Opinie

De reportages van Rudi Vranckx zien de jihadbruid alleen als slachtoffer

10-10-2019 20:24

Rudi Vranckx is wereldberoemd in Vlaanderen. Op de publieke zender Canvas is hij zo ongeveer alomtegenwoordig. Vranckx heeft een relatie met algemeen VRT- hoofdredacteur Liesbeth Vrielemans. Wellicht dat hij daarom steeds meer ruimte krijgt zijn stem in de Vlaamse huiskamer te laten klinken. Zijn persoon heeft de statuur van een merk. Dat komt onder meer omdat hij al jarenlang een programma onder zijn eigen achternaam heeft – tegenwoordig Vranckx op zaterdag – waarin voornamelijk buitenlandse reportages te zien zijn. Wat bovendien helpt is dat hij in al die programma’s nadrukkelijk zelf in beeld verschijnt. Zo presenteert hij ook De Nomaden, een serie waarin hij jonge Vlaamse reportagemakers een podium biedt. Zijn eigen reportages zijn te zien onder meer in Terzake, en Het Journaal. In Nederland vind je die reportages vaak terug bij Nieuwsuur en bij het NOS Journaal. Hij maakt ook hele series rond een thema zoals Bonjour Congo en Het verdriet van Europa.

Ook qua inhoud zijn de reportages van Vranckx herkenbaar. Vaak wordt er een contrast geschapen tussen moeders die voor hun baby’s of peuters zorgen, en een achtergrond van maatschappelijk geweld. Het lijkt en beetje op het kerstverhaal. Een van de redenen dat het kerstfeest nog steeds intensief beleefd wordt, is ongetwijfeld dat mensen zich gemakkelijk kunnen identificeren met de pasgeboren Jezus omringd door de zorg van zijn Maria en Josef, tegen de kille achtergrond van een volkstelling uitgevoerd door de vijandige Romeinen. Bij Vranckx is die achtergrond het een of ander internationaal conflict, het conflict waarover de reportage handelt.

Jemen

Een eerste van drie filmfragmenten dat besproken word tijdens een vraaggesprek met Vranckx in Maastricht betreft de burgeroorlog in Jemen die is uitgegroeid tot een internationaal conflict. Ik heb het filmfragment zoals hij dat toonde niet meer kunnen terugvinden op internet. Wel zijn er scenes van terug te vinden in een reportage voor Het Journaal, en in een reportage voor Terzake. De reportage voor het Journaal geeft meteen een compact overzicht van de situatie in Jemen

Vranckx beschouwt zichzelf als een serieus journalist die onder gevaar van eigen leven naar de brandhaarden reist om zich ter plekke op de hoogte te stellen van de situatie. Zo vertelt hij dat hij in Jemen wel 75 wegversperringen moest passeren, alvorens het hongergebied te bereiken. Zijn chauffeur had een grote zak qat bij zich. Bij elke controlepost stopte deze de bewakers een gevulde hand qat toe. Zo kwamen ze bij de moeders met uitgehongerde kinderen in het noordwesten van Jemen terecht. Ik vraag me dan af: als qat dermate gewild is, waarom is dan niet één van de vele bewakers op het idee is gekomen de auto te onderzoeken en de hele zak qat te confisqueren? Ter plaatse aangekomen gaat Vranckx – daar is hij heel open over – op zoek naar het juiste beeld. Hij is op zoek naar een verhaal dat de kijker herkent, waarmee de kijker zich kan identificeren, en dat de kijker emotioneel raakt. Het juiste beeld is dát beeld dat de televisiekijker thuis bij de strot grijpt. Het verhaal dat Vranckx in het geval van Jemen geheel tevreden stelt, betreft moeders die het letterlijk niet lukt om hun kinderen op te voeden: de kinderen groeien niet in gewicht, en niet in lengte omdat er geen voedsel voor hen is. Getoond worden moeders met kinderen die zwaar ondervoed zijn.

