Opinie

In de discussie over nepnieuws moet het maatschappelijk middenveld de rol van waakhond oppakken

28-02-2019 15:02

Op woensdag 27 februari kwam een aantal onafhankelijke denkers bijeen in het Huis van Europa in Den Haag, om onder de bezielende leiding van de bekende presentator Robert Jensen te debatteren over Nepnieuws en de Europese Unie. Zo heet een nieuw boek dat ik heb geschreven. Daarin werp ik als onafhankelijk onderzoeker mijn licht op de samenhang tussen desinformatie oftewel nepnieuws, sociale media en de EU.

Ofschoon het debat werd georganiseerd op uitnodiging van PVV Europarlementariër Marcel de Graaff – met als geniale begeleidende quote ‘zo zien de mensen nog iets terug van onze belastingafdracht aan de EU’ – moet ik er wel met klem op wijzen dat iedereen er baat bij heeft dat de Öffentlichkeit, en daarmee bedoel ik: de publieke discussiecultuur, onder beheer blijft van de civil society, oftewel van de betrokken burgerij. En dat dit beheer over de publieke discussiecultuur beter niet wordt uitbesteed aan overheden, zoals bijvoorbeeld de EU, noch aan grote tech bedrijven.

Iedereen, van links tot rechts en van conservatief tot liberaal of progressief, zou zich achter dit punt moeten scharen: de publieke discussiecultuur behoort tot de betrokken burger; tot de (het liefst onafhankelijke) wetenschapper en verslaggever. En waar ofwel overheden ofwel grote techfirma’s zich hierin willen mengen, zijn kritiek en argwaan maatschappelijk gezonde reacties. Machtsconcentraties en informatievoorziening gaan zelden goed samen — goed in de zin van wat het beste is voor de zelfstandig denkende burger, die dat zelfstandige denken wenst te behouden.

Tijdens het debat waren een aantal zaken opvallend.

Allereerst was er nauwelijks aandacht voor het zwakke mandaat dat de EU feitelijk heeft waar het aankomt op het produceren van regelgeving over nepnieuws danwel desinformatie. De bevoegdheden omtrent mediabeleid en ook de strijd over informatiestromen liggen feitelijk bij de nationale omroepen en nationale inlichtingendiensten. De EU heeft in de verdragen een wankele basis om hier überhaupt initiatief te nemen. De Kamerbrief waarnaar ik ook tijdens mijn voordracht in de Tweede Kamer bij de Commissie Binnenlandse Zaken refereerde, onderstreept dit. Het baart grote zorgen dat journalisten, althans behorende tot de mainstream media, tot dusver zo kritiekloos zijn voorbijgegaan aan dit punt.

Echter de redactrice van Elsevier die aanwezig was, bagatelliseerde dit punt volkomen. Onder het mom: “Eerst zien, dan geloven.” De EU denkt wel honderden regels en initiatieven uit, meende ze, hoeveel daarvan komt er nu in de praktijk tot tastbaar beleid?

Alleen al op deze reactie valt een heel boek te schrijven maar laat mij volstaan door te wijzen op twee punten. Allereerst heeft de journalist Joris Luyendijk al in zijn boek Je hebt het niet van mij, maar… vastgesteld, zo’n tien jaar geleden inmiddels, dat de meerderheid van de wetgeving intussen vanuit de EU komt. “De Tweede Kamer wordt steeds meer provinciehuis Nederland.” Ten tweede is het je plicht als journalist en als wetenschapper om kritisch te zijn zodra de EU of welke overheid dan ook, met voorbereidingen komt om media te reguleren. En niet om dat initiatief al tijdens het proces te relativeren. Al tijdens dat proces moet je het inhoudelijk kritisch volgen.

Hierom is dit de aangewezen plek om een terechtwijzing te doen op een artikel dat NRC over deze bijeenkomst uitbracht. Zij citeren mij daar als volgt:

“Media dienen volgens Lukkassen de ideologie van de gevestigde orde. Dat is volgens hem niet de heersende kapitalistische klasse, zoals bijvoorbeeld Noam Chomsky dacht, maar de linkse, pro-Europese elite.”

