Opinie

Trump slaagt met vlag en wimpel voor test van Joke Hermsen

30-09-2019 16:37

Hermsen mag van Trump vinden wat zij wil, maar haar criteria zijn niet voldoende om Trump te diskwalificeren. Integendeel.

Schrijfster en filosofe Joke Hermsen begint haar lezing over spijt met het dithyrambische nummer: Non, je ne regrette rien van Edith Piaf. Niet meteen een oproep om uit te komen voor gevoelens van spijt. Hermsen wil het hebben over de ernstige gevallen van spijt. Jennifer Taitz omschrijft deze als:

“… the type that makes you wonder about your place in life.”

Ernstige spijt is dus meer dan een psychologisch ongemak. Het is een existentiële ervaring die veel impact op iemands persoonlijk leven kan hebben. Taitz over deze impact:

“Researchers have found that obsessing over regrettes has a negative impact on mood and sleep, can increase impulsivity, and can be a risk factor for binge eating and misusing alcohol.”

Je kunt van spijt dus een humeurige, geprikkelde, dikke alcoholist worden. Dat is nog niet alles:

“A 2014 study published in the Journal of General Psychology found that drowning in regret can compromise our ability to make wise decisions, and focusing on those negative emotions underminded performance on simple tasks.”

Spijt maakt dat je zelfs moeite hebt met simpele taken, laat staan met moeilijke taken. Bovendien is je besluitvaardigheid ondermijnd, waardoor je niet de juiste stappen in je leven zet. Door spijt kun je dus van het padje afraken.

Spijt verdringen helpt ook al niet:

“Suppressing our emotions can diminish our capacity for joy and potentially manifest as physical pain.”

Hermsen introduceert ernstige vormen van spijt aan de hand van het boek van de Australische verpleegster Bronnie Ware die mensen op hun sterfbed bevraagt over waar ze spijt over hebben. De top 5 ziet er als volgt uit:

  1. I wish I’d had the courage to live a life true to myself, not the life others expected of me.
  2. I wish I hadn’t worked so hard.
  3. I wish I’d had the courage to express my feelings.
  4. I wish I had stayed in touch with my friends.
  5. I wish that I had let myself be happier.

De conclusie die Hermsen uit deze top 5 trekt, is dat mensen niet zozeer spijt hebben over de (vermeend) foute beslissingen, maar meer over hoe ze hun leven geleid hebben. Ik betwijfel of dat een juiste conclusie is. Die top 5 is immers een samenvatting van heel veel gevallen, en daarom vervat in algemene omschrijvingen. Het is best mogelijk dat achter deze algemene omschrijvingen wel degelijk een hoop spijt over verkeerde beslissingen schuil gaat. Dat gaat zelfs op als die foute beslissingen niet concreet in een gesprek aan het sterfbed genoemd zijn. Het is immers een hard gelag om mensen op hun sterfbed aan te zetten tot herbeleving van hun spijttrauma’s. Dan houd je het maar liever algemeen. Een ander punt wat ik me afvraag is in hoeverre de herinnering en het oordeelsvermogen van mensen op hun sterfbed is getroebleerd.

Volgens economische psycholoog Marcel Zeelenberg heeft spijt wel degelijk van doen met concrete beslissingen:

“Spijt is de enige emotie die we alleen voelen in een context van beslissingen. […] Er zijn heel veel andere emoties die we ook voelen als we beslissingen nemen: teleurstelling, boosheid, trots, verdriet. Maar al die emoties kun je ook hebben als je geen keuzes maakt. […] Spijt voel je alleen maar als je een keuze hebt gemaakt.

Zeelenberg zegt verder dat spijt zo pijnlijk is, juist omdat het met eigen keuzes – of het uitblijven daarvan – te maken heeft:

“Spijt richt zich op je eigen rol in het veroorzaken van die negatieve uitkomsten. Dus je voelt je dom, je voelt je schuldig, het is je eigen schuld, en je baalt ervan.”

Spijt kent dus onmiskenbaar een element van zelfverwijt. Hermsen haalt de filosoof Søren Kierkegaard aan die spreekt van reflexief verdriet – ook een fraaie omschrijving – maar het element van zelfverwijt ligt toch meer verborgen. Dat spijt zo facetrijk is, wijst er volgens Zeelenberg op dat het bij spijt om een complexe emotie gaat. Dat spijt complex is, blijkt ook uit het feit dat kinderen pas spijt kunnen voelen als ze een jaar of 6 zijn. Dat jonge kinderen nog niet in staat zijn tot spijt heeft volgens Zeelenberg ermee te maken dat je mentaal moet kunnen tijdreizen:

“Je hebt nu een slechte uitkomst. Dan moet je terugreizen in de tijd naar je beslissing. En dan moet je een ander pad inlopen en dan kijken waar je terecht was gekomen, en die uitkomsten met elkaar vergelijken. Dan weet je of je spijt hebt. […] Bij kinderen gaat dat nog niet.”

