Opinie

SID LUKKASSEN – De Social Justice Warriors zijn voor een valse diversiteit

25-11-2018 16:51

Mijn loopbaan als academicus is getekend door de confrontatie met relativisme en nihilisme, die op hun beurt geworteld zijn in de postmoderne ideologie van de jaren ’60. Het was vanuit de waarden van het humanisme – zelfverheffing, Bildung, waarheidsliefde en actief burgerschap – dat ik in Avondland & Identiteit (2015) mijn analyses uitbracht over het cultuurmarxisme. Dit was iets dat ik ‘ernaast’ wilde publiceren, omdat ik me eigenlijk fixeerde op mijn academische carrière en politieke loopbaan.

Maar Avondland en Identiteit sloeg in als een bom: alles wat ik verder deed kwam in dat teken te staan – tot op het punt dat zowel mijn academische als mijn politieke loopbaan er door zijn bepaald. Precies wegens de politieke correctheid waar het in eerste aanzet om te doen was en de lange mars door de instituties. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het cultuurmarxisme, waarover ik recent heb gepubliceerd samen met onder meer Paul Cliteur, Eric C. Hendriks en Maarten Boudry.

Marxisme is zowel een economisch als een filosofisch systeem – het is een (berekenende) poging om politieke macht te verkrijgen in naam van de zwakken en vertrapten. In mijn aandeel in het boek Cultuurmarxisme belicht ik de transformatie van marxisme tot cultuurmarxisme. Marxisme is als economisch project mislukt, maar wist toch te overleven door zich op cultuuranalyses toe te leggen. Zo smolt het marxisme samen met de Westerse hogere cultuur en legde aldus de basis voor de hedendaagse politieke correctheid en het beheersen van de publieke opinie.

Volgens Marx draaide zijn leer om de economische strijd om de productiemiddelen – die tussen de arbeidersklasse en de burgerij. Ethische, culturele en filosofische kwesties – zoals de vraag naar het goede leven – waren voor hem van ondergeschikt belang. Immers, wiens brood men eet diens woord men spreekt. Erst kommt das Fressen und dann die Moral. Dit axioma, bekend als de basis-bovenbouw theorie, is een fundament van het marxisme. De basis omvat de productieverhoudingen; de bovenbouw vloeit daar uit voort. Al die grootse gedachten die volgens humanisten zowel de beschaving dragen als de vooruitgang voortstuwen – van esthetische schoonheid tot morele rechtvaardigheid – zijn voor Marx bijkomstige producten van de economie.

Hierdoor is het marxisme anti-humanistisch. Het marxisme kent geen vrijheid van denken of onafhankelijkheid van geest. Iedere poging tot een objectieve waarheidsbevinding is bij voorbaat een uiting van klassenbewustzijn. Hierdoor kan niemand spreken uit waarheidsliefde maar is hij of zij altijd bezig met het uitdragen van een voorbepaald belang. Inmiddels kan iedere positie worden ontkracht met verwijten van ‘koloniale vooringenomenheid’ danwel ‘privilege’. Wie de slachtofferrol inneemt is niet meer op inhoud te bekritiseren: dit luidt het einde in van zowel de humanistische verheffingsgedachte als van een debat op rationaliteit en waarheid. We treffen onszelf aan in de absurde situatie die onder andere de Vlaamse filosofe Tinneke Beeckman beschrijft:

“Iemands gedachten worden schaamteloos tot zijn afkomst of positie herleid. Ben je ‘wit’ of ‘blank’, dan heb je alvast moreel en dus ook inhoudelijk ongelijk. Zelfs geëngageerde, linkse mensen kregen al het verwijt racistisch te zijn. Het cultuurmarxisme is dus een godsgeschenk voor neoliberale adepten. Wie het goed meent met links, heeft alle redenen om die identitaire, censurerende en reductionistische tendensen te ontkrachten.”

Dit nemen we precies zo waar in het debat rond Zwarte Piet. Het debat over de tradities en de identiteit van de Nederlandse natie wordt bepaald door emotioneel geschreeuw, en niet door goed gefundeerde betogen. Waar die rationeel doordachte betogen er wel zijn, raken ze ondergesneeuwd door identity politics. Het komt erop neer dat niet het plezier van de kinderen centraal staat, maar de postkoloniale issues van volwassenen.

In het dagelijkse leven krijgen we allemaal met onredelijkheid en kwetsende meningen te maken, maar de humanist streeft de innerlijke veerkracht na om dat te overstijgen. Als we van de wereld één grote ‘safe space’ willen maken, gaan er daarmee meer vrijheid en spontaniteit verloren dan dat we zouden winnen. Dit is tevens wat de filmmaker Merijn Poels betoogt in ‘Paradogma’, zijn meest recente documentaire.

