Essay

Fidan Ekiz: Doorbreek het angstige, politiek correcte zwijgen

23-03-2019 13:23

“De zon komt op. Ik heb het niet eens gemerkt. Binnen is het licht uitgegaan. Hij is dood. Ze zijn hem komen halen. Mijn moeder loopt voorop, naast haar man. Wij volgen. De buren kijken. Het hoofd gebogen. ‘Gecondoleerd’. We brengen hem naar Turkije. Dit is zijn laatste reis. ‘Goedemorgen’, zegt de stewardess. Ik kan geen woord uitbrengen. Mijn vader ligt in het vrachtruim. Wat valt er te zeggen? Behalve dan dat mijn hart is gebroken en alles onwerkelijk lijkt. We stijgen op. Nederland wordt kleiner. Hij kwam hier ooit als avonturier met grote dromen. Nu verlaat hij het land in een kist. Naar zijn geboortedorp, waar familieleden hem opwachten en waar ze zijn naam zullen noemen bij de oproep voor het begrafenisgebed: ‘Yüksel Ekiz, zoon van Osman en Kezban is overleden’.”

Ik zeg vaak dat ik mijn ouders veel dank verschuldigd ben. Zij hebben de koers van mijn leven bepaald. Daarom neemt mijn familie zo’n belangrijke plaats in in mijn werk. Wij maken deel uit van een voortgaande migratiegeschiedenis. In deze positie is het onmogelijk om in het huidige, verhitte maatschappelijk debat aan de zijlijn te staan. Ik zie het als mijn plicht om mijn stem te laten horen. Tegen polarisatie, tegen racisme, voor inclusiviteit. Door de jaren heen ontdekte ik dat dit alleen niet genoeg is. We hebben meer vrijdenkers nodig en een heuse hervormingsbeweging binnen de islam.

‘De huidige identiteitspolitiek, de angst om te kwetsen, de angst om islamofoob genoemd te worden, frustreren vooruitgang’

Taboes en dogma’s moeten worden doorbroken. Emancipatie moet worden aangestuurd door progressieve mensen uit de eigen groep, die de weg banen voor anderen. Die pleiten voor hervormingen binnen de islam, rechten voor moslimvrouwen, misstanden binnen de gemeenschap aan de kaak stellen. Dit is een lang proces dat geduld en vastberadenheid vraagt van de wegbereiders in de voorhoede. Zij verdienen alle steun. Maar die steun blijft uit. De obstakels zijn kennelijk te groot.

De huidige identiteitspolitiek, de angst om te kwetsen, de angst om verstoten te worden en de angst om islamofoob genoemd te worden, frustreren vooruitgang. Ik groeide op met het idee dat ik het land of de gemeenschap zou worden uitgezet als ik mij uitspreek. Kritisch zijn op integratie en de islam werd en wordt gezien als verraad en een teken van onverdraagzaamheid. Ook door mensen buiten de gemeenschap, zoals regressief links (een term geformuleerd door de Brit Maajid Nawaz voor mensen die links, progressief gedachtengoed aanhangen, maar hun progressieve waarden loslaten vanuit politieke correcte dwang om alles van etnische minderheden te verdedigen en critici te verketteren als ‘racist’) onder het motto ‘Je bent voor ons of tegen ons’. Daartussen zit een wereld waarin de bouwstenen gelegd kunnen worden voor verandering.

‘Bekritiseer ik politici die zich inlaten met extreemrechtse figuren en die zich bedienen van een theorie over ‘omvolking’, dan ben je een ‘Turkse hoer van de linkse kerk’’

Hervormers binnen de gemeenschap gaan die uitdaging aan, maar de kans op vooruitgang wordt gedwarsboomd vanuit alle hoeken. Wanneer ik vraag om met iets meer begrip te kijken naar de generatie van mijn ouders, dan praat ik de ‘mislukte integratie’ goed. Bekritiseer ik politici die zich inlaten met extreemrechtse figuren en die zich bedienen van een theorie over ‘omvolking’, dan ben je een ‘Turkse hoer van de linkse kerk’.  Nog gecompliceerder wordt het wanneer je ook weerstand krijgt vanuit de eigen gemeenschap. Veel collega-opiniemakers van Turkse of Marokkaanse afkomst hebben hiermee te maken. Veroordeel je het gebrek aan zelfkritiek en aan debat over de misstanden bij minderheden, dan ben je een ‘huisallochtoon’ en een ‘landverrader’. Vraag je moslims kritisch naar de islam te kijken, dan ‘generaliseer je’ en ‘praat je Nederlanders naar de mond’.