Hermsen noemt de leeftijd van 7 jaar dat spijt mogelijk is. De verklaring die Hermsen geeft voor die leeftijd van 7 lijkt ontleent aan de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan. Volgens Lacan missen kleuters nog het vermogen zichzelf als onderscheiden te zien van hun omgeving. Daarom ook zien ze niet hoe zij invloed uitoefenen om hun omgeving. Net als in Luilekkerland komt alles vroeg of laat schijnbaar vanzelf aanwaaien. Na hun kleutertijd maken kinderen wel een onderscheid tussen henzelf en de buitenwereld. Rilke noemt dat, aldus Hermsen: gegenüber die Welt. Dan ontstaat tevens bij het kind het bewustzijn dat het invloed heeft op de wereld. Dat maakt dan ook spijt mogelijk.

Ik zou niet willen zeggen dat de ene verklaring beter is dan de andere. Volgens mij kunnen ze allebei naast elkaar bestaan. Om beide verklaringen dan toch onder één noemer te brengen, zou ik zeggen dat kinderen vanaf hun zesde à zevende in staat zijn tot hypothetisch denken. Spijt begint vaak met de vraag: wat als ik niet dit maar dat gedaan had? Een wat-als-vraag is prototypisch voor hypothetisch denken. Hypothetisch denken staat hierbij tegenover concreet denken. Claude Lévi-Strauss heeft ooit een boek geschreven over concreet denken met als titel: La pensée Sauvage. Volgens James Flynn leidt concreet denken tot lagere scores op intelligentietests dan hypothetisch denken.

Hermsen merkt op dat rond die leeftijd van 7 jaar ook het besef doordringt dat zijzelf, maar ook mensen in hun omgeving sterfelijk zijn. Vanuit mijn benadering zou je kunnen zeggen dat het besef van een toekomstige dood hypothetisch denken verondersteld. Als in het concrete leven niemand dood gaat, dan dringt het besef van de dood bij een kind onder de 7 niet door. Anderzijds kun je wel zeggen dat een confrontatie met de dood rond de leeftijd van 7, bijvoorbeeld de dood van opa of oma, het besef van de dood kan doen ontluiken. Zijn kinderen jonger dan 7, dan denken ze dat hun overleden naasten er gewoonweg niet meer zijn. Ze zijn ergens anders. Ik herinner mij dat mijn moeder na een beroerte erover klaagde dat mijn vader haar niet meer kwam opzoeken. Ik vertelde met enige omzichtigheid dat mijn vader al een aantal jaren dood was. Toen was het even stil. Na enig nadenken zei mijn moeder vervolgens: “Dan kan hij toch langskomen.” Op vergelijkbare manier hebben kinderen eveneens geen besef van de dood.

Hermsen refereert aan Hannah Arendt die mensen niet alleen ziet als sterfelijke wezens, maar ook als ‘geboortelijke’ wezens. Sterfelijkheid delen we met de dieren, maar geboortelijkheid is alleen mensen gegeven: mensen zijn de enige soort die kunnen beslissen het heel anders te doen. Hermsen percipieert daarbij ‘heel anders doen’ als een manier om spijt achter je te laten, om spijt te verwerken, om spijt te overwinnen. Dat moge zo zijn. Toch wens ik, helemaal in de lijn met Zeelenberg, erop te wijzen dat beslissen spijt pas mogelijk maakt, en beslissen het heel anders te doen, is ook beslissen. Ook in een interview in Filosofie Magazine (december 2018) vertoont Hermsen de neiging om het belang van beslissingen weg te redeneren. Dat relaties een begin en een einde hebben beschrijft ze als een natuurlijk proces waaraan beslissingen eigenlijk slechts details zijn. Ze vergeet gemakshalve dat bij het huwelijk het streven nog altijd is dat de relatie standhoudt ‘tot de dood ons scheidt’. Dat het verloop van een relatie afhankelijk is van beslissingen binnen die relatie, lijkt mij evident.

