Stijn Klarenbeek reageert in NRC Handelsblad op Maarten Boudry. Klarenbeek geeft felle kritiek omdat Boudry het begrip ‘cultuurmarxisme’ gebruikt – in zijn optiek een concept dat men beter niet hanteert.
Zo zijn er volgens Klarenbeek geen ‘zelfverklaarde cultuurmarxisten’ – ook zou niemand het concept ooit hebben toegelicht. Maar in 1975 publiceerde Fredric Jameson het artikel Towards a Marxist Cultural Politics – qua publicaties zijn er vele voorbeelden. Onlangs liet Anja Meulenbelt weten dat haar huis dient als hoofdkwartier van het cultuurmarxisme. Hoewel ze dit natuurlijk ironisch bedoelde, begrijpt zij maar al te goed dat de concepten waarover ze spreekt “radicale gelijkwaardigheid en economische rechtvaardigheid”, samenkomen in een overkoepelende ideologie. Dit kun je niet zomaar vervangen door de term ‘identity politics’, zoals Klarenbeek bepleit, want identity politics is politiek opereren en geen denktrend.
Klarenbeek kan zich beter snel op de hoogte stellen, als zijn aangekondigde boek nog relevant moet zijn. De uitgesproken linkse academicus Anton Jäger stelde eerst dat neoliberalisme wél echt was en cultuurmarxisme een verzinsel. Echter na een kritische reflectie betrok hij een nieuw standpunt, namelijk dat het cultuurmarxisme als concept een terechte kritiek op links verwoordt. Links zou te culturalistisch zijn geworden, te gefixeerd op ras, gender en religie, met te weinig oog voor de economische belangen van de werkende arbeider (of tegenwoordig de geflexibiliseerde ZZP’er). Via het cultuurmarxisme liet links zich juist voor de neoliberale agenda inpalmen: spreek over Zwarte Piet en mensen praten niet over ontslagbescherming. Verdeel en heers. Op dit punt zijn Jäger en ik het eens, hoewel onze visies over ‘hoe nu verder’ waarschijnlijk uiteenliggen.
Maar in plaats van op de inhoudelijke argumenten in te gaan, sleept Klarenbeek er opnieuw de joden bij, terwijl in de beschouwing van Boudry er met geen woord over joden is gerept, noch in de bundel Cultuurmarxisme. Klarenbeek maakt gebruik van verdachtmakingen, precies wat Boudry benoemt als debatvervuiling. Om het debat nóg minder academisch en meer retorisch te maken, vraagt Klarenbeek:
“Waarom zou je überhaupt het concept cultuurmarxisme willen gebruiken? Waarom zeg je niet gewoon dat je tegen links bent?”
Cliteur heeft deze vraag afdoende behandeld in de bundel: het is belangrijk om de wortels van dit denken aan het licht te brengen, zodat de vroegere linksen zich er niet van kunnen verschonen. Cultuurmarxisme maakt, als denktrend, juist de parallellen zichtbaar tussen hedendaagse linksactivisten en de eerdere cultuurmarxisten. Zelfs in academische publicaties wordt Mao’s Culturele Revolutie nog als navolgbaar voorbeeld opgevoerd, om af te rekenen met alles wat niet aan de diversiteitsnormen voldoet, met verstoringen van debatbijeenkomsten tot gevolg. Verder heeft Eric C. Hendriks (bij Café Weltschmerz) toegelicht waarom hij bewust over cultuurmarxisme spreekt: precies omdat het wegstoppen ervan door de linkse kerk, een gevaarlijke tendens is die inleidt op geschiedenisvervalsing en censuur.
Het argument dat Klarenbeek gebruikt, het vergelijken van linkse met rechtse kabinetten om te ‘bewijzen’ dat het cultuurmarxisme nooit echt relevant was, is ook nog eens onzinnig en achterhaald. Zeker als men kijkt naar de ideologisch progressieve samenstelling van het personeelsbestand in de instituties, wat het eigenlijke discussiepunt is achter het cultuurmarxisme-debat. Hoogleraar bestuurskunde Jouke de Vries benoemde in De omgekeerde democratie (2005) al die eenzijdig gekleurde samenstelling. Verder hebben ‘links’ en ‘rechts’ het op een akkoord gegooid en het bestuurlijke speelveld onderling verdeeld. De economie is geflexibiliseerd terwijl het cultuurwezen is verlinkst. Dit komt steeds meer aan het licht en verklaart gevoeligheden en discussies over o.a. het Mauritshuis of cowboy en indianenfeestjes.
Daarom is ‘tegen links zijn’ een nietszeggend statement. Het gaat vandaag niet meer om ‘links’ tegen ‘rechts’. Het gaat om de gewortelde burgerij, die nog sterke gevoelens koestert bij de lokale tradities en de nationale cultuur, en onthechte grootstedelijke wereldburgers, die meer door het postmodernisme zijn gevormd. Je kunt prima cultuurmarxisme bekritiseren, en nog steeds voor stamcelonderzoek zijn, voor kwalitatief hoogstaand en betaalbaar openbaar vervoer, en tegen het schrappen van de dividendbelasting.
Kritiek op cultuurmarxisme is dus niet noodzakelijk ‘rechts’. De kritiek is voor iedereen die zich zorgen maakt over het ontrafelen van de cultuurband die onze samenleving bijeenhoudt.
Sid presenteert ‘Kerkgangers en Zuilenbouwers’ in Gent op 12 februari, waar ook Sander Loones en prof. Matthias Storme zullen optreden als gastsprekers. Tickets hier verkrijgbaar. Mocht u niet aanwezig kunnen zijn maar wel graag een bijdrage willen leveren, dan kunt u hierSids crowdfunding steunen, een onderzoek naar identiteitspolitiek. Zodat hij zijn eigenzinnige analyses kan blijven doorzetten, met uw hulp.