Nu er geen verkiezingen aan de horizon staan is het een uitgelezen tijd om de boreale discussie nog eens goed uit elkaar te trekken. Waarom maakte dat ene woord zoveel los?
Allereerst zal worden opgehelderd wat ondergetekende onder de term verstaat. De term “boreaal” verwijst naar het landschap, dat wil zeggen: een fris groen landschap met bemoste loofbomen en sparren, dat wordt doorsneden door stromen van kabbelend water. Het populaire spel Dark Souls III heeft bijvoorbeeld een baas die heet ‘Dancer of the Boreal Valley’ – daar heeft nooit iemand iets racistisch in gezien.
Ten tweede moet worden gewezen op het PR-effect van het woord: Baudets zegerede domineerde de media – niemand had het over de toespraak van Jesse Klaver. Maar anderen beweerden dat Baudet de term “boreaal” niet had moeten gebruiken: dit zou de mainstream media een stok in handen geven om de hond te slaan. Oftewel gratis ammunitie om FvD in een kwaad daglicht te zetten.
Deze insteek is echter niet overtuigend: als je eenmaal toegeeft aan zelfcensuur dan is het een glijdende schaal. Er ligt een Kamerdebat in de herinnering over cursussen die christenen organiseren om jezelf te bevrijden c.q. te ontdoen van homoseksuele gevoelens. Moest de wetgever dat nu verbieden? Het ligt voor de hand dat een probleem dat ligt op het mentaal-relationele vlak niet moet worden aangepakt met juridische middelen; niet de wetgever maar het maatschappelijk middenveld is hier aan zet. Het is echter verleidelijk om te zwichten: “Laten we maar kiezen voor verbieden want anders volgt er weer media-controverse waarin we worden neergezet als homohaters.”
In dat geval laat men zich intimideren en als je eenmaal één procent van je ziel als ‘beschermgeld’ betaalt, dan is twee procent ook goed en uiteindelijk verlies je je hele ziel. Nu is het zo dat de kunst van het ‘ziel verkopen’ dezelfde kunst is als de politiek, maar in dit geval ben je dan weggedreven van wat je ten diepste vindt en de media vinden wel weer iets anders om je te demoniseren.
Als het zo is dat de kunst van het compromissen sluiten de kern is van de politiek, dan is politiek in wezen niets anders dan het wachten op een bod dat goed genoeg is om de eigen ziel te verkopen. Hoe dan ook ligt de oplossing niet in zelfcensuur maar in de bouw van een eigen mediasysteem als tegenhanger van de progressieve deughegemonie. Dit vereist semi state structures – daarover straks meer.
Eerst een stap terug. Wat zegt het over de maatschappelijke gevoeligheid dat de term “boreaal gelul” ons maanden bezighoudt? De verklaring is drieledig – daarmee doel ik op drie geestelijke archetypen.
Het eerste archetype is dat van de zakenman-oligarch. Zo iemand meent typisch dat politiek niet over visie moet gaan, maar neerkomt op het draaien aan de koopkracht knoppen. Minder belasting en klaar is kees, niets meer aan doen.
Wat zit hier onder? Het ressentiment van de Besitzbürger tegen de Bildungsbürger. Liberale partijen lijken vandaag op netwerken waar burgers worden opgetrommeld die niet zijn geïnteresseerd in cultuurhistorie maar wel in geld verdienen. Dit leidt tot een denkwijze waarin het tweede disproportioneel wordt benadrukt en het eerste wordt weggerelativeerd.
Het tweede archetype is dat van de massamens, zoals ook toegelicht door de Spaanse filosoof Ortega y Gasset (1883-1955). Hier laat de onderliggende denklijn zich terugbrengen tot de afgunst van de domme tegenover de slimme. Alles wat intellectueel is, is te complex – hou het behapbaar. Alles wat excellentie betracht moet kapot. Totdat er een gelijkgetrokken, geprolatiseerde cultuur overblijft.
Het onderliggende egalitarisme – dus het streven naar gelijkvormigheid – is ultiem democratisch en tegelijk is de diepere inborst hieronder antidemocratisch. Je schat mensen in als te achterlijk om een gefundeerde, weloverwogen beslissing te maken op basis van complexe informatie. Om die reden wil je eloquentie en eruditie uit het politieke debat verbannen.
Dan komen we op de Gutmensch als ideologische tegenstander van het begrip ‘boreaal’. Waar de vorige twee groepen worden gedreven door rücksichtslos pragmatisme en emotionele afgunst, roept de ideologische opponent: “Het woord boreaal is nazistisch en deugt niet!”