“Jouw vader is islamitisch begraven. Er is waarschijnlijk uit de koran gelezen. Waarom geef je dat niet toe?”, schreef iemand mij kort na zijn dood. Of dit: “Waarom verschuil je je achter je vader. Jij bent een haatzaaier. Hij was als moslim niet trots op je geweest”.

Eén van de redenen waarom ik vaak over mijn vader schrijf, is juist om de vastgeroeste denkbeelden en de frames te doorbreken. Dé ‘moslim’ bestaat niet. Hoeveel gesprekken ik niet met mijn vader heb gevoerd over de beperkte vrijheid van meisjes in onze cultuur en religie. Waarom mocht ik minder dan mijn broer? Waarom was het zo belangrijk wat de gemeenschap vond? Deze gesprekken deden ertoe. Respectvol, doch kritisch. Door deze gesprekken te voeren én te delen in mijn werk emanciperen wij onze vaders en hun zonen.

Toen mijn vader werd begraven in Turkije moesten de vrouwelijke familieleden op afstand blijven van de imam. De dode was gereinigd, dus onze aanwezigheid was zondig. Wij weigerden. Dat moment ging niet over wat het geloof verlangt, maar over familie, verlies, afscheid en rouw. “Wie bepaalt wat goed of slecht is?”, vroeg ik de imam. Mannen die ik niet ken bemoeiden zich ermee. Het was vreselijk. Zo’n discussie op zo’n droevig moment. Maar we hielden voet bij stuk. En zij gaven op. Waarom? We spraken ons uit en kwamen voor onszelf op – en voor vele anderen.

Of het nu gaat over vrije partnerkeuze, studeren, werken, gemengde huwelijken, samenwonen, seks voor het huwelijk. Hoe hadden we dit alles moeten verwezenlijken en bevechten als we hadden gezwegen?

De restricties die ik van dichtbij heb ervaren, hebben niet maar één oorsprong. Het is een combinatie van de islam, mijn etnische achtergrond, opleidingsniveau, sociale controle, angst voor het verlies van de eigen cultuur en identiteit.  Om als vrouw je vrijheid op te eisen binnen patriarchale culturen: daar is – helaas – veel lef voor nodig.

Een jeugdvriendin van mij heeft jarenlang gestreden om te komen waar ze nu is. Van haar ouders mocht ze niet verder studeren. Ze konden nooit goed uitleggen waarom: “Zo hoort het”. Mijn vriendin legde zich er niet bij neer, ze ging de strijd aan. Jarenlang, onvermoeibaar, bleef ze op haar ouders inpraten. Deze vrouw haalde drie diploma’s, ging op zichzelf wonen, reisde de wereld over en won haar vrijheid.

In de islamitische wereld strijden dappere, moedige vrouwen, al tijden tegen onderdrukking van en misdaden jegens vrouwen. In Turkije, waar ik werkte als correspondent, trok ik op met seculiere Turken, feministen, liberale denkers. Zij lieten zich inspireren door voorbeelden als de Marokkaanse feministe en sociologe Fatima Mernissi. Generaties vrouwen, niet alleen binnen de Marokkaanse gemeenschap, maar in de hele islamitische wereld en erbuiten zijn geïnspireerd door haar. Ik raakte geïnspireerd door haar.

Mernissi stelt dat mannelijke theologen religieuze teksten manipuleren om het patriarchale systeem in stand te houden. Ze durft de overleveringen in twijfel te trekken. Wat mij zo verbaast, is dat veel kritiek op het bespreekbaar maken van dezelfde onderwerpen op verzet stuiten bij vrouwen en mannen die Mernissi zeggen te bewonderen. (Durf hier in Nederland maar eens in een landelijke talkshow kritiek te leveren op islamitische teksten, het hek is van de dam hoor). Waarom zijn het altijd dezelfde mensen die zich uitspreken tegen hoofddoeken bij kleine meisjes? Wellicht wordt hun mening breder gedragen, maar ik hoor ze niet. Je krijgt hooguit een individueel (tegen)verhaal, dat er altijd weer op neerkomt dat de persoon in kwestie haar hoofddoek heus uit vrije wil draagt.