De kinderen zouden ondervoed zijn, omdat de strijdende partijen verhinderen dat het voedsel bij de bevolking komt. Wat mij opvalt, is dat de moeders er niet ondervoed uitzien. Een van de moeders wordt zelfs volgepropt met voedzaam voedsel, zodat ze weer melk kan geven om haar kind te voeden. Waarom het kind niet gewoon de fles krijgt, wordt mij niet duidelijk. Maar kennelijk is het probleem op dat moment niet dat er geen voedsel beschikbaar is. Zo wordt het echter niet gepresenteerd. De kijker krijgt de indruk dat het hier louter om gebrek aan voedsel gaat. Dat is de hoofdboodschap.

In de reportage voor Terzake is trouwens duidelijk te zien dat het ene kind sterk vermagerd is, terwijl het andere kind bolle wangetjes vertoont. Ook is er een volwassen man te zien die nadrukkelijk toont hoe mager hij is. Om hem heen staan andere volwassenen die helemaal niet zo mager zijn. Maar als de een is uitgehongerd, en de ander niet, dan kun je je toch afvragen wat hier nu eigenlijk aan de hand is. In het geval van de sterk vermagerde man bestaat de mogelijkheid dat het eerder om ziekte dan om honger gaat. Met betrekking tot een geruchtmakende foto in de Balkanoorlog heeft zulk een misverstand bestaan. Die men heeft naderhand laten weten dat hij zo mager was vanwege een ziekte. Een andere mogelijkheid is dat een deel van de plaatselijke bevolking wél voedselhulp ontvangt, en het andere deel van de bevolking niét. Die mogelijkheid doet me denken aan het sprookje van Hans en Grietje. Hans laat steeds een kippenbotje zien als de heks controleert of hij aankomt. Als westerlingen in Jemen informeren naar de voedselsituatie, dan is men wellicht geneigd door ziekte of honger verzwakte mensen, naar voren te schuiven. Dat vergroot immers de kans dat de westerlingen tot het oordeel komen dat er meer voedsel aangevoerd moet worden. Ongeloofwaardig zijn ook de scenes waarin snel in een pannetje een bodempje pap van meel wordt bereid. Je ziet vervolgens dat de pap heel knoeierig met de hand in de monden van de kinderen wordt gevoerd. Iedereen krijgt een beetje binnen, maar het merendeel gaat door het geknoei verloren. Waar echt voedseltekorten bestaan wordt ervoor gezorgd dat niets verloren gaat. Bekend is overigens dat er in diezelfde regio voorraden voedselhulp liggen opgeslagen waar 3,5 miljoen mensen een maand lang van kunnen eten. Het probleem is dat de hulpinstanties niet meer bij die voedselvoorraden geraken, omdat de infrastructuur ernaartoe vernietigd is. Dan acht ik het waarschijnlijk dat die voorraden allang door de ter plekke heersende strijdgroep zijn geconfisqueerd, en verdeeld zijn over hun strijders, en over dat deel van de bevolking waartoe hun aanhang behoort. Dat zou verklaren waarom de filmbeelden laten zien dat de honger ter plekke ongelijk is verdeeld.

Hier wreekt zich mijns inziens de methode Vranckx. Hij waakt er weliswaar over dat hij zelf geen onware beweringen doet, maar hij toont zich weinig kritisch over de beelden die hij toont. Ook als hij de plaatselijke bevolking aan het woord laat, moeten de televisiekijkers maar voor zichzelf uitmaken of zij die uitspraken al dan niet te geloven. Zo kan Vranckx niet eens verweten worden dat hij naïef is. Wat hij vindt, formuleert hij niet als beweringen, maar als retorische vragen. Zo wast hij zijn handen in onschuld. Maar het achterwege laten van kritisch commentaar en kritische vragen komt op de kijker toch zo over dat dit blijkbaar niet nodig is. Als Vranckx geen bedenkingen bij de beelden heeft, dan hoeft de kijker die ook niet te hebben. Vranckx was immers ter plaatse. Hij heeft alles van dichtbij gezien. Hij weet dus beter wat er op de beelden gaande is, dan de kijker. Het zelfde geldt als hij de antwoorden van de plaatselijke bevolking voor zichzelf laat spreken. Vranckx legitimeert dus de beelden en dat wat door de plaatselijke bevolking gezegd wordt, door kritische vragen en kritisch commentaar achterwege te laten.

