Opinie

Klimaatcoalitie belooft gouden bergen maar de onderbouwing is dun

02-03-2019 11:54

Het kost wat, het klimaatbeleid – maar Nederland kan er ook nog veel geld aan verdienen. Door eerder en ambitieuzer te zijn dan de rest. Dat zeggen vooral politici van regeringspartijen. Premier Mark Rutte denkt zelfs dat ‘het ook nog leuk kan worden, want dan kunnen we er ook nog een hoop geld aan verdienen’. Maar is dat wel zo, of is dat hoop, geloof – of wensdenken?

Als het over het klimaat gaat heb je optimisten en pessimisten. Je zou zeggen dat de optimisten degenen zijn die denken dat het wel losloopt met het klimaat en dat we ons niet zo druk moeten maken. De pessimisten zijn dan de mensen die ook wel ‘alarmisten’ worden genoemd: de mensen die beweren dat de wereld al gauw ten gronde gaat als er niet snel wordt ingegrepen.

Door een wonderlijke speling van het lot zijn echter de alarmisten gaandeweg vaak de optimisten geworden. Of ze zien zichzelf althans graag als de optimisten. Want optimisme heeft een betere pers dan het pessimisme. Het kan geen toeval zijn dat politici als Mark Rutte en Alexander Pechtold de afgelopen jaren een soort wedstrijdje optimisme hielden.

De klimaatpessimist die optimist werd doet dat langs de weg van de maakbaarheid en de kansenrijkdom. De alarmist wordt een optimist als hij overal kansen ziet om het tij te keren, daarbij daadkracht uitstraalt en weliswaar niet ontkent dat zijn oplossingen geld kosten – veel, zelfs – maar ook veel opleveren: niet alleen een schone wereld en een fijner klimaat, maar ook banen en uitvindingen die – het gaat nu om Nederland – het land op de kaart zullen zetten en welvaart zullen brengen. Hoe je van een doemscenario een kans maakt.

Het gaat ondertussen wel om de toekomst, dus hoe het echt gaat lopen weet je natuurlijk niet. En dus is er vertrouwen, hoop, geloof en overtuiging nodig om de kansenrijke toekomst in reactie op de klimaatverandering voor te stellen. Laten we eens luisteren naar wat leidende politici, stuk voor stuk klimaatoptimisten van het moderne soort, er over zeggen.

Minister Eric Wiebes (VVD) zei kort voor Prinsjesdag 2018 bijvoorbeeld dat Nederland ‘de voortvarendste’ wil zijn bij het uitvoeren van het klimaatakkoord van Parijs. Wiebes: ‘Als wij een voortrekkersrol vervullen, kunnen we de kennis gaan exporteren in plaats van importeren.’ Het is maar beter om de eerste dan de laatste te zijn, wilde de minister maar zeggen. Als voorbeelden noemde hij het onder de zeebodem stoppen van het broeikasgas CO2 en het aan land brengen van windenergie van zee.

Premier Mark Rutte (VVD) ziet ook steevast wenkende verten als het gaat om klimaattechnologie waar Nederland de boer mee op kan. Hij ziet naar eigen zeggen ‘klimaat’ naast ‘water’ en ‘voedsel’ als een derde pijler onder de Nederlandse export.

Op 5 februari 2019 hield de Tweede Kamer zo’n beetje voor het eerst een alomvattend debat met het kabinet over het klimaatbeleid. Dat bood een mooie gelegenheid om ook eens te peilen hoe het klimaatoptimisme er voor staat, in de zin dat als Nederland koploper is met broeikasvermindering dat ook extra export kan opleveren.

Het valt op dat vooral de regeringscoalitie erg veel vertrouwen heeft in het exportmodel dat aan het aanstaande Klimaatakkoord kan worden gehangen, al doet het CDA in dat opzicht niet mee.

Rob Jetten van D66 ziet bijvoorbeeld ‘groene banen in onze havens’- ‘daar geloof ik erg in’, evenals in de ‘duurzame innovatie’ die voortvloeit uit het klimaatakkoord.

Klaas Dijkhoff van de VVD: ‘Ik denk dat als je net iets eerder bent dan andere landen, die innovatie nog een hoop handel kan opleveren.’ Hij denkt dat Nederland zo een deel van de economie kan laten draaien op oplossingen die hier ‘net iets eerder’ zijn bedacht – ‘en die dan aan de rest van de wereld verkopen’.

Ook Gert-Jan Segers van de ChristenUnie ziet een wenkend perspectief, dat ‘wij met die innovatie koploper kunnen zijn’. Net als met ‘watermanagement’, zo zegt hij, ‘kunnen wij op dit vlak kennis ontwikkelen die we dan ook te gelde kunnen maken.’

