Esthetiek is een term voor dat wat de zinnen prikkelt met intense gevoelens en inspeelt op verlangens naar schoonheid. De kunst waarop de esthetica zich toelegt hangt nauw samen met de kunst van de verleiding. Vandaag maakt de politiek een esthetische wending: dat wil zeggen het domein van de politiek imiteert het domein van de esthetica. In dit eerste deel gaan we na hoe we de wending opmerken en waar deze aan is af te meten. We staan stil bij de oorzaken van de esthetische wending evenals bij de gevolgen.
Deze esthetische wending van de politiek omvat de Trias Politica: zie de showprocessen tegen Geert Wilders. Dit fenomeen berust op een onderstutting van [1] egalitarisme, [2] de reductie van transformatieve ervaringen tot consumeerbare statussymbolen, [3] het postmoderne relativisme en het einde van de Grote Verhalen, [4] persoonlijkheidscultussen boven ideologieën, [5] het afvloeien van parlementariërs met autonome expertise en inhoudelijke competentie, [6] de gebroken beloften van premier Rutte die het vertrouwen ondermijnen in de polderpolitiek van partijraden en tot slot [7] de enorme rol van beeldcultuur in de media.
Om met het laatste te beginnen: in mijn proefschrift De Democratie en haar Media (2017) beschrijf ik via de figuur van Leni Riefenstahl (1902–2003) hoe de beeldcultuur dient als portaal tussen politiek en esthetiek. Zij maakte documentaires de nationaal-socialistische beweging onder het bewind brachten van volk en esthetiek. De esthetisering van het politieke volgt een filmesthetiek – de beheersing over bewegende beelden, marcherende en stilgezette massa’s, afspringende en zwevende duikers. Mijn proefschrift concludeert dat het vervluchtigen van politiek burgerschap en het verdampen van de civil society niet zijn ‘op te lossen’ met het uitdiepen van politieke ideologieën. Dat is immers onmogelijk zolang politieke berichtgeving zich moet voegen naar media die op esthetische criteria zijn gestoeld.
Relevant is dat Riefenstahl in interviews de enorme betekenis bagatelliseerde die haar werk had voor het nationaal-socialistische regime. Ze was er niet mee bezig geweest – ze zou enkel de kans hebben aangegrepen om ‘mooie beelden te schieten’. Wie politiek totaal esthetisch maakt, en het esthetische in het centrum zet van ideologie, trekt dus ook lieden aan die de politiek-ideologische implicaties van hun werk totaal ontgaat.
We verwezen al naar het egalitarisme – dat is de honger naar gelijkheid. Die heeft tot gevolg dat alles voor iedereen gelijk beschikbaar moet zijn. Sommige mensen hebben een rijk innerlijk leven met veel verbeeldingskracht en doorzettingsvermogen: zij bereiken hogere pieken dan anderen. In een maatschappij waar gelijkheid hoog in het vaandel staat is dat moeilijk te verteren. We lossen dit op door transformatieve levenservaringen terug te brengen tot consumeerbare symbolen.
Met andere woorden: je kunt jezelf tooien met een object dat een bepaalde status uitstraalt, terwijl je de bijbehorende kwaliteit niet hoeft te bezitten. Dit staat uitgelegd in Het Imago (1962) door de Amerikaanse historicus Daniel Boorstin en in het nog veel betere De Spektakelmaatschappij (1967) van de Franse schrijver Guy Debord. Marxistisch uitgedrukt gaan we van het zijn tot hebben naar het zijn tot schijnen. De indruk die we wekken bij anderen komt boven het bezit van de zaak.
Het egalitaire ideaal vergt robotachtige, routineuze banen. In de geesten van zij die denken dat gelijkheid een oplossing is voor de uitdagingen van het leven, is de beste baan uitvoerbaar door de juiste instructie te volgen. Deze benadering elimineert de rol van interne kwaliteiten zoals oordeelskracht en dieptebegrip en vervangt ze door externe vaardigheden zoals uit het hoofd leren, gehoorzaamheid en het opnemen van oppervlaktefenomenen. De ‘menselijke tandwieltjes’ varen op externe vaardigheden terwijl ware ambachtslieden berusten op interne kwaliteiten.
Dit streven naar egalitarisme kan alleen blijven drijven zolang banen een ‘Star Trek dynamiek’ volgen. Op het werk lopen enkele hoofdpersonen rond die de aandacht krijgen, het avontuurlijke deel van het werk uitvoeren en de interessante beslissingen maken. De rest is een ‘rood shirt’ – oftewel een iemand die met een vingerknip kan worden vervangen zonder enige hapering in de verhaallijn van het bedrijf.
