Opinie

Sid Lukkassen – De beschavingcyclus in de wereldgeschiedenis en wat we kunnen leren van Mike Tyson

13-10-2019 16:07

Schilderij van Thomas Cole uit de serie gemaakt tussen 1833 en 1836; 'The Course of Empire'.

‘Wereldgeschiedenis’ is een Europees genre, in die zin dat geen andere culturele gemeenschap zich zo langdurig en systematisch vragen stelde over de gehele wereld en de rol van de eigen cultuur daarin. Het christendom spoorde Europeanen aan om buiten de eigen grenzen te treden, op zoek naar de heilige plaatsen in Jeruzalem en de gebieden van het Bijbelboek Genesis. Ook de expeditie van Alexander de Grote (356 – 323 v.C.) en de handelsreizen der Vikingen kunnen hier worden genoemd. De Chinezen besloten echter, nadat zeeman Zheng He (1371 – 1435) de oceanen rondvoer, alle schepen te verbranden samen met de reisverslagen en hun keizerrijk te isoleren.

‘De klassieke Oudheid illustreert de beschavingcyclus’

Al eerder bogen grote filosofen zich over de wereldgeschiedenis. Literatuur van de Oudheid bevat het idee van de beschavingscyclus – de gedachte dat een beschaving zich ontwikkelt via opeenvolgende fases. Van slavernij naar revolutie, van revolutie naar vrijheid, van vrijheid naar gelukzaligheid. Vanuit die gelukzaligheid vervalt men vervolgens in onwetendheid, met als gevolg dat men opnieuw in slavernij terechtkomt. Het is een historisch patroon: zware tijden scheppen sterke mensen, sterke mensen scheppen goede tijden, goede tijden creëren zwakke mensen en zwakke mensen brengen zware tijden over zich heen.

De klassieke Oudheid illustreert dit patroon. Perzië was eens een harde cultuur die haar weekhartige oosterburen kon domineren en zo rijk en machtig werd; precies zo werden de Oude Grieken rijk en machtig als gevolg van de verovering van Perzië door Alexander de Grote. De overgang van harde naar softe cultuur, als een gevolg van het beschikken over de hulpbronnen van hun softere onderdanen, verklaarde volgens Herodotus hun verval van overwinnaars tot overwonnenen.

‘Rouwdouwers als Mike Tyson of Badr Hari vinden een trainer die hen onderbrengt, afbeult en opricht’

Dit probleem met de bijbehorende cyclus werd door de filosoof Plato benoemd, maar het staat ook in de Yugas van het Hindoeïsme en de antieke mythologie. Zo brengt de Oudgriekse dichter Hesiodos een rangorde aan in de opeenvolging van mensensoorten: goud, zilver, brons, het heilige ras van helden en ten slotte het ijzeren ras. In het Bijbelboek Daniël droomt Nebuchadnezzar van een standbeeld dat symbool staat voor een opeenvolging van wereldrijken. Deze voorbeelden uit verschillende culturen en tijden, zijn noodzakelijk voor dit betoog, omdat zij aantonen dat de beschavingscyclus een universeel thema van de mensheid is, en niet een ‘Westerse uitvinding’.

Voor wie het begrip ‘beschavingscyclus’ wat abstract is, schept een vergelijking met de levens van wedstrijdvechters helderheid. De geschiedenis laat voorbeelden zien van een weg naar succes die typisch begint met een harde opvoeding en een ruw leven in een achterstandswijk, en vervolgens uitmondt in financiële schulden en seksuele escapades. Rouwdouwers als Mike Tyson of Badr Hari vinden een trainer die hen onderbrengt, afbeult en opricht. Vanaf dan is hun leven monomaan geconcentreerd op één doel: titels winnen. De techniek en conditie aanscherpen om ringgevechten te domineren. Buiten dat bestaat er niets.

