Opinie

Sid Lukkassen – Het dagboek van Kurt Riezler werpt licht op nepnieuws en linkse academici

09-06-2019 23:08

Zoals u weet span ik mij in om belangrijke informatie te behoeden voor een vernietiging door het collectieve geheugen. Zo’n belangrijk onderwerp zijn de dagboeken van Kurt Riezler (1882 – 1955). Als politicus speelde Riezler een relevante rol in de Duitse conservatief-imperiale politiek tijdens de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog – ook hielp hij Lenin aan de macht in Rusland. Hij steunde zowel de Frankfurter Schule als Martin Heidegger en kreeg na zijn dood een lofrede door Leo Strauss.

Onlangs noemde ik de Riezler-dagboeken tijdens een debat over nepnieuws in het Huis van Europa – het specifieke fragment werd geciteerd in Met het Oog op Morgen (vanaf 01.44). De vraag is hoe wij nepnieuws definiëren. Als wij iets in die definitie betrekken dat zo moeilijk is vast te stellen als de intentie van de maker van een bericht, hoe solide is de definitie dan?

Iets weglaten is niet meteen nepnieuws. Kun je echter aantonen dat er herhaaldelijk zaken eenzijdig worden weggelaten – (zoals Arnold Karskens wil bewijzen met een zwartboek over de NOS) – dan ligt het anders. Dan probeert men het publieke bewustzijn te sturen: denk bijvoorbeeld aan paniekerige verhalen over het klimaat zonder dat klimaatsceptici ruimte krijgen om nuance aan te brengen. Wil een populaire acteur waarschuwen tegen klimaatverandering, dan krijgt hij of zij direct zendtijd in de mainstream media.

Klimaatcritici krijgen in dezelfde situatie géén podium en worden dan afgewimpeld met “u heeft geen wetenschappelijke expertise over dit onderwerp”. Deze situatie maakt het al makkelijker om de intenties van een omroep in kaart te brengen. Het ligt voor de hand dat de EU-instituties hierom de alternatieve media downplayen: die werpen immers licht op dergelijke subtiele manipulaties en wekken zo het brede publiek.

Precies hierom zijn Riezlers dagboeken van wezenlijk belang. Ze maken duidelijk dat het vaak niet mogelijk is om één gevestigde mening door een andere te vervangen, maar dat er een totale verschuiving nodig is van de heersende consensus. Een bron kan zijn eigen interpretatiekader niet verleggen: dat vereist een externe kracht – de levensdrift van een eigen idee. Dit komt doordat een feit dat botst met een gevestigd interpretatiekader vaak wordt genegeerd; als negeren onmogelijk is wordt het belang ervan gerelativeerd.

Zoals zal blijken was het bewijs dat uit Riezlers dagboeken kon worden geput krakkemikkig en waarschijnlijk pas na de Eerste Wereldoorlog opgeschreven. Desondanks bleven Duitse historici het gebruiken als bewijs dat de Duitse leiders destijds toch liever vrede hadden gewild. Als men stelt “om van nepnieuws te kunnen spreken is het noodzakelijk dat er een bedoeling is om te misleiden” – dan is er een probleem met de definitie: het bleek immers problematisch om Riezlers intenties eenduidig op te maken uit zijn eigen dagboek. Een botsing tussen een bron en een voorbereide uitleg betekent dikwijls dat de bron zó wordt geduid dat de oorspronkelijke interpretatie overeind blijft.

In mijn leven ondervond ik meermaals dat academici en journalisten zijn zoals iedere andere beroepsgroep: als het uiten van een bepaalde mening hun baan kan kosten, dan houden zij hun mond. Dit betekent dat welke mening op een bepaald moment in de tijd overheerst, meer een kwestie is van macht en belangen dan van waarheidsliefde en waarheidsvinding. Dit wil niet zeggen dat er geen objectieve waarheid bestaat – hooguit dat de perceptie van die objectieve waarheid actief wordt tegengewerkt door de gevestigde macht.