Hierachter steekt de atomistische hedonist: die wil alleen zijn eigen korte termijn plezier naleven en een appèl tot verticale waarden – om tot een groter geheel te behoren dat offers vergt – schrikt hem af. Waarschijnlijk omdat hij zichzelf kent, en weet dat hij te flakey is om zich te kunnen verenigen met een missie die vluchtige pleziertjes overstijgt. Daarom voegt hij zich bij het koor dat “nazi” roept: zo’n ziel voelt zich namelijk aangetrokken tot alles wat kwetsbaar (en het liefst niet-Westers) oogt, en voelt zich aangevallen door alles wat krachtdadige discipline en gloedvolle eigenwaarde uitstraalt.
Dit type hedonist wil het multiculturalisme verwelkomen – niet omdat hij geniet van de verheerlijking van leven in soberheid en armoede (zoals vele van de Derde Wereld verheerlijkers die geloven in de heilzame invloed van arm leven), maar omdat versnippering van de dominante cultuur voorkomt dat er vanuit een breed gedeeld patriottisme nog eens een beroep op hem zal worden gedaan om voor een collectief streven zijn vluchtige privépleziertjes aan de kant te schuiven.
Dit is dus een duidelijk verschil met de vorige twee archetypen die het boreale vanuit hun anti-intellectualisme afdoen als “abstract ijdel zolderkamertjes geneuzel”. Eigenlijk was dat ook het frame van Rutte in zijn debat tegen Baudet: ‘U schrijft obscure boeken op een stoffig zolderkamertje, terwijl ik deals sluit met de CEO’s van Shell en Unilever in hypermoderne kantoren.’
Deze drie groepen worden gedreven door externe geneugten, zoals geld en status. Ze kennen de bestaande patronen en machtsstructuren en willen zich binnen die vertrouwde structuren bewegen. Stappen zij ooit aan boord van een ‘boreale onderneming’, dan is dat niet vanwege een intrinsieke motivatie maar vanuit zelfverrijking. Het is dan ook typisch om te zien hoe mensen die zich eerst presenteren als het nuchtere en zakelijke ‘no nonsense’ gezicht van de politiek, dus wars van identiteitspolitiek en slachtofferretoriek, een minuut later alweer meezingen met de deugbalts en de bijbehorende racisme-aantijgingen ondersteunen.
Als ze binnen zo’n organisatie dan tóch een managementfunctie bemachtigen, dan zullen zij geketend zijn aan een ‘normalcy bias’: het doorprojecteren van de bestaande patronen tot in de verre toekomst – wat vandaag werkt, zal morgen ook werken. Zij kunnen niet omgaan met bestaande verstoringen binnen het patroon. Daarom is zelfs het bestaan van een visionair leidersfiguur voor hen existentieel bedreigend, want dat wijst op de mogelijkheid van een breuk in het bestaande patroon – een mogelijkheid die zij mentaal onderdrukken.
Een visionair kan de kink in de kabel aanwijzen, bijvoorbeeld bij immigratie, integratie, islam en identiteit. Hij of zij kan een andere mogelijke koers uitdenken, mensen wakker schudden en momentum genereren; de manager kan slechts doormodderen binnen het bestaande patroon. De manager handelt vanuit hoe het hoort, vanuit hoe het zou moeten zijn. Hij denkt plichtmatig en niet doelgericht – hij volgt protocollen die door anderen zijn opgesteld. Hij heeft niet wat Ortega y Gasset noemt “zijn vinger aan de pols van de tijdsgeest”.
Nu zijn de belangrijkste wortels ontleed van waaruit mensen de betekenis van het boreale zo graag trivialiseren. Zoals wel blijkt uit de term “boreaal gelul” raakt dit een pijnlijke zenuw – ‘ja, ik voel dat ik decadent en cynisch ben, en niet meer in staat ben om me door een sprankelend vergezicht te laten bewegen’ – en daarom zo snel mogelijk ridiculiseren en ter zijde schuiven. Hier spreekt de fatalistische inborst van Jan met de pet, die enerzijds weet dat het systeem niet meer voor hem werkt, maar die anderzijds de strijd al heeft opgegeven. Hij heeft in zijn hart gekeken en gezien dat hij niet de energie noch de wilskracht of moed heeft om een verschil te maken.
De ongemakkelijke waarheid is: Jan met de pet boeit niet. Jan met de pet wilde niet de massa-immigratie, niet het Oekraïne-verdrag, niet de Sleepwet, niet de Klimaatwet, en uiteindelijk kreeg hij ze allemaal. En wat deed Jan met de pet vervolgens? Niets! Er volgden geen acties. De elite weet dit: geef Jan met de pet Netflix en voetbal en je bent van hem af.
Uiteindelijk is minder dan tien procent der Nederlanders actief als gemeenteraadslid, bezoeker van politieke bijeenkomsten of iets in die zin. Minder dan vijf procent behoort tot deze ‘participatie-elite’ – minder dan vijf procent fungeert als klankbord van de beleidsmakers. Dan bedoel ik dagelijks worden aangesproken op wat er speelt in het leven. Toen Femke Halsema (GL) haar kind van een zwarte school haalde omdat die omgeving te dogmatisch islamitisch werd, was er sprake van een ware glitch in the Matrix. De harde realiteit die de stemmers op realistische partijen dagelijks meemaken, drong per ongeluk door tot de deftige burelen van de progressieve elite. Wie de beeldvorming beheerst die deze vijf procent participerende burgers dagelijks krijgen voorgeschoteld, beheerst in feite alles. Ook dit raakt aan de semi state structures: daar komen we zo op.