Maar ook áls we ervan uitgaan dat de geïnterviewde Jemenieten altijd de waarheid vertellen, en dat de beelden laten zien wat ze suggereren, dan nóg blijft het de vraag in hoeverre inzoomen op hongerende kinderen en hun moeders een waarheidsgetrouw beeld van het conflict geeft. De suggestie is dat over de hoofden van de moeders en de kinderen heen een ingewikkeld conflict wordt uitgevochten, waar ze zelf part nog deel aan hebben. Het beeld zoomt dus in op hoe onschuldige kinderen en hun moeders te lijden hebben onder de oorlog. De vraag is of zulk een inzoomen een vorm van framen is die de werkelijkheid geweld aan doet, of niet. Vranckx meent van niet. Ik meen van wel.

Uiteraard is de relatie tussen moeder en kind van groot maatschappelijk belang. Ik zie het allesbehalve als een onbetekenend detail. Het voortbestaan van welke samenleving dan ook, hangt ervan af. De huiselijke sfeer heeft ook een humaniserend effect: een warm nest maakt ons tot gewetensvolle mensen. Maar wat Vranckx doet, is dermate op de zorg voor het kind in het gezin inzoomen, dat het nog maar enkel gaat over de invloed van de boze buitenwereld op het gezin, en niet meer over de posities die het gezin zelf in die buitenwereld inneemt. Wat is bijvoorbeeld de rol van de vader? Onttrekt die zich aan de strijd, of kiest die wél partij in de strijd? En als een moeder zich niet uitlaat over de strijd, komt dat dan omdat zij enkel maar is geïnteresseerd in het (op)voeden van haar kind, of is dat omdat zij als vrouw geacht wordt zich niet over zulke zaken uit te spreken? En wat is de rol van religie?

De getoonde Jemenitische vrouwen zijn ongetwijfeld religieus, waarschijnlijk islamitisch, en dus soennitisch of sjiitisch. De toestand in Jemen is in 2015 geëscaleerd toen een sjiitische minderheid de macht greep in het overwegend soennitisch land. Hoe staan de getoonde moeders dan in dat conflict? Wat wordt er over dat conflict verteld in de moskee? Zijn er verschillende moskeeën, van verschillende stromingen? Dat vertelt Vranckx allemaal niet. Zo gumt hij het belang van religie uit het dagelijkse leven. Hij portretteert de Jemenitische bevolking enkel als slachtoffer, niet als dader. Wie zijn reportages bekijkt, ziet dus lang niet alles. De kijker ziet vooral wat Vranckx wil dat je ziet. Zijn faam als reporter is erop gebaseerd dat hij je met beelden kan laten denken wat hij wil dat je denkt. Wat hij knap doet, is dat hij schrijft met filmmateriaal, met monteren als belangrijk instrument. Zijn beelden sluiten nauw aan bij wat hij wil zeggen. Nadeel is evenwel dat hij zijn verhaal op basis van filmmateriaal, zo knipt dat nog maar één conclusie rest. Vandaar ook dat Vranckx het zich kan permitteren de conclusie aan de kijker over te laten. Het gevaar van zijn methode is juist de inherente overtuigingskracht van de gemonteerde beelden. Veel kijkers zijn geneigd zijn filmbeelden zonder meer als waarheid te accepteren: ik heb het gezien, dus het is waar.

Ik wil nog iets dieper ingaan op de rol van religie in Jemen. In politiek correcte kringen, waartoe ik Vranckx ook reken, bestaat de neiging de rol van de islam te relativeren. Dat geldt met name voor de tegenstelling sjiisme en soennisme. In 2015 werd nog verwacht dat de sjiitische minderheid die in Jemen de macht had gegrepen, uit zichzelf wel zou inzien dat haar machtsaanspraken in een overwegend soenitisch land beperkt zijn. Gevaar was enkel dat de tegenstelling sjiitisch en soenitisch zou gaan werken als een selffulfilling prophecy, een zichzelf waarmakende voorspelling. Arabist Chams Eddine Zaougui duidt in 2015 deze selffulfilling prophecy als volgt:

“De tweespalt tussen soennisme en sjiisme binnen de islam is eeuwenoud, maar door jarenlange verdeel-en-heers-politiek van Arabische leiders is de situatie vergiftigd. Het wantrouwen zit diep en huidige leiders blijven dat op cynische wijze uitbuiten. Een gevaarlijke situatie die snel kan escaleren tot een regionale oorlog.”