Dit weten we eigenlijk al sinds Sokrates in 399 v.C. de gifbeker kreeg toen hij ongemakkelijke waarheden aankaartte. Tóch houden linksliberalen het beeld overeind dat er een neutrale maatschappelijke discussie gaande is: zo blijven de subtiele mechanismen waarmee zijn hun eigen realiteit uitvergroten en de waarheidszoekende tegenstanders saboteren, zo veel mogelijk onzichtbaar. Vandaag noemen we deze gevestigde, agenda bepalende macht de deughegemonie.

Denk maar aan Climategate in 2009 – uitgelekte documenten van de Universiteit van East Anglia bevatten instructies om klimaatsceptici te weren uit wetenschappelijke publicaties. Terwijl de mainstream media dit van de agenda afvoerden bouwde de groene lobby verder aan de klimaatconsensus. Net zoals de massamigratie en cultuurverandering systematisch doorgingen na de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, gingen de instituties stelselmatig verder met het deplatformen van klimaatsceptici na Climategate. Enkel een onthulling of een schokkende gebeurtenis is niet genoeg: het volk moet actief de straat op om het spoor van de gevestigde belangen anders te leggen. Met onverzettelijke macht en kracht moeten de gevestigde instituties dwingend en aanhoudend worden gecorrigeerd – en niet slechts door eens in de vier jaar een bolletje rood te kleuren in een stemhokje.

Op het risico af om van het kernpunt af te dwalen: dit is net zoiets als de PvdA van vroeger, oorspronkelijk bedoeld om het lot van arbeiders te verbeteren. Totdat die vakbondsleiders en PvdA-politici al snel vette salarissen kregen en zich lieten inkapselen binnen het bestel. De arbeider werd afgekocht met goedkope wegwerpproducten uit China – dit was mogelijk omdat het Westen economisch wereldleider was. Maar inmiddels wordt West-Europa overvleugeld door andere economische wereldmachten, dus dat wordt nu lastig.

Het bestel weet dit: zij overstelpen de bevolking met statistieken van economische groei en schroeven ondertussen aan de definitie van wat werkloosheid is. Energierekening met 300 euro omhoog – oh toch niet, oh toch wel, en voordat men het weet staat er een generatie klaar die niet anders is gewend dan om van flexbaantje naar flexbaantje te leven in voortdurende onzekerheid. Zorgpremies en eigen risico gaan omhoog, net als BTW op de boodschappen en negatieve rente op je spaarrekening – vaste krachten worden vervangen door gig-economy dienstverleners. Met subtiele propaganda probeert de elite u te laten slapen terwijl dit gebeurt: there is a war going on for your mind!

Kurt Riezler was niet onbekend met zulke pragmatische machtspolitiek. Hij was particulier secretaris van Theobald von Bethmann Hollweg, de kanselier van het Duitse Keizerrijk tussen 1909 en 1917. In de jaren zestig ontbrandde een fel debat tussen Duitse historici: het ene kamp beweerde dat Bethmann Hollweg en Riezler de oorlog actief hadden bevorderd – het andere bepleitte dat zij hadden getracht om de vrede te bewaren. Het probleem was dat er amper bronnen waren die inzicht boden in de overwegingen en motieven van de kanselier. Dit gold in het bijzonder voor zijn optreden na de moord op Frans Ferdinand in 1914, die de Eerste Wereldoorlog in gang zette.

In 1962 kwamen Riezlers dagboeken boven water: die leken de ‘vredesduif’-interpretatie te staven. Maar historici kregen argwaan – zij vonden aanwijzingen in de tekst dat Riezlers aantekeningen over de crisis van 1914 achteraf waren geschreven en toegevoegd. Pas in 1980 werd dit getoetst aan de originele dagboeken. De betreffende passages bleken te zijn geschreven op afwijkend papier en bovendien was er veel tekst doorgestreept. Riezlers broer bleek bovendien de meeste inhoud van de dagboeken te hebben verbrand: met name van de periode tussen 1911 en 1914. Hierop noteerden de aanhangers van de vredesduif-interpretatie weliswaar wat slordigheden: zij pasten hun lezing van het verleden niet wezenlijk aan.