‘Het eisen van deadlines voor het ‘ontwitten’ van Nederland heeft niets te maken met samenleven’

Het meest wrange is hoe opvallend stíl het verder blijft in die hoek – en aan linkerzijde. Onwil of angst. Je zag het de afgelopen dagen na de aanslag in Utrecht op sociale media. Ik zag discussies voorbijkomen waarin men in de kramp schoot over de term ‘eerwraak’. Want, kort samengevat: een debat daarover is ‘oriëntalistisch’, ‘racistisch’, het ‘narratief van rechts’. Hiermee slaan ze vrouwen zoals Mernissi niet alleen keihard in het gezicht, maar ook al die jonge, dappere vrouwen die ze juist zouden moeten aanmoedigen in plaats van tegen te werken.

Wij – links, multicultureel Nederland – spreken ons altijd uit over alles, behalve wanneer het gaat over andersdenkenden en emancipatie binnen onze moslimgemeenschappen.Universele waarden, de Verlichting, hervorming, emancipatie, al deze termen krijgen een andere (negatieve) betekenis zodra we praten over moslims en de islam. Zelfs autochtone vrienden met wie ik op één lijn dacht te zitten, blijken ineens moeite te hebben met tegenstemmen en (zelf)kritiek. Maar is dit niet de essentie van onze westerse cultuur?

Ik krijg mails met het verzoek om een pamflet te ondertekenen (‘Boycot GeenStijl!’) of een open brief om de ‘multiculturele samenwerking’ te redden (na de omstreden uitspraken van minister Stef Blok). Nooit komt er een verzoek binnen om het op te nemen voor de Mernissi’s, hier en in het buitenland. De groep die zich voor hen inzet is zo klein. Ik ben ze dankbaar voor hun moed. Zij weten wie ze zijn. Deze mensen bieden hoop. Ook zij krijgen het verwijt ‘extreemrechts’ en ‘nestbevuilers’ te zijn. Mét – natuurlijk – een ‘zionistische’ agenda. Wat dat ook mag zijn.

Het verwijt dat critici extreemrechts in de kaart spelen, raakt mij vooral om deze reden: bij het veroordelen van radicaal rechts word je door diezelfde mensen buitenspel gezet. Wanneer een moskee wordt aangevallen in Christchurch heb je volgens hen niks te voelen en niks te veroordelen, want je hebt in hun ogen bijgedragen aan het klimaat dat extremisten zoals in Nieuw Zeeland voortbrengt. “Hoe slaap jij ’s nachts?” vroeg iemand mij, en wees daarmee kennelijk op mijn geweten. Ik zou willen antwoorden dat ik slecht slaap omdat ik dit land naar de klote zie gaan; omdat we niet in staat zijn samen een vuist te maken tegen elke vorm van extremisme. En niet omdat ik nu zo bezorgd ben over hoe men mij ziet als persoon, of omdat ik een slecht geweten zou hebben. Maar ik zwijg. Want deze mensen willen geen antwoorden, geen dialoog.

‘Wie achter elke boom een islamofoob en een racist ziet zoekt in mijn ogen geen dialoog maar vervreemding’

Extremisme heeft niet slechts één gezicht. De eerste keer dat ik er van dichtbij mee te maken kreeg, was in 2003 in Istanbul toen er aanslagen op twee synagoges werden uitgevoerd. Die schrikbeelden – mensen die je bebloed aanklampen – staan in mijn geheugen gegrift. Meer dan twintig doden, honderden gewonden. Vijf dagen later was het weer raak. Beide aanslagen werden gelinkt aan Al-Qaeda: een aanval van moslimfundamentalisten op een overwegend islamitisch land. Ik kan u verzekeren dat ik in die dagen geen discussie heb hoeven voeren over ‘kansarme’ en ‘werkloze jongeren’ die wegens discriminatie hun heil zochten in terreur. Het kwaad kwam ook in de vorm van nationalistisch geweld toen mijn Armeens-Turkse collega Hrant Dink werd vermoord in Istanbul. Discriminatie, racisme, haat zijn overal en komen in verschillende vormen. Het is niet alleen een kwestie van wit versus blank, moslim versus niet-moslim. Westers versus niet-westers.