Door van een selffulfilling prophecy te spreken wordt de suggestie gewekt dat hier sprake is van een illusie, door leiders in leven gehouden. In feite gaat het echter om een diep ingebrande, en daarom niet te loochenen werkelijkheid waar bevolking én leiders gevoelig voor zijn. Uit Zaouguis bovengenoemde duiding van selffulfilling prophecy, trek ík de conclusie dat de eeuwenoude tegenstelling tussen sjiisme en soennisme onder de oppervlakte nog steeds springlevend is: er hoeft niet veel te gebeuren of de veenbrand gaat weer branden. Wat Zaougui selffulfilling prophecy noemt, zou ik altijd te activeren gebrouilleerdheid willen noemen. Ook de verwachting van Zaougui en anderen dat de sjiitische minderheid in Jemen haar machtsaanspraken wel tijdig zou temperen, is niet uitgekomen. In plaats van aansturen op een redelijk compromis dat recht doet aan de binnenlandse verhoudingen, is juist aangestuurd op grensconflicten met het soennitische Saoedi-Arabië. Macht gaat blijkbaar niet enkel van boven naar beneden, zoals Vranckx en Zaougui lijken te denken, maar ook van beneden naar boven.

Syrië 

In de laatste twee van de drie filmfragmenten tijdens het vraaggesprek met Vranckx in Maastricht, gaat het over Syriëgangers. Zelfs hier weet Vranckx de kaart van moederliefde en kinderlijke onschuld te trekken. Eerst laat hij een filmfragment zien van twee ogenschijnlijke spijtoptanten van nog geen twintig jaar oud, een jonge man en een jonge vrouw. Ze moeten ongeveer veertien jaar zijn geweest toen ze naar Syrië vertrokken. De keuze voor uitermate jonge Syriëgangers dient een doel. Zo weet Vranckx hun kinderlijke onschuld in stelling te brengen. Geheel volgens zijn methode, laat Vranckx het aan de kijker over om uit maken of de spijtbetuigingen oprecht zijn. Zo vertelt de jongen dat IS’ers zijn geest in hun macht hadden. Zulk een uitspraak past geheel in de denkwereld van Vranckx, waarin het uiteindelijk de omstandigheden zijn die mensen drijven tot slechte daden. Ook de jonge strijder is dus slachtoffer. Mij gaat het evenwel niet om de eventuele kinderlijke onschuld van een viertienjarige, maar om de daaropvolgende vijf jaar waarin hij gevormd is tot een bijzonder meedogenloos persoon. De jonge leeftijd spreekt welbeschouwd eerder in zijn nadeel: juist als je opgroeit met gewelddadig gedrag, dan geraak je daarmee dermate vergroeid dat je het geleerde nadien niet meer van je kunt afschudden. Dat is ook wat het fenomeen kindsoldaten zo tragisch maakt. De jongen keerde zich pas van IS af toen hij zag hoe andere IS-strijders met de afgehakte hoofden van zijn strijdmakkers voetbalden. Komt hij tot inkeer omdat nu wat hem betreft een morele grens is gepasseerd? Wordt die morele grens soms niet overschreden zolang de afgehakte hoofden niet van zijn strijdmakkers zijn? Is het niet gewoonweg zo dat hij zich pas van IS afkeerde, toen hij de reële mogelijkheid onder ogen zag, dat ook zíjn hoofd wel eens afgehakt zou kunnen worden? Was het niet zo dat heel wat IS-strijders pas spijt gingen betuigen toen de strijd toch al verloren was, en juist op het moment dat ze beseften dat spijt betuigen wel eens in hun voordeel zou kunnen werken, omdat het ertoe kan leiden dat ze naar Europa kunnen terugkeren? Vranckx vertelt over Syriëgangers in kampen in Syrië die eerst spijt betuigen, maar later toch weer geradicaliseerd zijn. Zijn conclusie is dat je Syriëgangers mogelijk snel moet laten terugkeren, omdat ze anders wederom radicaliseren. Het zou dus veiliger zijn hen te laten terugkeren. Mijn conclusie is dat de spijtbetuigingen niet voortkomen uit oprecht berouw, maar uit opportunisme. Ze zien de mogelijkheden die spijtbetuigingen kunnen bieden: terugkeer naar België of Nederland, wellicht een korte straf (omdat het vanuit België of Nederland moeilijk te achterhalen is wat ze in Syrië precies hebben uitgespookt), en een mild gevangenisregime. Zodra die voordelen uit het oog verdwijnen, verdwijnt ook de gimmick van spijt, en keert men terug tot de default van ingesleten fundamentalisme en jihadisme. Mijn voorspelling is dat de gimmick van spijt ook verdwijnt als de voordelen van spijt geïncasseerd zijn. Vranckx doet alsof het normaal is dat Syriëgangers berecht worden in het Europese land dat ze achter zich gelaten hebben. Regel is echter dat mensen daar berecht worden waar ze hun misdrijven gepleegd hebben. Normaal zou dus zijn dat Syriëgangers worden berecht in Syrië.