Zowel de ontsporing van het Sinterklaasfeest als de roep om ‘safe spaces’ op universiteiten heeft een lange voorgeschiedenis. Dit kon gebeuren doordat vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw de marxistische denkers hun theorie steeds minder toepasten op economische en politieke kwesties. Het marxisme stopte met schrijven over haar meest kenmerkende thema: de economie (op te vatten als markt- en productieverhoudingen). Het marxisme spitste zich steeds meer academisch toe op cultuur en de deconstructie van cultuuruitingen. Wat eerst slechts een bijproduct van productieverhoudingen zou zijn, werd omgedoopt tot hoofddoelwit.

The New Left bracht het jeugdige elan van de jaren zestig de socialistische partijen binnen, maar ondervond ter plekke dat de arbeiders zich hadden laten afkopen. Geïnspireerd door de inzichten van Antonio Gramsci en de Frankfurter Schule ging het toen niet meer om proletariërs versus kapitalisten: het draaide nu om wie een positie van ‘ondergeschiktheid’ innam binnen de culturele hegemonie. Zo kon de categorie van het slachtofferschap worden opgerekt tot o.a. moslims en Zwarte Piet.

Dit is ook voor humanisten een dilemma: enerzijds profileren seculiere humanisten zich als progressief – sommigen zijn er daarom huiverig voor om de Westerse beschaving superieur te verklaren aan andere beschavingen. Anderzijds is er een onmiskenbare frictie tussen het Verlichtingsgedachtegoed en de standpunten van groepen die liever onder shariawetgeving zouden leven.

In feite zit er nog een diepere gedachte achter, die teruggaat op het christendom en op Rousseau. Namelijk dat de mens is vervreemd van een oorspronkelijker en puurder bestaan: we moeten de verworvenheden van de Westerse beschaving afleggen om te kunnen terugkeren tot een proletarisch paradijs, waar de mensen nog niet zijn bedorven. De titels van de hippie-hoofdwerken zeggen al genoeg: Art and Mass Culture, The Authoritarian Personality, One-Dimensional Man en Eros and Civilization. De kapitalistische rationaliteit heeft ons tezeer gedisciplineerd en nu moeten de krachten van speelsheid en erotiek worden bevrijd om een tegenrevolutie op te starten.

Dat dit leidt tot een subversieve counterculture, die juist in de onderste lagen van de bevolking de meeste schade aanricht – bij mensen die rust, reinheid en regelmaat behoeven om zichzelf omhoog te kunnen werken – is een hoofdpunt van Avondland en Identiteit. Steeds wanneer mijn boek in de mainstream media ter sprake kwam, is deze belangrijke informatie steevast genegeerd.

Dit alles wil niet zeggen dat kapitalisme niet rationeel te bekritiseren zou zijn, maar wél dat in de linkse hoek de kapitalismekritiek uiteindelijk door een theologische en eschatologische grondveronderstelling wordt bepaald. Ze projecteren een ‘verloren zuiverheid’ op de Derde Wereld, een ongerepte tuin die door de Westerse hoogmoed is bedorven en waarvoor nu boete moet worden gedaan, analoog aan de zondeval.

Ook de obsessie met klimaat draait allang niet meer om een rationele discussie over schaarste en de uitputbaarheid van grondstoffen: zij is geworden tot een seculiere Apocalyps, waarbij Europa (dat ten hoogste tien procent van de totale uitstoot produceert) aflaten moet bekostigen voor de eigen zondige welvaart. Het bewijs is dat het in deze discussie totaal niet over geboortecijfers en bevolkingsdichtheid gaat: in essentie is zij theologisch en emotioneel.

In de talkshows zie je dit voortdurend terug, neem een thema als ‘klimaatvluchtelingen’. Het gesprek begint er altijd mee hoe het Westen de universele en morele plicht heeft om andere landen te helpen en te verheffen – dat is dan het deel van het discours dat christelijk en humanistisch is geïnspireerd – zelfs al wijzen die culturen Westerse rechtsbeginselen af. Daarop volgt steevast het postmoderne en marxistische deel van het discours, waarbij de pogingen van het Westen om daar orde te brengen worden gelinkt aan kapitalistische, militaristische en imperiale motieven. Men zegt soms dat cultuurmarxisme een ‘complot’ zou zijn, maar juist in het ‘deconstrutiedenken’ wordt alles met alles verbonden. Kapitalisme = industrie = klimaat = uitbuiting van de Derde Wereld = koloniaal = racisme.

Tekenend is een interview met de historicus Piet Emmer. Daarin staan suggestieve vragen over de blijvende en onherstelbare schade die het Europese kolonialisme in Afrika zou hebben aangericht. Het Westen zal dus, is de implicatie van de vraagsteller, de rest van zijn bestaan de last en het schuldgevoel daarover moeten torsen. Oftewel: nu meerdere generaties ontwikkelingshulp weinig heeft opgeleverd, is een nieuw frame nodig. Zodoende persen ze dit economische vraagstuk in een theologische vorm: de erfzonde.

