’s produceert, is het onvermijdelijk dat er aan de rand Sylvana Simons-en opduiken, die hun eigen gevoel (over eigenlijk alles) tot het middelpunt van hun politieke programma maken.

Omdat we niet allemaal Donald Trump heten en tot de laatste haarpunt overtuigd zijn van ons eigen gelijk en de legitimiteit van onze emoties, moest Sylvana af en toe – heerlijke scènes! – stoom afblazen bij haar Amsterdamse psychiater, een monument van een vakman wiens lichaamstaal amper te onderscheiden was van de stoel waarin hij zat. Het probleem met haar nieuwe rol als lijsttrekker van BIJ1, zo legde Sylvana aan hem uit, was het overheersende gevoel dat de situaties waarin ze terechtkwam en het politieke spel dat zich ontrolde in haar ogen gekenmerkt werden door één ding: dat het er ‘oneerlijk’ aan toeging. Daar raakte ze een kern. Niet zozeer over het politieke spel (dat haast per definitie wordt gekenmerkt door ruwheid en winstbejag), maar over haar structureel verongelijkte zelf. Hoe anders valt het te verklaren dat Sylvana zo uit haar dak ging tegenover een bleue student, die niet meer dan ‘wowww!’ uitbracht, wegholde en achteraf ter verklaring stamelde dat hij niet elke dag ‘een BN-er’ tegenkwam? In welke situatie, vroeg ik mij gaandeweg af, zag Sylvana eigenlijk geen ‘oneerlijkheid’? Zelfs een blanke, bebrilde journalist, die in een doffe trui en half stotterend probeerde een kritische vraag te stellen, wekte de toorn van mevrouw Simons, terwijl je in één oogopslag kon zien dat de journalist in kwestie nog niet in staat was één vlieg dood te slaan. En ook tegen een halfzachte D66-er die in de touwen liggend pruttelde dat hij toch echt oké was, een anti-Zwarte-Piet-activist namelijk, brieste ze er niet aan te denken het woord ‘racisme’ om strategische redenen ooit ook maar één keer in te slikken.

Een andere naam die al kijkend door mijn hoofd flitste, was die van Anne Fleur Dekker: de links-radicale puber die op Twitter van haar wrokkige gevoelsleven aangaande de politiek ook al geen geheim maakte en binnen de kortste keren massa’s trollenlegers achter zich aan kreeg, waarna ze niet veel later ontdekte dat precies die hersenloze trollen haar ‘claim to fame’ vertegenwoordigden. Ook Sylvana wees op zogenaamde kwetsbare momenten telkens naar de blanke haat, die haar op Twitter en andere platforms ten deel viel. En haar partijapparaat leek het merendeel van de tijd een soort emotioneel opvangcentrum (omhelzing hier, omhelzing daar), ten einde hun kranige heldin voor de emotionele ineenstorting te behoeden. Ondertussen bleef ik, wat naïef misschien, op de baanbrekende inzichten van Sylvana en haar partij BIJ1 wachten (geef mij die route naar ‘radicale gelijkwaardigheid’!), maar veel verder dan het woord ‘intersectioneel’, dat de achterstelling van Nederlanders met een migratieachtergrond moest verklaren (en tevens, begreep ik, ook de oplossing moest zijn) , leek de strijdvaardige lijsttrekker toch niet te komen. Tenzij je het principieel weigeren van een discussie met Forum voor Democratie als een baanbrekend inzicht zou willen duiden.

Het meest tragische van de figuur Sylvana was misschien nog wel dat ze, waarschijnlijk door de ruimhartige media aandacht, daadwerkelijk de illusie scheen te koesteren namens miljoenen verschoppelingen te spreken en bezig was ‘Nederland’, vooral de blanken dan, ‘wakker te schudden’. Veel verder dan haar eigen fanclub reikte de steun, zo te zien, toch echt niet. Zelfs in de Bijlmer bleek haar achterban een gezonde dosis reserve te koesteren. Was de strijd tegen ‘institutioneel racisme’ in Nederland haar onbetwiste passie, of lag die passie uiteindelijk toch meer bij het merk Sylvana Simons dat moest worden opgestoten in de vaart der volkeren? In de Bijlmer heerste op zijn minst twijfel.

Ondanks haar aanvankelijke voorspelling dat de partij ‘zomaar eens vijf of tien zetels’ zou kunnen halen, eindigde de docu met een wel heel symbolische uitslag. Haar partij kwam in de Amsterdamse gemeenteraad met welgeteld één zetel. Sylvana had zichzelf dus succesvol op het podium gehesen, maar de rest van de kandidaten bleef noodgedwongen applausmachine.

Emotie in de politiek kan een wapen zijn. Maar bij Sylvana Simons lijkt haar complete programma te bestaan uit emotie. De docu bevestigde dat.

Haar achterban verdient beter.

PS: misschien wel het meest gedenkwaardige aan de hele docu was het constant aanwezige EO-logo, waarbij ik me doorlopend afvroeg wat het lijntje zou kunnen zijn tussen Andries Knevel, Sylvana Simons en het Opperwezen.