Wat ik echter in werkelijkheid betoog is dat de kapitalistische elite overlapt met de pro-EU elite; beter gesteld met winnaars van de globalisering en van de grenzeloze economie. Zie hierover de honderden artikelen die ik afgelopen jaren produceerde. Oftewel de auteur is slecht op de hoogte van de discussie, oftewel de auteur weet wel degelijk hoe de analyse in elkaar steekt maar weigert het zo op te schrijven.

Dit maakt het groeiende wantrouwen tegenover mainstream media begrijpelijk, zoals Jensen onderstreepte. Karskens noemde het voorbeeld van de confrontatie tussen een blanke katholieke jongen en een Amerikaan die behoorde tot een etnische minderheidsgroep, waarbij dat blanke en katholieke steeds maar werd benadrukt. Of zie een krantenkop als deze: Gemeente Utrecht betaalt schade slachtoffers Pegida-demonstratie.

De kop suggereert dat de schade is aangericht door Pegida-demonstranten. Maar was dit in werkelijkheid niet aangericht door moslimmigranten die tegen de Pegida-demonstranten kwamen rellen? We missen nadrukkelijk het woord ‘tegendemonstratie’.

Wat tijdens het debat ter sprake werd gebracht, onder meer door de oorlogsjournalist Arnold Karskens, is de grote rol die nepnieuws had tijdens het ontketenen van de Tweede Golfoorlog. Er werd veel bericht over de massavernietigingswapens die in Irak in ontwikkeling zouden zijn. Dit kwam echter niet van obscure rechtse blogs, noch van Chinese hackers of van Russische trollenfabrieken. Die berichten over de massavernietigingswapens van Saddam Hoessein zijn rondgepompt door de mainstream media.

Mijn analyse is hieruit dat niet zozeer de waarheid of onwaarheid van informatie ter discussie staat, maar veeleer het monopolie op informatievoorziening. Waar grote alternatieve mediabubbels dreigen te ontstaan, zoals rond Infowars van Alex Jones en nu recent weer Tommy Robinson, daar wordt de stekker uit getrokken. Zie nu ook weer deze onthulling door Wierd Duk:

Men vreest dat door de fragmentatie van het medialandschap er geen controle meer is op een gedeelde consensus van basale feiten. Zoals ik al schreef in mijn proefschrift De Democratie en haar Media:

“De opkomst van hypermoderne communicatietechnieken maakt het niet alleen steeds makkelijker om het valse als echt te presenteren; het wordt tegelijkertijd steeds moeilijker om de echtheid van het echte te verifiëren.”

Denk bijvoorbeeld aan Deep Fake News, waar Madeleine de Cock Buning tijdens de hoorzitting door de Commissie BiZa ook over sprak. Men kan een levensechte video van mij maken alsof ik ergens was en daar dingen zei, waar ik in werkelijkheid nooit geweest ben of gesproken heb. In zo’n klimaat dreigt totaal wantrouwen, totale paranoia: nu ziet de EU haar instituties als aangewezen bolwerken om die versnippering tegen te gaan door desinformatie te bestrijden.

Echter, er is geen Europa-brede consensus over wat desinformatie precies is. Dit is niet verwonderlijk, want feitelijk ligt dit dossier bij de lidstaten van de EU en niet bij de Europese Commissie. We zien echter dat desinformatie ook met vergaande eenzijdigheid van bronnen wordt verbonden. Maar het recht om eenzijdig te zijn valt onder de vrijheid van expressie: zelfs als er hierdoor filterbubbels ontstaan.

Heeft de overheid een taak om over de impact van het ontstaan van filterbubbels na te denken? Waarschijnlijk, maar het media- en opinielandschap, evenals de wetenschap, hebben de plicht om dit denkwerk door de overheid kritisch te volgen zeker omdat de feitelijke bevoegdheid van de EU op dit terrein zo wankel is. Het maatschappelijk middenveld moet nu die waakhond rol oppakken.

Kijk hier het hele debat terug.