Cultuurmarxistische voorvechters als Adorno, Horkheimer en Marcuse wantrouwden de moderne industriestaat met alles wat daarbij hoorde: wetenschappelijke instituten, het rationalisme en de commercie. De zoektocht naar wetenschappelijke objectiviteit zou een verkapt superioriteitsstreven herbergen: Herrschaft. Zij waarschuwden dat achter die waarheidsaanspraken een groot ego schuilging. Via de kritische theorie werden die waarheidsstrevingen ‘ontmaskerd’ – wat wil zeggen teruggebracht tot relativisme.

Dit bracht een wantrouwen tegen de Verlichting met zich mee dat werd afgewenteld op de hele Westerse cultuurgeschiedenis. Het Verlichtingsstreven wijdt zich aan het zoeken naar objectieve waarheid: dit houdt Europa bijeen omdat men naar feiten speurt en met een beroep op logica kan overreden. Wie zich daarvan afkeert, valt terug op een esthetische beleving van de wereld en op irrationaliteit. Uiteindelijk geeft dan alleen identiteit nog houvast. Vandaag zien (politieke) sprekers zich als verlengstuk van een identiteit en zijn ze niet via overreding nader tot elkaar te brengen. Onze representatieve democratie is inmiddels vervallen tot een bot decisionisme op Hobbesiaanse leest.

Zodoende ontstond binnen de technologisch-aangedreven wereld een communicatief frame waarin het religieuze conservatisme zich kon handhaven: “Achter dat wetenschappelijke beheersingsdenken schuilen enorme ego’s – je kunt niet alles zeker weten; we moeten leren dat ons begrip van de wereld beperkt is en dienen ons nederig op te stellen. We overzien en beheersen ons leven niet volledig – dat is aan God. Dus houd u niet vast aan aardse ijdelheden maar aan Hem.” Bijvoorbeeld de verheerlijking van alternatieve geneeswijzen is verklaarbaar vanuit dit wantrouwen ten aanzien van wetenschappelijke logos. Als u de apparaten die uw wereld bijeenhouden niet meer met uw eigen ratio kunt doorgronden, wat is dan nog de zin van een rationele visie op de kosmos überhaupt? Zonder wetenschappelijke rationaliteit maken sjamanisme, openbaringsgodsdiensten en mysticisme dan een herintrede, met een klein elite van techno-experts aan de knoppen.

In 2015 nam ik deel aan de Humanist Eastern European Conference in Roemenië namens het Humanistisch Verbond. In Centraal- en Oost-Europa is men qua humanisme hoofdzakelijk bezig met de christelijke kerk, maar in het Westen staat het humanisme voor een andere uitdaging. ‘Onze’ worsteling houdt vooral verband met het postmodernisme, met de subjectivering van alles die meer nog dan religie een bedreiging vormt voor het humanisme.

Het postmoderne wereldbeeld is immers versnipperd, en drijft daardoor alle richtingen uit. Dat zijn al snel richtingen die zich niet laten baseren op de rede of empirisch bewijs, en dus niet humanistisch zijn. Het humanistische uitgangspunt dat de mens zichzelf kan verheffen door een reële kennis uit de wereld te putten, staat haaks op het postmoderne standpunt dat bewijsvoeringen retorische constructies zijn die de mens over zich afroept.

De Social Justice Warriors zijn zogezegd voor diversiteit, maar voor een valse diversiteit. Namelijk een diversiteit van geslachten, rassen en geaardheden in onder meer academische functies en paneldiscussies, maar dat hoeft niets te zeggen over hoe iemand denkt. Dat is weer dat marxistische reductionisme, namelijk het terugbrengen van iemands gedachtewereld tot uiterlijk en economische status.

Mijn humanisme – humanistisch realisme – gaat uit van de mens als scheppende kracht: de mens die zoekt naar schoonheid en waarheid. Er wordt niet uitgegaan van een heilige tekst met onwankelbare dogma’s die aan een profeet is geopenbaard, maar van inzichten die voortvloeien uit de natuur van de mens zelf. Bovendien kunnen deze inzichten aan de kritische rede worden getoetst. De mens wordt niet neergezet als slachtoffer van het bestaan of als speelbal van de economie, zoals in het marxisme, maar als individu dat zijn lot zelf sturen wil. De tegenkracht – het verstikkende cultuurmarxisme in diverse instituties – is echter formidabel.

De slotsom is dat de mens een unieke waardigheid bezit, die in het gedrang raakt wanneer een overheersende overheid zijn levensloop geheel voor hem wil uitstippelen. De activisten die alles framen als ‘xenofobie’ of ‘racisme’ en mensen via sociale media onder druk zetten, zijn gewoon een nieuwe variant van die drang tot regulering. Zij kunnen kennelijk niet met losse eindjes omgaan en proberen alles in politieke categorieën af te dekken. Wellicht vertegenwoordigen zij de ware Herrschaft.

Op 8 december presenteert Sid zijn nieuwe boek, Kerkgangers & Zuilenbouwers in Amersfoort. Jenny Douwes uit Friesland zal hier komen spreken, over het belang van dit boek en van voor elkaar opkomen vanuit de grassroots. Kom hier van gedachten wisselen met andere realisten! Tickets hier te verkrijgen.