Maar dan, als het succes begint te komen, verdwijnt die kloosterachtige fixatie op conditie en techniek. Vanuit de armoede van een met afgeragde posters behangen, naar zweet stinkende sportzaal, worden ze plots in een wereld van VIP-tafels geworpen, van gouden sieraden en flitsende cameralichten. Dan komen de golddiggers en pr-managers als horzels aangezwermd. Met als gevolg geldschulden, seksuele uitspattingen, rivaliteiten en verpiswedstrijden met andere beroemdheden. Een loopbaan gebouwd op orde, regelmaat en discipline eindigt in narcisme, hedonisme en divagedrag. Een vechter die jonger en gretiger is slaat hen dan van de troon – de cyclus start opnieuw en met beschavingen is het precies zo.

De Oude Grieken meenden dat de mens nooit volledig buiten de natuur zou kunnen staan. Een stadstaat kon onder een goed bemand bestuur tot bloei komen, maar zou door natuurrampen en oorlogen uiteindelijk weer vergaan. Daarom was de geschiedenis volgens hen cyclisch en dit hoorde zo, in navolging van de rotatie van planeten – goddelijke lichamen die aan zichzelf genoeg hadden en steeds weer tot hun uitgangsposities terugkeerden.

‘In de Westerse visie wordt tijd opgevat als een economische eenheid die men dient te investeren’

Het ligt voor de hand dat een cultuur die zich zo sterk verbonden voelt met de natuur en de kosmische orde, zich laat inspireren door de herhaling van seizoenen en de omloop van de hemellichamen, en dus tot een cyclisch wereldbeeld komt. Aristoteles (384 – 322 v.C.) had nog een cyclisch wereldbeeld, waarin stadstaten opbloeiden en verzonken. ‘Vooruitgang’ had voor hem betrekking op een individu, op een persoon die naar geluk streefde middels zelfverbetering. ‘Beschaving’ was voor hem de gelukszoektocht van de individuele persoon, die zichzelf verbeterde door steeds deugdzaam te handelen. Vandaag ligt in ‘beschaving’ een klank van meer of minder ontwikkeld, meer of minder primitief.

‘Beschaving’ duidt er dan op of men met de tijd mee is. Dit idee suggereert dat ieder volk een lineaire ontwikkeling doormaakt van een begin- tot eindpunt. Daarom nu een verhelderende vergelijking met een dorp in Kameroen, bezocht door een ontwikkelingswerker. De boeren in dit dorp gebruikten voor geïrrigeerde groenteteelt een motorpomp die was losgesloopt uit een motorfiets. Na vele storingen en reparaties belandde het apparaat roestig naast de hut van de eens zo trotste bezitter, die verder boerde zonder motorpomp: hij ging weer over op het putten van water via hefboomconstructies.

In de ogen van de doorsnee Westerling is dit een terugval, wat het belang van vooruitgang in ons denken benadrukt. Wat er gebeurde voelt geheel natuurlijk voor wie de tijd als cyclisch en overvloedig beschouwt, als iets dat gedood moet worden. In de Westerse visie wordt tijd opgevat als een economische eenheid die men dient te investeren.

‘Blijkbaar werd het dus niet steeds slechter naarmate de Apocalyps nabij kwam: deze liet nu wel heel lang op zich wachten’

Met de Industriële Revolutie kreeg ‘Beschaving’ een nieuwe lading – dit moeten we begrijpen vanuit het christendom, want het christendom verruilde de antieke cyclische geschiedenisopvatting voor een lineaire, waarbij het wachten op de wederkomst van Christus centraal stond. Dit lineaire denken keert, in een ontkerkelijkte variant, terug in het moderne bewustzijn van de geschiedenis. Daarin zullen we allemaal liberale wereldburgers zijn in kapitalistische metropolen die worden bijeengehouden door rechtstatelijke verhoudingen.

Na Jezus’ dood trokken kluizenaars de woestijn in om op het einde der tijden te wachten. Nu Gods zoon naar de aarde was gestuurd en weer was teruggeroepen zou dat vast niet lang duren. In de twaalfde eeuw was Europa over het duisterste punt van de Middeleeuwen heen en de levensomstandigheden verbeterden. Blijkbaar werd het dus niet steeds slechter naarmate de Apocalyps nabij kwam: deze liet nu wel heel lang op zich wachten. Mensen zochten naar een nieuw begrip van de verstreken tijd. God zou een plan in de geschiedenis ten uitvoer brengen, een doelbestemming oftewel ‘telos’, maar het menselijke vertrouwen in dit plan wankelde.