Vrouwelijk Syriëgangers worden door Vranckx nog gemakkelijker verontschuldigd. Dat gebeurd door ze uitdrukkelijk als minnaressen en als moeders te framen. Wat kunnen zij eraan doen dat ze vallen op een stoere jihadi met hagelwitte tanden en een Kalasjnikov? En het baren van kinderen in Syrië is op zich toch geen misdrijf? Meer nog als bij mannen doet zich bij vrouwen het probleem voor dat vanuit België of Nederland moeilijk is na te gaan wat hun bijdrage aan de strijd precies was. De kans is niet denkbeeldig dat ze na een korte straf weer worden losgelaten op de maatschappij. Dan is de kans niet denkbeeldig dat ze hun jihadistische strijd voortzetten in de vorm van terroristische acties. De vraag lijkt mij: hebben we wel zin om burgers aan het risico van terroristisch onrecht bloot te stellen?

Ik leg Vranckx het geval voor van Hardi N., een man die veroordeeld is voor uitreizen naar Syrië, maar na drie maanden vervroegt vrijkomt. Later is hij opgepakt toen onder zijn leiding een grote aanslag werd voorbereid. Een aanslag is gelukkig op het laatste moment verijdeld. Vranckx zegt dat voorval niet te kennen. Hij verzekert mij wel dat Syriëgangers in België minstens zes jaar vastgezet worden. Ik kan op internet echter niets vinden over minimumstraffen voor terrorisme in België. Eerder heb ik gepleit voor een TBS speciaal voor terroristen. Dat bestaat noch in Nederland, noch in België. Mijn oordeel is dat de juridische middelen om terrorisme te bestrijden onvoldoende ontwikkeld zijn om Syriëgangers te laten terugkeren.

In Jemen werd ingezoomd op moeders en hun noodlijdende kinderen. Het derde en laatste filmfragment tijdens het vraaggesprek met Vranckx laat zien dat een vergelijkbare focus door Vranckx wordt ingezet waar het gaat om vrouwelijke Syriëgangers en hun kinderen. Wat je ziet zijn gesluierde vrouwen met kinderen in een vluchtelingenkamp voor IS’ers. De Vlaams sprekende vrouwen pleiten ervoor dat hun kinderen worden gerepatrieerd naar België. Een van de IS-vrouwen zegt dat ze niets liever heeft dan dat haar kinderen een normale jeugd in België krijgen. Een andere IS-vrouw zegt, op aangeven van Vranckx, dat ze haar kind, zo zou meegeven naar België, ook als ze zelf in Syrië moet achterblijven. Getoond wordt in het laatste geval een moeder die zich zelfs wenst op te offeren voor haar kind. De kijker denkt dan: wat een goede moeder is dat! Feit is evenwel dat als haar kind naar België terug mag, dat zij dan ook terug mag komen. Er bestaat immers wetgeving dat kinderen niet van hun ouders gescheiden mogen worden. De terugkeer van de kinderen werkt dus als hefboom om ook de moeders terug te laten terugkeren. Natuurlijk moet de moeder bij aankomst in België voor de rechter verschijnen, en wellicht volgt er ook een straf. Of het een hoge straf zal zijn, is nog maar de vraag. Bewijsvoering is lastig. De kans is groot dat ze relatief snel weer op vrije voeten is. Of dán het moederschap haar enige zorg blijft, valt te bezien.