Beslissen veronderstelt hypothetisch denken. Spijt veronderstelt beslissen. Hieruit volgt: hypothetisch denken maakt spijt pas mogelijk. Spijt is echter niet de enige vrucht van hypothetisch denken. Rationaliteit en verbeelding zijn eveneens vruchten van hypothetisch denken. Techniek is daarbij op zijn beurt het kind van zowel rationaliteit als verbeelding. Ik zeg dit omdat Hermsen gedurende de rest van haar lezing zich keert tegen rationaliteit en technocratie vanuit een poging de subjectieve beleving te herwaarderen, en ruimte voor gevoelens te scheppen. Spijt wordt daarbij gebruikt als stok om de hond te slaan: in de door Hermsen verguisde rationele en technocratische wereld wordt geen spijt betuigd, terwijl dat nu juist wel zou moeten. Deze stellingname druist in tegen de zojuist door mij ingebrachte stelling dat spijt met rationaliteit en techniek gemeen heeft, dat er hypothetisch denken aan ten grondslag ligt. Spijt, rationaliteit, verbeelding, en zelfs techniek zijn vruchten van een en dezelfde boom. Het is juist zo dat de baby wiens wereld doordrongen is van subjectiviteit, geen spijt kent. Dat komt omdat een baby nog niet in staat is tot hypothetisch denken. De suggestie die Hermsen welkt, is dat ze van spijt af wil door terug te keren naar het vroegkinderlijke stadium. Lacan hamert er echter op dat zulk een terugkeer niet mogelijk is. Bovendien is er in de huidige samenleving niet teveel interesse voor techniek zoals Hermsen beweert, maar juist te weinig. Ondanks campagnes is er afgelopen decennia niet teveel maar te weinig voor technische studies gekozen. Een steeds kleiner deel van de bevolking doorgrondt nog de techniek waarop de samenleving is gebaseerd. De gevolgen daarvan zie ik in het klimaatbeleid waar beslissingen worden genomen op basis van een emotioneel appel, en niet op basis van technologische doorgronding van de problemen en de mogelijkheden.

… toen viel het T-woord.

Hermsen haalt Donald Trump aan als verpersoonlijking van alles wat er niet deugd aan de in haar ogen doorgeslagen rationaliteit en technocratie. Door Trump aan te halen binnen een context waar dat in het geheel niet nodig is, raakt ze weliswaar een snaar, maar in mijn ogen wel een verkeerde snaar. Dan kan ik niet nalaten na te gaan waarom het een verkeerde snaar is. Natuurlijk besef ik dat Trump aanhalen veelal gemakkelijk scoren is. Functioneel is het zeker. De obsessie met Trump is immers een collectief verschijnsel. De obsessie met Trump is voor Hermsen echter ook een persoonlijke obsessie, in die zin dat Trump het kristallisatiepunt van haar eigen onvrede is. Om het lacaniaans uit te drukken: De obsessie is een teken dat de scheiding tussen het ik en de buitenwereld geen heldere snede is. In gewone mensentaal uitgedrukt: Hermsen loopt met haar ziel onder haar arm.

Ik vind het ook niet erg handig om in een lezing over spijt je maatschappelijke ongenoegen te uiten. Spijt is immers een vorm van zelfverwijt. Verwijten richting de samenleving zijn dan gemakkelijk op te vatten als pogingen het zelfverwijt te ontlopen.

Voor alle duidelijkheid: Hermsen mag van mij over Trump denken wat zij wil. Ik schrijf dit artikel niet om Trump te verdedigen. Maar wat mij opvalt, is dat Trump een wel heel slecht gekozen voorbeeld is van een teveel aan rationaliteit en technocratie dat Hermsen aanklaagt. Trump blijkt juist over allerlei eigenschappen te beschikken die Hermsen propageert. Als Hermsen naar Trump kijkt, ziet ze haar evenbeeld:

Ten eerste, rationaliteit en technocratie veronderstellen een hoge mate aan voorspelbaarheid. Trump is echter bekend om zijn onvoorspelbaarheid. De vraag wat zijn volgende zet zal zijn, is zelfs niet door deskundigen te beantwoorden. Ten tweede, rationaliteit en technocratie verloopt via min of meer vaststaande procedures. Trump houdt zich echter niet aan procedures. Hij lapt procedures regelmatig aan zijn laars. Ten derde, rationaliteit en technocratie zouden geen plaats laten voor gevoel. Trump geeft echter ruim baan voor gevoel. Het ene moment maakt hij de leider van Noord-Korea Kim Jong-un uit voor rocket man, een paar maanden later zegt hij: “we fell in love.” Ten vierde: Van gedachten kunnen veranderen ziet Hermsen als teken van geboortelijkheid. Trump verandert aan de lopende band van mening. Hem ontbreekt het dus allerminst aan geboortelijkheid. Ten vijfde, naar aanleiding van een vraag houdt Hermsen een warm pleidooi voor persoonlijke ontmoeting, in plaats van louter informatie-uitwisseling via social media of het geschreven woord. Als voorbeeld van hoe het moet, geeft ze hoe zij op dat moment in Maastricht in levenden lijve toehoorders toespreekt. Van mens tot mens zogezegd. Maar dat doet Trump ook. Gedurende alle jaren van zijn presidentschap spreekt Trump zalen met aanhangers toe, vergelijkbaar met hoe hij dat in verkiezingstijd doet. Hoeveel Trump ook twittert, je kunt hem niet ontzeggen dat hij belang hecht aan persoonlijke ontmoeting.