‘Met de Industriële Revolutie was ‘vooruitgang’ iets geworden dat op collectieven van toepassing kon zijn: op volkeren en natiestaten’

Men zag de pestuitbraak als een bijzonder wrede straf en debatten over Gods almacht leidden tot de negatieve theologie – een almacht die als zó alomvattend en abstract werd uitgelegd dat slechts gezegd kon worden wat God niet was. René Descartes (1596 – 1650) durfde in zijn twijfelexperiment zelfs Gods goedaardigheid te betwijfelen. Als klap op de vuurpijl bedolf in 1755 de aardbeving van Lissabon op Allerheiligen duizenden biddende mensen in hun kerken. Europeanen zochten nieuwe oorzakelijke verklaringen en vonden die in het doorgronden van natuurwetten.

Met de Industriële Revolutie was ‘vooruitgang’ iets geworden dat op collectieven van toepassing kon zijn: op volkeren en natiestaten. Het werd mogelijk op steeds grotere schaal spullen te produceren en zo de levensstandaard te verhogen. Ieder mens kon zijn steentje bijdragen aan deze heilsbestemming door als producent en consument actief te zijn als radertje van deze machine. Dit wordt bewezen doordat elke Westerse regering – of ze zich nu als links of rechts, progressief of conservatief, socialistisch dan wel liberaal profileert – zich in haar regeringsakkoord ten doel stelt de werkgelegenheid, de koopkracht en het bruto nationaal product te verhogen.

Het gevolg was dat de mens aan zelfbedruiping ging doen en arbeider werd in de schrijn van de natuur. Voor verlossing werd niet meer op God gewacht: de mens nam de taak op zich om de aarde zélf tot een betere plek te maken. God verdween achter de wolken en de geschiedenis nam diens plaats in als morele autoriteit. Vandaar dat progressieven hun standpunten vandaag rechtvaardigen met hoogmoedige frases als ‘aan de juiste kant van de geschiedenis staan’ en ‘het is 2019!’. Zij verruilen de antieke voorstelling van de geschiedenis als cyclisch patroon voor de geseculariseerde opvatting van geschiedenis als lineaire transformatie.

‘Toen Rome viel vergaten mensen hoe beton werd gemaakt en bijna tweeduizend jaar later werd beton opnieuw ontdekt’

Kan het idee van de beschavingscyclus vandaag worden verworpen? We moeten er beslist scherpe kanttekeningen bij maken. Meerdere grote filosofen stelden vast dat alle beschavingen een zekere cyclus doorlopen: neem nu het epos van de geschiedfilosoof en historicus Oswald Spengler (1880 – 1936). Een belangrijke kanttekening is dat de ‘ondoordringbare culturen’ waarover Spengler schrijft zich manifesteerden in relatieve isolatie. De Zwarte Dood bleef beperkt tot Europa – ziekenhuisbacteriën kunnen zich vandaag globaal verspreiden en een compleet aardoppervlak uitroeien. Toen Rome viel vergaten mensen hoe beton werd gemaakt en bijna tweeduizend jaar later werd beton opnieuw ontdekt. Maar door het up- en downloaden van kennis staat inmiddels ongeveer alles in ‘the cloud’. Nu is er de elektronische communicatie en hierdoor kunnen grote brokstukken informatie van de ene cultuur naar de andere worden doorgesluisd. Hiermee is er een lineair patroon aan het cyclische toegevoegd.

In deze situatie is de voorstelling van een cultuur als een afgesloten geheel nauwelijks vol te houden. Hooguit zou de globale technologie kunnen vastlopen, met een grote crash tot gevolg. Daarna kunnen er weer afgezonderde cultuurbrokken ontstaan, waarmee de cyclus opnieuw begint.

Lord Byron in Childe Harold’s Pilgrimage (1812):

There is the moral of all human tales;
‘Tis but the same rehearsal of the past,
First Freedom, and then Glory –– when that fails,
Wealth, vice, corruption, –– barbarism at last.

Steun de auteur via BackMe om dit geluid te blijven verkondigen. Dat is erg belangrijk want van losse, incidentele donaties kun je geen hypotheek krijgen.