Het bericht van Forum voor Democratie over de oproep om informatie te delen over ideologische beïnvloeding op scholen en universiteiten roept verschillende reacties op. Zo staat het aangekondigd op de website: “De Nieuwe Schoolstrijd: meldpunt indoctrinatie op scholen & universiteiten. 12 maart 2019, 03:00, Door: Renaissance Instituut”.
Vooral de kop heeft de aandacht getrokken, positieve maar ook negatieve. Maar waar het om gaat, staat in het bericht zelf. “Op basis van deze gegevens zal het Renaissance Instituut een onderzoek entameren naar de omvang, achtergronden en oorzaken van deze beïnvloeding van nieuwe generaties, en voorstellen doen om het onderwijs structureel te verbeteren.”
De “gegevens” waarnaar verwezen wordt, zijn gegevens die leerlingen zelf kunnen aanleveren bij FvD via een speciaal emailadres. Zij kunnen daarin hun ervaringen delen over ideologische beïnvloeding. Er staat: “Mail uw ervaringen met vooringenomen toetsen, politiek gekleurde examenvragen, eenzijdige lesboeken, oikofobe projecten en partijdige docenten naar: [email protected].”
Wie dit bericht goed leest, ziet dat hierin niet wordt opgeroepen tot filmen in de klas. Niet tot het “aangeven” van leraren. Niet tot “klikken”. Niet tot “spioneren”. Niet tot illegale acties van welke aard dan ook. En al helemaal niet tot geweld. Er wordt het plan geventileerd om een brede onvrede (bij de leerlingen zelf!) over ideologisch gekleurde invloed vanuit docenten op leerlingen te inventariseren en op basis daarvan een onderzoek te starten. Hoe kan je zo’n onderzoek anders doen dan op basis van informatie van de direct betrokkenen zelf? Iedereen die de transparantie, de neutraliteit, de objectiviteit en de kwaliteit van ons onderwijs een warm hart toedraagt zou vóór zo’n onderzoek moeten zijn.
Waar critici kennelijk op aanslaan is op het woord “meldpunt”. Maar is dat redelijk? Wat zou er mis zijn met een meldpunt voor kindermishandeling? Als een bepaalde praktijk verwerpelijk is, dan moet dat toch aan de orde kunnen worden gesteld? Als kinderen in het onderwijs zouden worden blootgesteld aan eenzijdige rechtse indoctrinatie dan zou dat toch ook aandacht verdienen? En waarom zou onderzoek naar rechtse indoctrinatie wel mogen, maar als het gaat om linkse indoctrinatie ineens niet?
Voorlopig zien we dat vooral universiteitsbestuurders te hoop lopen tegen het plan van FvD. Zo zien we dat sommige universiteitsbestuurders over dit plan al negatieve reacties afgeven zonder dat de zaak goed en wel in studie is gebracht. Men weet vooraf al wat zulk onderzoek zal uitwijzen. Dat is niet erg wetenschappelijk. De Groningse U-krant heeft een rondje gemaakt langs enkele rectores en voorzitters van het College van Bestuur.
De U-krant stelt: “Collegevoorzitter Jouke de Vries van de RUG noemt het onlangs geopende meldpunt van Forum voor Democratie voor ‘linkse indoctrinatie’ in het onderwijs ‘persoonlijk vrij bizar’.”
De Vries geeft dus – terecht getypeerd, zou ik zeggen – een persoonlijke impressie. En persoonlijk vindt hij het vrij bizar.
Die persoonlijke impressie kan ik natuurlijk niet bestrijden. Het is een ervaring. Mijn persoonlijke ervaring is anders. Maar in de wetenschap moeten natuurlijk niet persoonlijke impressies leidend zijn (noch die van mij, noch die van De Vries), maar wetenschappelijk onderzoek. En daarom is het logisch en consistent dat je wetenschappelijk onderzoek entameert naar iets waarover maatschappelijke onvrede heerst. Dan wil je als universitaire bestuurder toch weten of die onvrede terecht is?
Na het geven van een eerste persoonlijke impressie voegt De Vries gelukkig iets belangrijks toe. Hij zegt (nog steeds volgens de U-krant): “Een officieel standpunt wil de RUG nu nog niet innemen, omdat ook binnen universiteitenvereniging VSNU over de kwestie wordt gesproken.”
Dat tweede lijkt mij een verstandig standpunt. In het bijzonder wanneer we weten dat de voorzitter van de VSNU, Pieter Duisenberg, zelf eerder zijn belangstelling voor het onderwerp kenbaar heeft gemaakt. Hij sprak, toen hij nog VVD-kamerlid was, al eens zijn zorg uit over ideologische indoctrinatie aan universiteiten. Aan de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen werd toen gevraagd de kwestie in kaart te brengen.
De U-krant geeft ook een impressie weer van de rector magnificus Sterken, eveneens van de Universiteit Groningen: “Rector magnificus Elmer Sterken liet zich donderdag (…) op Twitter horen. ‘Het inrichten van een meldpunt indoctrinatie gaat in tegen waar de universiteit voor staat: een open academische gemeenschap, intellectuele diversiteit, onafhankelijke wetenschap en veilige werkomgeving. Wij staan voor onze RUG-docenten!’”
Dit lijkt mij, met alle respect, een inconsistente reactie. Een open academische gemeenschap, intellectuele diversiteit en onafhankelijke wetenschap staan juist op gespannen voet met ideologische indoctrinatie. Rector Sterken zou dus op basis van zijn eigen waarden vóór een meldpunt ideologische indoctrinatie moeten zijn en voor alles dat de academische idealen die hij zo terecht formuleert ondermijnt.