Het weerwoord van Hermsen tegen deze vijf punten is mijn zesde punt. Ze zegt met grote nadruk dat Trump nooit spijt heeft betuigd. Nu is het onder politici niet gebruikelijk om spijt te betuigen. Naar de kiezer toe houden ze eindeloos vol het alsmaar bij het goede eind te hebben. Spijt betuigen doen ze alleen maar als ze daarmee hun politieke hachje kunnen redden, en dan nog moet je erg oppassen hoe die spijtbetuiging precies geformuleerd wordt. Maar heeft Trump nooit spijt betuigd? Ten tijde van de lezing wist ik het niet, dus ik heb het naderhand opgezocht. Wat blijkt: Trump heeft bij meerdere gelegenheden uitdrukkelijk spijt betuigd. Ook op dat punt voldoet Trump dus prima aan de criteria van Hermsen.

En dan popt er tijdens het schrijfproces nog een zevende punt op. Hermsen haalt Friedrich Nietzsche aan wiens filosofie de moed tot willen benadrukt: ben niet volgzaam, maar leef je leven volgens je eigen inzichten. Spijt en schuld worden door Nietzsche als zwakte en als slavenmoraal afgeserveerd. Hermsen oppert evenwel dat spijt niet gemist kan worden. Daar ben ik het mee eens. Ze haalt Kierkegaard aan die zegt dat zonder spijt geen moreel geweten bestaat. Ook met Kierkegaard kan ik het eens zijn, als maar goed begrepen wordt dat niet alle spijt moreel van aard is. Spijt gaat vaak ook over eigenbelang, waar overigens op zich niks mis mee is. Maar wat Hermsen hier eigenlijk zegt, is dat het Trump aan moreel geweten ontbreekt, omdat hij geen spijt kent. We hebben al gezien dat Trump wel degelijk spijt kent. De vlieger van Hermsen gaat dus niet op. Maar zijn er ook situaties aanwijsbaar, waaruit blijkt dat Trump wel over een moreel geweten beschikt? Welnu, recentelijk heeft Trump een vergeldingsactie jegens Iran vanwege het neerhalen van een drone op het laatste moment afgezegd. Dit omdat de inschatting was dat daarbij 150 Iraanse militairen gedood zouden worden. Hij oordeelde dat de vergeldingsactie disproportioneel was. Opmerkelijk detail daarbij is dat hij uit eigen beweging informeerde naar het te verwachten aantal doden. Hoe je ook verder over zijn politiek denkt, uit dit voorval blijkt toch overduidelijk dat Trump over enig moreel bewustzijn beschikt.

Nogmaals, het is mij er niet om te doen Trump te verdedigen.  Ik constateer enkel dat de criteria die Hermsen naar voren schuift als nastrevenswaardig, niet in staat Trump te diskwalificeren. Trump slaagt met vlag en wimpel voor de test van Hermsen. Dan zijn mijns inziens twee opties mogelijk: Trump is toch zo slecht nog niet, of de criteria van Hermsen zijn niet in staat om het kaf van het koren te scheiden. Ik vrees dat allebei de opties voor Hermsen niet erg aantrekkelijk zijn.

De lezing van Hermsen gaat over ernstige vormen van spijt. Ze bekent echter gedurende de lezing niet onder ernstige spijt te hebben geleden, of er nog steeds aan te lijden. De spijt die zij bekent is dat zij verkeerde woorden gebruikt. Tussen twee haakjes: Trump betuigt ook spijt over zijn woordgebruik. Voor een filosofe, wiens ambacht het is zich juist te verwoorden, kan verkeerd woordgebruik nog altijd een ernstige tekortkoming zijn. Met het concrete voorbeeld wat Hermsen wel geeft, ontwijkt ze die mogelijkheid echter. Haar heftigste ervaring van spijt schijnt te zijn dat ze iemand met wie ze in staat van vertrouwelijkheid verkeerde, bij de verkeerde naam noemde. Ze bekent dus geen filosofische fout. Dus geen spijtbetuiging van formaat die avond in Maastricht. Non, je ne regrette rien is ook op te vatten als Nietzscheaanse stoerdoenerij, denk ik dan. Wie denkt nu echt dat Edith Piaf nergens spijt van had?

Tot slot. Hermsen noemt tijdens de lezing een naam. Die naam begint met een T. Het was in dit geval de juiste naam bij de juiste persoon. Was het echter de juiste naam, bij het juiste onderwerp? Ik vraag me af of Hermsen inmiddels spijt heeft dat ze die naam genoemd heeft.