De hierboven beschreven beelden van Belgische IS-vrouwen in een kamp heb ik gedeeltelijk teruggevonden in een uitgebreidere reportage. Die reportage handelt ook over een gezelschap dat in het betreffende kamp onderzoek gaat doen naar de repatrieerbaarheid van de kinderen van de Belgische IS-vrouwen. Onder leiding van de activistische psycholoog Gerrit Loots, en onder toeziend oog van Vranckx en zijn filmploeg, en ook van Heidi de Pauw van belangenorganisatie Child Focus, wordt onderzoek gedaan naar vooral de psychologische toestand van de kinderen om te bepalen of ze repatrieerbaar zijn. Het onderzoek richt zich op kinderen van één tot vijf jaar, niet voor niets de tijd dat de vrouwen in Syrië verblijven. Ik waag te betwijfelen of hier wel van een serieus en onafhankelijk onderzoek sprake is. De onderzoekers worden gedurende hun werk intensief op vingers gekeken. Uit de reportage blijkt uit hoe uitzonderlijk vriendelijk en opgetogen iedereen is. Waar het psychologische onderzoek precies uit bestaat, wordt niet gezegd. Wel zie je beelden waarbij de kinderen kraaien van plezier onder de vele aandacht die ze krijgen. Het onderzoek lijkt veel op spelen met kinderen. Mijn indruk is dat vooral wordt gekeken of de kinderen onder goede omstandigheden naar wens reageren. De reportage eindigt met een warm applaus van het gehele gezelschap met een van de jihadistische vrouwen breed lachend op de voorgrond. In een andere video zie ik hoe Loots zich keert tegen wat hij noemt: ‘het gruwelijke wij-zij-denken’. Ikzelf sta overigens ook anders in die wij-zij-discussie. In de aankondiging van de lezing in Maastricht keert ook Vranckx zich tegen ‘de kloof tussen wij en zij’. Het beantwoordt dus aan de denkbeelden van zowel Loots als Vranckx dat aan het eind van Loots’ onderzoek ieder restje wij-zij-denken ten aanzien van de jihadistische vrouwen verdwenen lijkt. De vraag is niet enkel of Vranckx zich laat misleiden door de empathische sfeer die Loots bewust creëert. Vraag is ook of Vranckx de kijker misleidt door de kijker zonder kritisch commentaar deelgenoot te maken van dit empathisch tafereel. Empathie gaat immers ten koste van het vermogen kritisch te zijn.

Maar hoe ongevaarlijk zijn uiteindelijk die IS-kinderen? Vranckx beziet ze enkel vanuit de slachtofferrol. Hij heeft het erover dat ze wellicht traumatische ervaringen hebben. Uit het oog lijkt verloren dat IS’ers hun kinderen van jongs af aan opvoeden tot strijders. Van jongs af aan wordt van hen een dader gemaakt. Dat gaat ook op voor kinderen jonger dan vijf jaar. Ik heb eens een filmfragment gezien waarin een IS-vader zijn kind van een jaar of twee – het kind kan nauwelijks op eigen benen staan – een geladen pistool in handen geeft. Vranckx kent dat fragment ook. Vlak voor het kind knielt een geboeide gevangene. Het kind wordt door de vader ertoe aangezet de gevangene met het pistool dood te schieten. Vanzelfsprekend is hier niet de vraag of het kind – nauwelijks een peuter – schuldig is aan de moord die zijn vader hem laat plegen. De vraag is wél wat een dergelijk kind eraan overhoudt als het opgroeit tot volwassene. Wellicht kan het kind zich de moord niet meer herinneren. Maar dat betekent niet dat de moord geen verdere consequenties heeft voor de ontwikkeling. Uit het geheugen, wil niet zeggen uit het systeem. Ik waag te betwijfelen dat Loots met zijn beperkte en tendentieuze onderzoek kan uitsluiten dat zulke consequenties bestaan.