Opinie

Sid Lukkassen – Zo vonden Slavoj Žižek en Jordan Peterson elkaar in een gedeelde afkeer van hypermoralisme

02-06-2019 22:59

De Canadese psycholoog Jordan Peterson en de Sloveense filosoof Slavoj Žižek in debat (Screenshot Youtube)

Onlangs vond een episch debat plaats tussen de Canadese psycholoog Jordan Peterson en de Sloveense filosoof Slavoj Žižek, georganiseerd door het Sony Center for Performing Arts. Ik zeg ‘episch’ omdat dit debat bepalend is voor ons tijdsgewricht: miljoenen mensen volgden het live, het theater zat stampvol en het publiek joelde alsof het om popsterren ging.

Het doel van het debat is om deze intellectuele supersterren voorbij ideologieën te laten doordringen en tot waarheidsvinding te komen. Wat is geluk en onder welke maatschappelijke omstandigheden floreert de menselijke zelfontplooiing?

Peterson heeft het debat voorbereid door het Communistisch Manifest te lezen. Mensen zijn mettertijd wijzer geworden dus in dat licht kunnen we Marx en Engels hun foute aannames vergeven, stelt Peterson. Maar de essentie van hun doctrine – om alles te zien vanuit het narratief ‘onderdrukte tegenover onderdrukker’ – is vandaag nog springlevend.

Hij bestrijdt hun voorstelling van de klassenstrijd als een historische transitie, want hiërarchie is inherent aan biologie – al het leven organiseert zich hiërarchisch. Gevaarlijk is de bijkomende neiging een ‘winner takes all’ systeem te bouwen. Een tweede gevaar is de mens te overschatten, juist door hiërarchie te denken als een louter menselijk construct dat kan worden overstegen door te streven naar een egalitaire, niet-kapitalistische en klasseloze samenleving. Het risico met deze zwart-wit opvatting van de geschiedenis is dat men het kwaad in de onderklasse negeert. De communist vergeet dat de macht van de kapitalisten hen corrupt zou maken, in plaats van gelukkig.

Žižek werpt tegen dat mensen geneigd zijn om andere doelen na te streven, dan doelen die hen feitelijk gelukkig maken. Hierdoor komt het geluksstreven vaak neer op zelfbedrog, hoewel we aan dat streven naar geluk allerlei spirituele kwaliteiten toedichten. Als we ons leven goed inrichten, dan is geluk daar een bijproduct van – bewust geluk najagen voert zelden tot voldoening. Hij onderstreept daarnaast dat zowel hijzelf als Peterson niet serieus worden genomen door mainstream academici, omdat die onderhorig zijn aan een linksliberale consensus.

Peterson antwoordt dat hiërarchieën onvermijdelijk zijn en dat kapitalisme tenminste productieve hiërarchieën oplevert. Fair enough, zegt Žižek, maar de belofte van democratieën is nu juist dat burgers de macht niet overdragen aan zakelijke experts – dat was hoe communisten hun macht legitimeerden. Hij omschrijft Trump als postmoderne president die mediastunts en obsceniteiten vermengt met respect voor tradities en conservatieve morele waarden. De reactie van links komt helaas niet verder dan hypermoralisme: dit bewijst volgens Žižek hun onmacht. “De zondeval is zélf een gebeurtenis die met terugwerkende kracht de zonde schept die je moet overwinnen – voor goedkope moralisten is dit moeilijk te verteren.”

Linksliberalen zitten in de maag gesplitst met hun geprivilegieerde positie en hierom veruitwendigen ze levenservaringen binair, tot ofwel verontwaardiging ofwel ironie. Dit ongemak voelen zij omdat ze de romantiek hebben verinnerlijkt van de gemarginaliseerde linkse kunstenaarsziel: het denkbeeld dat een mens enkel via het lijden authentiek kan zijn. Žižek zegt hen: denk nooit dat je authentiek bent alleen omdat je lijdt.