Wie achter elke boom een islamofoob en een racist ziet, en álleen maar blijft hameren op de ‘witte’ media en elite, het ‘racistische’ Nederlandse volk, zoekt in mijn ogen geen dialoog, maar vervreemding. Het systematisch aan de schandpaal nagelen van ‘nestbevuilers’ heeft niets te maken met inclusiviteit. Het eisen van deadlines voor het ‘ontwitten’ van Nederland heeft niets te maken met samenleven.

Tijdens mijn jeugd kreeg ik vanuit de gemeenschap en van de imam te horen hoe we als meisje het beste in de pas konden lopen, anders dreigde je verstoten te worden uit de gemeenschap of uit het paradijs. Ik ben niet zover gekomen om de strijd aan te gaan met mensen die juist aan onze zijde zouden moeten staan in onze strijd voor emancipatie, progressie en vooruitgang willen.

In plaats van te kiezen voor slachtofferschap en het benadrukken van de negatieve beeldvorming van migranten, kunnen beter de onderliggende problemen worden aangepakt waar deze mensen notabene zelf het meeste last van hebben. Alleen deze mentaliteit zal op den duur verandering teweeg brengen. Natuurlijk moet je waken voor de stigmatisering van een bevolkingsgroep. Ik zie om me heen dat veel mensen daar gelukkig alert op zijn en daarvoor willen waken. Nederland bestaat niet ‘alleen maar’ uit kwaadwillende racistische mensen. Genoeg mensen, die net als ik wil aanpakken zonder te schofferen en uitsluiten. Duw elkaar niet weg, maar zoek elkaar op.

‘Maryam Namazie: ‘Islamisme is in zekere zin ook extreemrechts’

Een argument dat ik vaak hoor: “Je tweets worden gedeeld door extreemrechts, ben je daar trots op?” Terwijl ik uit de Turkse en Marokkaanse gemeenschap, ook door belijdende moslims, via mails steunbetuigingen krijg. Zelden in het openbaar, want dat doen ze liever niet. Durven ze niet. Ik betreur dat, tegelijkertijd begrijp ik het maar al te goed. Dat begrijp ik des te beter sinds wij blijkbaar gevoelige onderwerpen behandelen in De Nieuwe Maan, het tv-programma dat ik presenteer, en vanuit de moslimgemeenschap stuiten op buitensporig veel verzet – zoals de oproep om het programma te boycotten, inclusief politieke inmenging vanuit de Partij DENK over de koers van ons programma, en daaropvolgend de weigering van mensen om bij ons aan te schuiven. Het is, in hun ogen, allemaal ‘te rechts’.

Ik sprak de Iraanse islamcriticus Maryam Namazie. Zij zegt dit:

“Mensen denken dat deze thema’s (extreem) rechts toebehoren. In islamitische landen strijden dissidenten al jaren tegen islamisme. Ik doe dat al veel langer dan Wilders, hoor.”

Namazie is zelf immigrant, haar ouders zijn moslims. Het laatste wat ze wil is verdeeldheid en haat zaaien. Ze komt op voor mensenrechten en strijdt tegen islamisme, “wat in zekere zin ook extreemrechts is.”

Al zo lang ik publiceer, schrijf ik over de migratiegeschiedenis van mijn familie en die van andere gastarbeidersgezinnen. Anekdotes over mooie herinneringen, maar ook over de worstelingen in een nieuw land. Een Turks gezegde luidt: ‘Een slang die mij niet bijt, mag duizend jaar leven’. Mensen lieten elkaar met rust. Zoals Paul Scheffer treffend schrijft in zijn Land van Aankomst: onze tolerantie is gaandeweg omgeslagen in onverschilligheid: “Wie niets vraagt, verwacht namelijk ook niets. We hebben te veel gedacht onkwetsbaar te zijn.”

‘Over FvD denk ik: blijkbaar moest dit gebeuren’

Deze zelfontkenning heeft gevolgen gehad. Een docent op een zwart VMBO deelde bij De Nieuwe Maan haar zorgen over de segregatie in Nederland. In haar klas stelde ze de vraag of iemand uit de klas ooit bij blanke Nederlanders over de vloer was geweest en vice versa. Van de achttien leerlingen stak slechts één zijn hand op. Een gevolg van het falend multicultureel beleid en discriminatie, zijn verklaringen voor dit gebrek aan onderling contact. De voornaamste ligt wat mij betreft in wat hoogleraar en socioloog Ruud Koopmans schrijft in zijn onlangs verschenen boek Het vervallen huis van de islam: veel van de hindernissen die een succesvolle integratie van moslimmigranten in de weg staan hebben met religie te maken. Geen loze kreet. Koopmans onderbouwt deze stelling uitstekend.