Maar als er één politicus is met geloof in de economische vooruitgang als gevolg van klimaatbeleid, dan is het wel premier Mark Rutte. Hij ziet het klimaatbeleid ‘naar mijn overtuiging’ leiden tot ‘aanwakkering van innovatie en handel’ – ‘Nederland kan daar dan in vooroplopen’.

De coalitie, en misschien ook andere partijen, zijn dus opgewekt gestemd over de economische en technologische impuls die uitgaat van het voorgenomen klimaatbeleid, waarin Nederland wereldwijd koploper is met zijn klimaatdoelstellingen. Tegelijkertijd valt het op, dat Wiebes, Jetten, Dijkhoff, Segers en Rutte niet bepaald met stevig bewijs aan komen zetten. Wiebes denkt dat Nederland kennis ‘kan’ gaan exporteren. Jetten ‘gelooft’ in groene banen. Dijkhoff ‘denkt’ dat koploper Nederland handel ‘kan’ opleveren. Segers ziet dat Nederland koploper ‘kan’ zijn. En Rutte is wel stellig, maar komt ook niet verder dan ‘naar mijn overtuiging’.

Wie zoveel slagen om de arm neemt, dan wel redeneert op basis van ‘geloof’ dan wel ‘overtuiging’ die kan dan wel een optimist zijn, maar schiet tekort in overtuiging op basis van feiten, kennis, ervaring en beredeneerde kansen.

Je zou ook kunnen zeggen: de politici van de regeringspartijen doen aan wensdenken. We zien dat bovendien vaker. Toen in de jaren zeventig een kabinetscrisis dreigde over het afsluiten van de Oosterschelde, bestond het (peperdure) compromis er uit dat er een dam zou komen met sluizen die altijd open staan, maar met storm dichtgezet kunnen worden. De hoge kosten werden platgestreken met de aanname dat de rest van de wereld ook graag zo’n doorlaatbare dam zou willen hebben, hetgeen de economie een opsteker zou bezorgen. Korte samenvatting van het vervolg: er is nergens ter wereld nog een Oosterscheldedam gekomen. Het kan zijn dat jonge ingenieurs een spoedopleiding ervaring hebben opgedaan waar ze elders veel aan hebben gehad, maar de Oosterscheldedam-techniek als zodanig is nooit geëxporteerd.

En waar Jetten ‘gelooft’ en Rutte een ‘overtuiging’ is toegedaan, heeft het Centraal Planbureau in september 2018 al eens onderzocht hoe dat zit als je strenge klimaat- of milieunormen nastreeft. Koploper klimaat willen zijn betekent om te beginnen immers hoge kosten, zowel voor burgers als bedrijven. En als de staat hoge kosten oplegt, leidt dat juist tot verslechtering van winstgevendheid en van koopkracht – tot welvaartsverlies, dus. De afgedwongen nieuwe techniek en de export van die kennis mag dus wel heel gunstig zijn, wil die het welvaartsverlies door hogere heffingen, boetes en aardgasverboden goed maken.

Op basis van zo’n beetje alle wetenschappelijke rapporten die er in dit opzicht zijn, komt het CPB tot de conclusie dat het eerder aannemelijk is, dat de productiviteit zich wel herstelt na het invoeren van strenge milieu- en klimaatregels, maar dat de welvaart er toch door wordt geschaad. Het kan ook zijn dat na een tijdelijke daling de economie op het oude niveau terugkeert. En misschien kan de productiviteit zelfs beter worden, maar dat is slechts een mogelijkheid.

En als Nederland met zijn klimaatkoploper-ambities denkt ook in klimaattechnologie koploper te kunnen worden in de wereld, dan moet dat wel – zou je zeggen – baanbrekende technologie zijn waar de wereld wat aan heeft. Ik zou denken aan iets met waterstof of iets anders met opslag van stroom, of aan doorbraken op het vlak van kernenergie.

Maar wat doet Nederland? Nederland loopt voorop met zulke zaken als het onder de zeebodem stoppen van CO2 (terwijl nauwelijks iemand belangstelling heeft voor deze, wat ik noem ‘struisvogeloptie’). Nederland loopt ook voorop met het afsluiten van woningen van het aardgas (het ‘aardgasverbod’) terwijl de hele wereld omwille van klimaat en milieu juist aan het gas gaat.

Anders gezegd: als het al zo mocht zijn dat je door koploper te zijn technologie aan de wereld denkt te kunnen slijten, dan moet dat wel technologie zijn waar de wereld op zit te wachten. Het onder de grond stoppen van broeikasgassen hoort daar niet bij, het voorop lopen met het verbieden van aardgasgebruik in woningen evenmin. Daar kun je nog zo optimistisch over zijn, er helpt geen lieve moedertje aan.

Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week