Voorts benoemt hij massa-immigratie als probleem dat het geluk vermindert. Niet alleen wegens de bijkomende problemen, maar ook vanwege de opvatting die veel “populisten” hebben van de maatschappij. In hun beleving hoort de samenleving een organisch geheel te zijn: innerlijke spanningen worden daarom toegeschreven aan indringers van buitenaf.

Žižek trekt hier een parallel met het boek van Daniel Bell: The Cultural Contradictions of Capitalism. Morele normvervaging en het verkruimelen van hechtende banden, worden aangerekend aan cultuurmarxisme. Maar dit zouden bijverschijnselen zijn van het kapitalistische versnellen van samenlevingsverbanden.

Hier komt hun debat op het belang van de Hebreeuws-christelijke en klassiek-humanistische tradities. Hebzucht bestond uiteraard in de tijd van Aristoteles en Cicero: zij temperden dit echter door gematigdheid te bepleiten en te waarschuwen tegen overmoed. Vandaag is het probleem dat deze klassieke vorming – die ooit het kapitalisme beteugelde binnen ethische grenzen – kapot is gerelativeerd door het postmodernisme: die vorming zou blanke mannengeschiedenis zijn die ons autoritaire normen oplegt. Toen die vormende inbedding wegviel, bleven er enkel kwantiteiten over om de waarde van producten te meten: clicks, shares, sales, likes en votes. Zo is het grenzeloze kapitalisme voortgebracht door het cultuurmarxistische deconstructiedenken.

Daarop erkent Žižek dat hij begrijpt wat Peterson bedoelt met “politieke correctheid” en “neomarxisme” – de identiteitspolitiek van Social Justice Warriors. Daarin herkent hij net als Peterson de afgunst en rancune van de ‘underdog’. Maar Žižek wenst dit niet marxistisch te noemen en ontkent het verband tussen marxisme en postmodernisme. Zelfs de socialist Bernie Sanders moet immers al horen dat hij “te blank” is om minderheden te vertegenwoordigen.

Peterson pareert dit door de parallelle denkpatronen te benoemen: de gelijkenissen qua slachtofferschap. Identiteitspolitiek beziet de wereld vanuit categorieën ‘onderdrukten tegenover onderdrukkers’ – dit is een identitaire voortzetting van de marxistische dialectiek. Zoals bij Marx de bourgeois vastzit in zijn kapitalistische denkwereld en daardoor niet in staat is de arbeider te begrijpen, zo zouden Europeanen vandaag in de Europese cultuurgeschiedenis vastzitten en daardoor immigranten niet kunnen begrijpen. Daarop barst Žižek los in een tirade tegen schijnmoralisme en politieke correctheid. Tevens haalt hij de uil van Minerva aan – in precies dezelfde context als onlangs Thierry Baudet.

Al met al illustreert dit debat dat de belangrijkste as niet meer is: ‘links tegen rechts’, maar utopisme versus realisme. De heren worden het eens omdat beiden aan de kant van het realisme staan. In Nederland schreef Babah Tarawally onlangs in de krant dat hij zich ‘gekoloniseerd’ voelde door een blanke man die in het vliegtuig veel ruimte nam. Tarawally heeft een royal flush aan kaarten van slachtofferschap: hij is zwart en vluchteling – als hij nu ook nog homo was, dan zou hij leviteren.

Dit tekent wat Peterson in zijn andere debatten benoemt als een “lage resolutie narratief”: alles reduceren tot zwart-wit tegenstellingen – dit leidt tot moralistisch geschreeuw. In een hoge resolutie is er echter aandacht voor nuances en verfijning. Hier blijken Peterson en Žižek elkaar te vinden in een gedeelde afkeer van hypermoralisme. Žižek bood echter geen vruchtbaar marxistisch alternatief op de kapitalistische hiërarchieën, terwijl Peterson overtuigend betoogde dat het postmoderne denken in slachtofferhiërarchieën een identitaire invulling is van de marxistische klassentegenstelling.

Help de auteur om de inkomsten uit zijn schrijverschap te structureren; steun Sid via BackMe, dit helpt enorm, veel dank!