Zo stuiten wij op een reeds omschreven inzicht van de geschiedsfilosofie: een bron op zichzelf kan zelden iets dwingend weerleggen of bewijzen. De bron wordt vaak zó geïnterpreteerd dat de bestaande lezing overeind blijft. Historici probeerden de dagboeken te herduiden om de intenties van Riezler anders te kunnen plaatsen in de tijdsgeest. De dagboek-controverse is belangrijk omdat deze laat zien dat de uitleg van de intenties van de historische actor, wordt bepaald door de historische omstandigheid van de duider. Dit is precies wat Leo Strauss verwoordde in zijn lofrede op Riezler: “Ieder conflict tussen ideeën weerspiegelt volgens Riezler een conflict tussen levende krachten; de vraag naar de waarheid van een idee komt dan neer op de vraag naar de kracht van dat idee.”

Dit stelt waarheid gelijk aan macht en populariteit oftewel aan welke stroming de ‘wind van de tijdsgeest in de rug heeft’. In de jaren vijftig – een tijd van bezinning – zal Riezler een andere weergave aanleveren van de intenties waarmee hij handelde in de nationalistische Duitse keizertijd, dan in die tijd zelf. Trekken we dit door naar de nepnieuws-discussie, dan blijkt het stempel ‘nepnieuws’ in de praktijk eenvoudigweg een codewoord voor onwelgevallige informatie die niet past in het linksliberale paradigma van het establishment. Een eigen waterdichte definitie bieden van nepnieuws is dan overbodig: men hoeft slechts de definities te beproeven die de EU en aanverwante partijen hanteren, en te constateren dat er tussen lidstaten geen consensus over die definitie is.

Hetzelfde geldt voor de discussie over ideologische vooringenomenheid in het onderwijs en de academische wereld. Links-liberalen, postmodernen en socialisten zeggen dan: “Kom met bewijzen, want anekdotes zijn niet serieus te nemen.” Maar zelfs het KNAW-rapport dat die eenzijdigheid in kaart had moeten brengen, negeerde de wezenlijke vraag van de ideologische bubbelvorming en kwam in plaats daarvan met mijmeringen over randzaken. Als je ziet dat duizenden academici manifesten ondertekenen tégen Thierry Baudet (FvD) en daarmee zelf politiek stelling nemen – welk belang hebben zij er dan nog bij om écht kwantitatief en kwalitatief diepte-onderzoek mogelijk te maken dat de pijnpunten onder de linksliberale academische consensus kan blootleggen?

Jan van de Beek stelde voor om systematisch te inspecteren welke onderzoeksvoorstellen zijn afgewezen en om de indieners van die onderzoeksvragen te interviewen. Dit gebeurde uiteraard niet. Daarom is het met de linksliberale wetenschap precies zoals met de telescoop van Galileo Galilei: toen de geestelijken kwamen kijken zagen zij geen kraters op de maan maar wolkjes in de lens. Degenen die een belang hebben in het gevestigde interpretatiekader, zien de tekortkomingen in hun interpretaties niet omdat ze deze niet willen zien. Als feiten botsen met het gevestigde interpretatiekader, dan worden ze irrelevant verklaard of afgedaan als ‘anekdotisch’. Dit maakt een totale paradigmawisseling noodzakelijk – een algehele horizonverschuiving. Die zal niet komen zonder slag of stoot.

Steun mij via BackMe, en help me mijn creatieve werk door te zetten ondanks de beroepsverboden van de academische/wetenschappelijke/media/politieke elite!