In 1940 moest de toen 81-jarige Henri Bergson zich op bevel van de Duitse bezetter laten registreren in een Parijs politiekantoor. Op het formulier vulde hij in als beroep: ‘Filosoof, académicien, nobelprijswinnaar, jood’. Het wrange was dat deze filosoof die over de moraal schitterende teksten had geschreven, vernederd werd door het meest immorele regime dat de mensheid ooit heeft gekend. Achteraf gezien zijn het uiteraard de nazi’s die zichzelf ten diepste hebben vernederd.
Nog steeds is Bergson’s boek Les deux sources de la morale et de la religion zeer lezenswaardig, niet alleen omwille van het prachtige Frans dat hij hanteert en de helderheid van het betoog, maar ook omdat het duidelijk maakt wat de mensen bijeenhoudt in een samenleving. Aangezien de sociale cohesie in onze huidige samenleving op het spel staat, wil ik in deze bijdrage aangeven wat mijn interpretatie is van wat Bergson hierover heeft te zeggen.
De morele ontwikkeling begint in de opvoeding. Die ontwikkeling is geslaagd als het kind de morele gedragsregels heeft geïnternaliseerd. Het kind volgt dan de regels op, zonder dat toezicht of sancties noodzakelijk zijn. De internalisatie lukt het best als de opvoeders het waarom van de regels vaak uitleggen en zelf het goede voorbeeld geven. Dat lukt het minst bij een autoritaire opvoeding met veel dwang en een koele bejegening. Ook voor volwassenen geldt dat verplichting of dwang vaak weerstand oproept. Wordt echter op de volwassene een appel gedaan om zich conform de morele regels te gedragen, dan zal hij er zich voor engageren. Dat appel gaat bijvoorbeeld uit van charismatische mensen. In zekere zin gaat bij elke ontmoeting met een ander mens er een appel uit om ons verantwoordelijk tegenover hem te gedragen.
Bergson vergelijkt een menselijke samenleving met een mierenkolonie. Mieren gedragen zich instinctmatig en voeren dwangmatig hun taken uit. Dit verloopt al miljoenen jaren op gelijkaardige wijze. In een menselijke samenleving is er weliswaar ook sprake van instinctief gedrag, maar de mens heeft een vrije wil om al of niet aan de verplichtingen te gehoorzamen en hij beschikt over intelligentie om zelf (nieuwe) doelen te stellen. Hoe primitiever de samenleving, hoe meer de mensen gevangen zitten in een quasi onveranderlijk systeem van verplichtingen en tradities. Hier geldt het bevel ‘Het moet omdat het moet’ of ‘Het moet omdat het nu eenmaal zo hoort’. Een verlichte samenleving daarentegen wordt gekenmerkt door complexiteit, dynamiek en persoonlijk engagement.
Een ander onderscheid dat Bergson maakt is die tussen een gesloten en een open moraal. In het gezin, de clan en het vaderland heerst een gesloten moraal. Hier gehoorzamen we aan de verplichtingen omdat we ons verbonden voelen met de andere gezinsleden, met de clan of met het vaderland. Bij een open moraal gaat het om de universele rechten van de mens en om universele broederschap. Moreel gedrag wordt dan niet meer beperkt tot de eigen groep, maar betreft de gehele mensheid. Volgens Bergson zal een samenleving die de gehele mensheid zal omvatten, ook in de toekomst nooit bestaan, evenmin als er in het verleden er een menselijke samenleving is geweest die puur organisch functioneerde als een mierenkolonie. Slechts uitzonderlijke figuren bewegen de mensen in de richting van het ideaal van een open moraal.
Een cruciale vraag is wat de bron is van de moraal. Is dit nu de rede of biedt de religie de basis van de moraal? Ook al ben ik een wetenschapper, toch houd ik mijn hart vast als de rede zou moeten bepalen hoe we ons horen te gedragen. De wetenschap geeft een antwoord op wat is, maar niet op wat hoort te zijn. Religie kan berusten op fabeltjes en bijgeloof, zodat het botst met onze rationaliteit. Dit probleem wordt opgelost door wat Levinas noemt ‘een godsdienst voor volwassenen’. Het fundament van de moraal is hier het geraakt worden door de Ander, op zo’n manier dat we ons voor hem verantwoordelijk voelen. De Ander: dat zijn de mensen die ons nabij zijn, de mensen ver weg en ook de toekomstige generaties die zullen moeten leven op de planeet die we voor hen achterlaten. De Ander doet een appel op mij om goed voor hem te zijn. Via de Ander spreekt God tot mij. Een atheïst die het bestaan van God ontkent, maar zich verantwoordelijk voelt voor de Ander is evengoed een ‘volwassen gelovige’, als diegene die belijdend lid is van een kerk.
Een ‘volwassen’ moraal maakt duidelijk welke religies en ideologieën getuigen van een gebrekkige morele ontwikkeling. Een volwassen moraal is een open moraal en legt de prioriteit bij de verantwoordelijkheid van het individu voor eender welke ander, ook al heeft die ander een ander geloof of helemaal geen geloof. De rede helpt ons om die verantwoordelijkheid zo goed mogelijk in te vullen. Een kritische houding ten aanzien van de religie of van de ideologie, voortdurende dialoog en aanpassing zijn cruciaal. Als ik als orthopedagoog de bijbel letterlijk zou toepassen dan ‘moet ik opstandige kinderen die niet willen luisteren voor de stamoudsten brengen, die hen zullen laten stenigen’ (Deuteronomium 21:18-21).
In de koran staan 164 oproepen tot geweld. Als die letterlijk worden genomen, wordt de wereld een hel. Als vijf procent van de moslims bereid is tot terroristische aanslagen in naam van Allah, dan zijn er binnen de Europese Unie drie miljoen potentiële terroristen.
Elke religie en elke ideologie is in staat haat te zaaien. Hierdoor staat de sociale cohesie van onze samenleving op het spel. Dit laatste kan makkelijk leiden tot escalatie, gezien de enorme uitdagingen waarvoor we in deze eeuw komen te staan. De in deze tijd twee belangrijkste bedreigingen van de sociale cohesie zijn ten eerste de toename van de verschillen tussen rijk en arm, met vooral de verarming van de middenklasse. Ten tweede de aanwezigheid van miljoenen moslims in Europa, die zich niet willen en kunnen integreren. De geslotenheid van de oemma en de voortdurend door de koran bevolen doodsbedreigingen van andersgelovigen, ongelovigen en afvalligen, maakt een ontwikkeling naar een hogere fase in de moraal onmogelijk. Beide oorzaken tonen aan hoe ver we hierdoor verwijderd zijn van de liefde voor de mens of van de universele broederschap.
Wat is hiertegen te doen? De 57 miljoen overige moslims in de Europese Unie, die van goede wil zijn en hebben ervaren wat een Verlichte maatschappij betekent, hebben volgens mij de opdracht dezelfde Verlichting in de landen van herkomst te brengen. In die landen lijden hun zusters en broeders enorm. Christenen brengen tot in de verste uithoeken van de wereld de boodschap van liefde voor elke naaste, zonder uitzondering, ook voor diegenen die vijandig staan tegenover het Christendom. Waarom verzaken de Europese moslims deze taak?