Egalitarisme kan slecht omgaan met het uiteenliggende niveau van vaardigheden waarmee mensen van nature zijn toegerust. Daarom zijn degenen die binnen dit systeem voorbij de status van ‘rood shirt’ worden opgewaardeerd doorgaans de meest gehoorzame types die de logica van het systeem volgen zonder af te wijken. Dit maakt bedrijfsculturen tot een platte hiërarchie met daarbovenop een paar ‘rocksterren’ – veel bedrijfsculturen bestaan uit stapels saaiheid en routine met daarbovenop een dunne toplaag waarin alle esthetiek is samengepakt.
Een jongedame die werkt bij een groot internationaal lobbykantoor klaagde met veel passie over hoe anderen niet investeren in hun levens – hoe zij leven van uitkeringen waarvoor de staat betaalt, door schulden te maken op kosten van toekomstige generaties. Ze baalde ervan dat ze keihard moest werken om die passieve types te onderhouden. Ik zei, als ik je zo hoor dan zul je waarschijnlijk stemmen op een rechtse partij. ‘Welnee!’ antwoordde ze, ‘ik ben hartstikke progressief, altijd al geweest!’
Ze vond zichzelf links omdat ze naar rebelse bandjes luistert, linkse muziekfestivals bezoekt en daar de polsbandjes van bewaart. Voorbij die oppervlakkige symbolen hebben politieke idealen voor velen van haar generatie nauwelijks gewicht – in dat licht is de stap van neem nu D66 naar FvD maar een kleine.
Dit toont hoe egalitarisme uitmondt in het reduceren van transformatieve ervaringen tot consumeerbare symbolen, wat weer samenstroomt met het Einde van de Grote Verhalen om een esthetische politieke orde in te luiden. Want vele stemmers zweven – zelfs tussen links en rechts, het lijkt vaak alsof politieke voorkeuren op losse schroeven staan.
Dit laatste is de oogst van het Einde van de Grote Verhalen: mocht er daadwerkelijk ooit een fascistische partij opstaan dan zou deze alsnóg stemmen halen, omdat het er vandaag de dag in hoofdzaak om draait hoe men zichzelf presenteert. Als de inhoud van de verhalen verdampt dan blijft de esthetische associatie over: het zijn tot schijnen. En de esthetische associatie kan een hoogopgeleide wereldburger naar een nationaalconservatieve partij trekken. Met een chique imago dat zowel welbespraakt is als welgemanierd, behorend tot de gegoede klasse en uitgerust met een verfijnde culturele smaak.
Dit brengt ons terug op Het Imago van Boorstin. “Wij stemmen op een president omdat hij een soort publiek imago heeft dat we graag in het Witte Huis willen zien”, schreef hij. “Wij leven in een wereld waarin het beeld interessanter is dan de werkelijkheid – daarin is het beeld werkelijkheid geworden.”
Het postmodernisme wantrouwt de cultuur van het vertoog – er zit immers geen werkelijkheidsbodem onder de taal want ‘er is niets buiten de gevangenis van de tekst’. Aldus de postmoderne criticus Jacques Derrida, die zo de weg plaveide voor de opkomst van Donald Trump als entertainer-president. De postmoderne Amerikaanse cultuur maakt ieder oprecht uitgaan van waarheid en rechtschapenheid verdacht. Wat we dan overhouden is the next best thing: antihelden en cynisme. Reken dit bij series als Breaking Bad en House of Cards die het publiek hebben geleerd om te sympathiseren met de bad guy, en de antiheldencultus neemt de politiek over.
Het egalitarisme voert tot een gebrek aan inhoudelijke verdieping en het postmodernisme maakt een einde aan het vertrouwen in overkoepelende ideologieën – tegelijk wordt levensbeschouwing vervangen door (consumeerbare) symbolen. Al deze ontwikkelingen monden uit in de suggestie dat een aansprekende rechtse voorman puur op basis van esthetiek D66’ers kan aantrekken, hoewel rechtse partijen en D66 totaal andere ideeën hebben. Een voorwaarde voor het overrulen van ideologie is echter wel dat de traditionele politiek haar bindingskracht met de massa verliest, en dat heeft andere oorzaken. Volgende week zal ik die nader belichten.
Help mij tegen de stroom te roeien! Steun mijn werk tegen de gure wind van de politieke correctheid! Incidentele donaties zijn prachtig, maar maak dit werk toekomstbestendig via BackMe! Deel 2 leest u hier.