Maar we hadden het over boreaal – met dit bijvoeglijke naamwoord drukt Baudet uit dat hij tot de conclusie is gekomen dat alleen “brood en boter” niet volstaat. Mensen moeten worden bezield en opgericht met een zinnebeeld dat zich verheft boven materiële belangen. De term “boreaal” moet burgers aanspreken op een gezamenlijk behoren tot een gedeeld landschap met bijbehorende vormingsgeschiedenis van het volk.
De onderliggende insteek is hiermee niet politiek-economisch maar literair-spiritueel. De politiek van de koopkrachtplaatjes heeft de tanden stukgebeten op het hedonistische materialisme van ons tijdsgewricht. De politiek die burgers in het geweer zou moeten krijgen met economische beloften is gewogen en te licht bevonden. Denk maar aan het legendarische verkiezingsdebat tussen Balkenende en Bos dat ons in het geheugen staat juist omdat het niet legendarisch was. Ze bombardeerden elkaar met statistieken over koopkracht en prognoses over economische groei, en iedereen wist tevoren dat het kwartje van Kok niet zou worden teruggegeven.
Het gevolg van de materiële benadering van politiek is dat politieke taal vandaag gelijkstaat aan verdeeldheid en cynisme – zodoende zoekt Baudet naar een nieuwe politieke taal om opnieuw te kunnen bezielen. Denk maar aan zijn inbreng bij de begrotingsbehandeling: daar omschreef hij “mooie dingen, om beroepspolitici tóch te kunnen raken, zelfs al weet ik dat ze getraind zijn om nergens door geraakt te worden.”
Sowieso kan het slinkende inkomen van de middenklasse niet verklaren waarom mensen stemmen op een groene agenda met religieuze aspecten als apocalyptische voorspiegelingen, kinderkruistochten, het verketteren van welvaart als zondigen tegen het klimaat en draconische heffingen op zowel energie als consumptiegoederen. Het is dus niet alleen Baudet die buiten het traditionele politieke discours treedt en daar successen boekt.
Baudet lijkt het literair-spirituele te verheffen boven het politiek-economische. Dit is origineel maar tegelijk een valkuil, want hoe brengt je dit tot een meetbaar beleidsplan? Zo lang het ‘blijft hangen’ is het idee populair omdat iedereen er zijn eigen invulling aan kan geven. Als het eenmaal een tastbaar voorstel wordt, dan zullen er teleurgestelde mensen afhaken.
Het wordt wel tastbaar als we dit terugbrengen tot wat Baudet zei tijdens zijn speech na de Tweede Kamer verkiezingen: toen sprak hij van “cultuur boven politiek verheffen”. Dan komen we op “politics is downstream from culture” en op Antonio Gramsci (1891-1937). Het is duidelijk dat het laatste woord niet meer bij de Tweede Kamer ligt – denk alleen al aan multinationals of de ECB, en zie dat ministeries de media eerder informeren dan het parlement.
Maar een parlementspositie kan natuurlijk nog steeds nuttig zijn – je kunt media-aandacht krijgen om discussies aan te zwengelen en je krijgt (als fractie) betaalde medewerkers. Je ontvangt geld voor denktanks, onderwijs en onderzoek. Met dit alles kun je dus eindelijk het begin leggen van een alternatief mediabestel, van een eigen ecosysteem oftewel een eigen Zuil. Met pure vrijwilligers kan dit niet, want vrijwilligers hebben op cruciale momenten hun eigen sores; je kunt ze niet afrekenen want dan zijn ze weg. Daarom vergt het bouwen van een Zuil dus semi state structures: die zijn te verwezenlijken vanuit de kanalen van een politieke partij.
Zo komen we tot de conclusie. De term “boreaal” is een aanzet om op een meer literaire manier naar de wereld te kijken. En om politiek te herijken als krachtenveld dat de platte materiële belangen overstijgt en waarin lyrische krachten een rol spelen. Wil je een levensvatbare wereld opbouwen buiten het deugsysteem, dan moet dit beginnen met kernen. Denk aan eigen onderwijsinstituten en eigen mediakanalen. Dit alles kan niet uit de vrijblijvendheid van vrijwilligers voortkomen maar vergt een aanhoudende en afrekenbare inzet – en dus structuren die min of meer ambtelijk zijn uitgewerkt.
Over dit laatste leest u meer in ‘De macht om concentratie te organiseren’.
U kunt Sid steunen via BackMe – hij is u zeer dankbaar!