Het is een verhaal van moord en weemoed en vol passie en bedrog, de bloedige geschiedenis van de knappe piraat Hiram Beakes. Hij was een mooie lange jongen van 19 jaar toen hij in 1764 vanuit het tropische eilandje Saba met zijn schip aanlegde in de haven van Vlissingen, als schipper in dienst van de rijke Zeeuwse koopman Snyder. De exotische verschijning liet de vrouwen van Vlissingen niet onberoerd. De jonge vrouw van de oude Snyder, een brunette uit Antwerpen, wist de jongen te verleiden. Dat was aanleiding voor een groot schandaal, zeker nadat kort daarop koopman Snyder dood werd aangetroffen. De rijke man bleek te zijn vergiftigd en de vingers wezen direct naar diens vrouw en naar de vreemde bezoeker. Hoe zijn vrouw erin slaagde om te ontkomen aan vervolging weet ik niet. Wel weet ik dat Hiram Beakes kort daarop Vlissingen ontvluchtte.
Hiram was de zoon van een bestuurder op Saba, destijds een Nederlandse kolonie. Hij groeide op in een gegoed christelijk gezin. Na de ‘crime passionel’ heeft de jongeman Vlissingen verlaten met een gestolen schip en scheepslieden van zijn dode werkgever. Op weg naar het zuiden kaapte hij een boot met duizenden goudstaven aan boord en vermoordde hij de bemanning. Dit grote schip, de Acapulco, werd zijn nieuwe piratenschip. Op Gibraltar kocht Beakes een ‘kapersbrief’ waarmee de Engelse regering hem het recht gaf om vijandige schepen te kapen en te plunderen – waaronder zeker ook Nederlandse. Dat deed Beakes dan ook naar hartenlust – maar hij kaapte evengoed Engelse schepen. Hiram Beakes kreeg de reputatie van een bloeddorstig piraat en had als motto: ‘Dode mannen kunnen niets navertellen’. Toch kon hij zijn juffrouw Snyder niet vergeten.
Hoe verdorven het levenspad van de piraat ook werd, diep in zijn hart wilde Hiram Beakes een goed Christen blijven. Elke zondag zou hij op zijn schip een religieuze dienst hebben gehouden. Nog opmerkelijker is het verhaal van diens plundering van een nonnenklooster op de Belearen in de Middellandse Zee, waarbij hij zijn bemanning eerst met de nonnen zou hebben laten ‘trouwen’, voordat zij zich aan hen tegoed deden. Beakes werd nooit gepakt, maar liet na een aantal jaren de piraterij toch varen. Hij wilde terugkeren naar Vlissingen, met zijn geliefde Snyder trouwen en samen op het mooie Saba gaan wonen. Maar in Zeeland wachtte hem een ander lot. Juffrouw Snyder was hier bevallen van zijn kind, maar had deze liefdesbaby vergiftigd, een verlies dat Hiram niet te boven zou komen. Weemoedig beklom hij een dijk langs de Schelde en sprong in het water.
Het Engelstalige Saba was eeuwenlang een schuilplaats voor piraten, van Schotten, Ieren en Zeeuwen, die in de Cariben hun geluk kwamen beproeven. Via ‘Hell’s Gate’ kom je terecht op een paradijselijke vulkaan met her en der verspreid pittoreske dorpjes, met houten huizen die nog altijd doen denken aan de achttiende eeuw. Een eiland met veel verhalen, zoals de dramatische liefde van de piraat Hiram Beakes. Een verhaal dat vraagt om verfilmd te worden. Ik zie het al helemaal voor me, de prachtige beelden van het paradijselijke Saba en de knappe verschijning van de jonge zeeman. En natuurlijk de plaatjes van de Middellandse Zee, met de stoere rots van Gibraltar en het ongelukkige klooster op de Belearen. En de beelden van Vlissingen in de achttiende eeuw, met de schone gifmengster juffrouw Snyder. Wie gaat dit verhaal van moord en weemoed verfilmen?
Ronald van Raak schreef eerder over de ‘First Salute’ in 1776 op Sint Eustatius.