De Raad van State ziet het referendum als een goede manier om de ‘gevoelens van isolement, vervreemding en uitsluiting’ onder bepaalde groepen mensen in de samenleving te verminderen. Dat blijkt uit het advies van de Raad van State over mijn wet voor een bindend correctief referendum. Ik ben heel blij met dit advies, maar toch ook verrast, omdat de belangrijkste adviseur van de regering in het verleden erg kritisch was over het referendum, dat moeilijk te verenigen zou zijn met onze parlementaire democratie. Dat was ook het belangrijkste argument van premier Mark Rutte om het referendum af te schaffen. Nu ziet de Raad van State het referendum als een ‘positief te waarderen aanvulling en correctie’ op ons huidige stelsel. Dat is een grote kanteling
De Raad van State ziet ook andere voordelen van het bindend correctief referendum. Zo zorgt het zorgt ervoor dat politieke partijen scherp blijven en er rekening mee houden dat de compromissen die zij sluiten ook echt kunnen rekenen op voldoende steun van de bevolking. Onvrede van burgers komt eerder op de politieke agenda en mensen die zich niet gehoord voelen kunnen op deze manier hun stem laten horen. Mooi vind ik ook de opmerking van de Raad van State dat ‘voor een stabiele democratie meer nodig is dan handhaving van de status quo’. De Raad van State wijst erop dat een grote meerderheid van de mensen in ons land voorstander is van een referendum. Het bindend correctief referendum zoals ik dat voorstel is daarom een ‘sluitstuk’ van het parlementaire stelsel.
In december pleitte de Staatscommissie Parlementair Stelsel onder leiding van Johan Remkes ook voor een correctief referendum. ‘De democratie werkt niet voor iedereen even goed. De stem van niet álle burgers wordt voldoende gehoord. De bestaande politieke onvrede bij een deel van de bevolking kan leiden tot afhaken en afkeer van de democratie,’ stelde Johan Remkes. Volgens de Staatscommissie zijn referenda een goed ‘ventiel’ of goede ‘veiligheidsklep’ op het moment dat volksvertegenwoordigers dingen doen die het volk écht niet wil. Dit pleidooi was voor mij de reden om in januari een wetsvoorstel in te dienen voor invoering van een bindend correctief referendum. Een wet die nu dus wordt ondersteunt door de twee belangrijkste adviseurs van de politiek.
Het referendum is het kleefkruid van onze democratie. In februari 2018 verdedigde ik in de Kamer tevergeefs een wet voor een correctief referendum, een wet die ooit door GroenLinks, PvdA en D66 was gemaakt, maar die door deze partijen plotseling niet meer werd gesteund. Aanleiding was de uitslag van het raadgevend referendum over het verdrag met Oekraïne, waar deze partijen vóór waren, maar de bevolking tégen was. Dit was voor de regering aanleiding om het raadplegend referendum maar af te schaffen. Sindsdien is er echter veel veranderd. Het is bijzonder dat zowel een Staatscommissie als de Raad van State nu een bindend correctief referendum voorstellen, een echt referendum waarvan het kabinet en de Kamer de uitslag niet meer naast zich neer kunnen leggen.
Dinsdag debatteert de Tweede Kamer over de begroting van Binnenlandse Zaken. Daar wil ik ook een begin maken met een nieuwe discussie over het correctief referendum. Ik hoop dat we na het mooie pleidooi van de Staatscommissie en het interessante advies van de Raad van State nu een inhoudelijke discussie kunnen voeren. Over de vraag hoe we onze parlementaire democratie kunnen versterken en wat daarbij de rol is van het referendum. De wetgeving is ingediend en de adviezen liggen op tafel. Ik denk dat het referendum plotseling een stuk dichterbij is.