Ook is zorgwekkend dat rector Sterken zonder nadere kwalificatie het schijnbaar onschuldige voornemen formuleert een “veilige werkomgeving” voor “onze RUG-docenten” te realiseren. Veiligheid is een bedenkelijk academisch ideaal. Bij het woord “veilige werkomgeving” hadden bij de rector alle bellen moeten gaan rinkelen. Het is afkomstig uit de “deplatformingsindustrie” die als inzet heeft dissidente denkers te weren van universiteiten.
Universiteiten, met name de Amerikaanse universiteiten, verkeren in een crisisachtige situatie. Ik verwijs graag naar de “klassiker” van Alan Bloom, The Closing of the American Mind: How Higher Education has Failed Democracy and Impoverished the Soul of Today’s Students (1987) dat cultuurrelativisme als wijd verbreide ziekte in de academie aanwijst. Of naar het boek van Bruce Bawer, The Victim’s Revolution: The Rise of Identity Studies and the Closing of the Liberal Mind (2012), dat duidelijk maakt dat tegenwoordig aan universiteiten disciplines worden ontwikkeld die zich nauwelijks onderscheiden van politiek activisme. Of naar Joanna Williams die in Academic Freedom in an Age of Conformity: Confronting the Fear of Knowledge (2016) het conformisme in academia aan de orde stelt.
Ik wil niet oorlogszuchtig klinken, maar voor docenten die het academische ideaal van onafhankelijke wetenschap ondermijnen moet het juist onveilig worden gemaakt. Eén zo’n docent ken ik al. Prof. Martin Lenz protesteerde tegen mijn aangekondigde lezing over mijn boek Theoterrorism v. Freedom of Speech, bij de Groningse Nacht van de Filosofie omdat, naar het oordeel van Lenz, de daarin uiteengezette ideeën “controversieel” zouden zijn. Maar dat boek is volslagen oncontroversieel! En bovendien, zelfs als het wél controversieel zou zijn, waarom daar geen nuchter en rustig gesprek over voeren?
Gelukkig hebben rector Sterken, collegevoorzitter De Vries en de Groningse filosofie-decaan Nauta eendrachtig verklaard dat ik welkom ben. Ik hoop dat dit zo blijft, ook wanneer we een iets andere opvatting hebben over het monitoren van ideologische beïnvloeding aan universiteiten en scholen.
Nog even terug naar het meldpunt. Ook UvA-collegevoorzitter Geert ten Dam gaat, als klopt wat in de U-krant staat, in de fout. Zij noemt het meldpunt “respectloos” tegenover docenten. Ten Dam: “Het doet geen recht aan al die docenten die dag in dag uit bezig zijn jongeren kennis bij te brengen. Het is respectloos tegenover een beroepsgroep die keihard werkt en juist respect en waardering verdient.”
Wat Ten Dam vergeet, is dat de beroepsgroep als geheel juist wordt geëerd, respectvol bejegend, wanneer de idealen van onafhankelijkheid, neutraliteit en diversiteit werkelijk worden hoog gehouden. Wie in naam van deze idealen misstanden wil monitoren, en op basis van wetenschappelijk onderzoek verbeteringsvoorstellen wil formuleren, eert de wetenschap, eert de universiteit en eert de vele goede docenten die proberen een academisch ethos te realiseren.
De reactie van Rector magnificus Rianne Letschert van de Universiteit Maastricht is helaas niet veel beter dan die van haar Amsterdamse collega. Zij hanteert de tendentieuze aanduiding “kliklijn” en wijst deze af als iets dat ingaat tegen alles waar de universiteit voor staat.
Wat deze korte rondgang langs universitaire bestuurders duidelijk maakt, is dat het ideaal van diversiteit, academische neutraliteit en objectiviteit een voorwerp van aanhoudende zorg is. Rectores hebben daarbij een belangrijke functie. Sommigen zijn zich van hun verantwoordelijkheid meer bewust, andere minder. Voor de universiteiten zal het een belangrijke uitdaging zijn een valide begrip van “diversiteit” te ontwikkelen. Diversiteit wordt helaas te vaak geïnterpreteerd als etnische diversiteit en gender diversiteit. Die zijn relatief van belang, maar veel belangrijker voor een universiteit is ideologische diversiteit.
De rectores zouden zich zorgen moeten maken over de politieke monocultuur onder het universitaire personeel. In de strijd tegen eenzijdige ideologische beïnvloeding kunnen zij een belangrijke rol vervullen. Voor sommige rectoren is de taak zwaarder dan voor anderen. Naar mijn idee zal rector Geert ten Dam het nog zwaar krijgen aan de UvA. Mijn alma mater moet van ver komen om het academisch ideaal van ideologische diversiteit op orde te krijgen. De Leidse rector heeft het makkelijker, want de universiteit van Leiden kent een grotere ideologische diversiteit dan die van Amsterdam. Maar hoe dat ook zij, voor de rectores en collegevoorzitters ligt nog belangrijk werk in het verschiet. Een universiteit besturen vergt tegenwoordig ook een visie op wat Newman (1801-1890) beschreef als The Idea of a University (1852). Kennis, zei Newman, is niet een instrument voor politieke macht. Kennis is een doel in zichzelf: Knowledge its own end.