Dit zijn de zorgen die we zouden moeten delen en dit zijn de obstakels waaraan dit land moet werken. Je kunt er je handen van aftrekken en achter over leunen en hard ‘islamofobie’ roepen, maar dan moet je ook niet hard gaan klagen dat Nederland nu voor Forum voor Democratie heeft gestemd. Dat Thierry Baudet ons land met diens ondergangsdenken nog verder van huis brengt. Over FvD denk ik: blijkbaar moest dit gebeuren. Ik vermoed, als sociaaldemocraat, dat deze ontwikkeling nodig is om elkaar weer te vinden.

Het laatste wat ik wil, is klagen. Als ik me zorgen zou maken over mijn reputatie of me zou willen verantwoorden – zoals sommigen mijn columns over mijn moslimouders interpreteren – dan had ik deze weg niet bewandeld. Dit is een bewuste keuze. Wat me wél interesseert en ergert is dat die weg, zoals het nu gaat, niet leidt tot enige progressie.

De dominante tendens van links en islamitisch Nederland om kritiekloos in de bres te springen voor het ‘multiculturalisme’ frustreert elke vooruitgang. Linkse woordvoerders – van wie vaak maar de vraag is of ze überhaupt bekend zijn met de eigenaardigheden in het allochtone-islamitische milieu – pleiten reflexmatig voor pluriformiteit, zonder te begrijpen dat die pluriformiteit eerst ook nodig is binnen de moslimgemeenschap. Kritiek van binnenuit, bespreekbaarheid, het zijn democratische rechten. Moslims worden blijkbaar beschouwd als een homogene groep die er een eigen waardenpatroon op nahoudt.

Ons verhaal móet verteld worden, zonder terughoudendheid, schroom, angst of schaamte. Juist om moslims te bevrijden en om de vrijheden van onze liberale democratie te bewaken. Alleen zo kan de polarisatie een halt worden toegeroepen. Dit is de prijs en de belofte van waar burgerschap. Identiteitspolitiek gaat ons hier niet bij helpen. Die is blind voor onze overeenkomsten. Vooruitgang is onmogelijk als we tegen elke prijs onze identiteiten willen beschermen.

We moeten daarom ook pal staan voor seculier onderwijs. Segregatie leidt tot ongelijkheid en tot outsiders. Om die reden moet het bijzonder onderwijs worden afgeschaft. Door kinderen al van jongs af aan te verwijderen van de samenleving, op grond van de levensovertuiging van hun ouders, plaats je ze al heel jong buiten de rest van de samenleving. Als wij willen dat ze als gelijkwaardige burgers worden behandeld, ongeacht hun achtergrond, zorg er dan ook voor dat ze er bij horen.

We moeten opkomen voor universele waarden en mensenrechten. Iedereen die beweert dit te doen zou een handreiking moeten doen. Stop met uitsluiten, werk samen met mij, met ons.

Ruud Koopmans zei in een interview met het Financieel Dagblad dit:

“Het is extremisme dat extremisme oproept, haat die tot haat leidt – niet de kritiek op extremisme en haat. Ik ben dus niet tegen de islam.”

Ik had het niet beter kunnen zeggen.

“Wij zijn de echte landen, niet de grenzen getrokken op kaarten met de namen van machthebbers,’ schrijft Michael Ondaatje in The English Patient, ‘We sterven rijk aan geliefden en aan angsten waarin we ons verstopten. Wij zijn de echte landen, niet de grenzen die zijn getrokken op landkaarten. Ik weet dat je me op een dag naar buiten zult dragen, in het windpaleis. Alles wat ik ooit wilde, op een plek lopen met jou, vrienden en een wereld zonder kaarten.’

Die woorden heb ik ooit opgeslagen. In het besef dat we ooit het levenloze lichaam van mijn vader zouden meenemen op een laatste reis, in het vrachtruim van een vliegtuig, na een halve eeuw Nederland, de wereld aan zijn voeten.

Geen vlaggen, geen nationaliteiten, geen religies. Geen grenzen.”

Fidan Ekiz (42) is journaliste en presentatrice van het tv-programma De Nieuwe Maan. Dit essay bevat passages uit haar recent verschenen boek Alles begint en eindigt met familie. (Ebook.)

Een korte versie van dit essay werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant.