Opinie

Prof. Paul Cliteur – 15 jaar na de moord op Theo van Gogh

02-11-2019 16:56

De Schreeuw, het standbeeld ter nagedachtenis aan Theo van Gogh in het Amsterdamse Oosterpark. (Foto: Martin Bosma)

Sommige moorden groeien in betekenis met het verstrijken van de tijd. De moord op de filmmaker, columnist, presentator en publieke agitator Theo van Gogh op 2 november 2004, en deze zaterdag dus 15 jaar geleden, was een prelude op wat we op 7 januari 2015 in Parijs zouden zien in twaalfvoud. Maar ook kan men in het soort van discussies die in 2015 in het publieke debat in Frankrijk werden gevoerd een late echo onderkennen van de debatten die in Nederland tien jaar eerder plaatsvonden. Het NRC Handelsblad of Joop.nl geluid: ‘Had het slachtoffer het niet een beetje over zichzelf afgeroepen?’. Of regeringsleiders die verzekeren dat ze de strijd tegen deze nieuwe vorm van barbarij voortvarend gaan aanpakken, zonder dat ze ook maar een flauwe notie hebben van het verschijnsel waarmee ze worden geconfronteerd. Hoe vreemd dat ook mag klinken, maar de debatten in Frankrijk in 2015 klonken bijna vertrouwd.

‘Vier miljoen mensen op straat in 2015, dat was nog wel iets anders dan de lawaaidemonstratie in Amsterdam na de moord op Van Gogh’

Natuurlijk was de impact in 2015 van de moordpartij in het land van de Déclaration des droits de l’homme et du citoyen, de ‘Radicale Verlichting’, het land van de philosophes en van het meest voortvarende intellectuelendebat in Europa wel veel groter dan de moord op Van Gogh in 2004. Vier miljoen mensen op straat in 2015, dat was nog wel iets anders dan de lawaaidemonstratie in Amsterdam na de moord op Van Gogh. En toch, de overeenkomsten zijn treffend.

Jeroen Henneman’s monument voor Theo van Gogh, De Schreeuw, is aardig omdat – zoals altijd met een belangrijk kunstwerk – ieder daar zijn eigen interpretatie aan kan geven. Mijn interpretatie is dat De Schreeuw, een schreeuw om aandacht is van Theo van Gogh die de politieke, bestuurlijke, justitiële en intellectuele elite wilde waarschuwen voor een gevaar dat op Europa afkwam en dat men maar niet wilde onderkennen. Ook daar lijkt Van Gogh weer op Stéphane Charbonnier, de hoofdredacteur van Charlie Hebdo. Jeanette Bougrab, de vriendin van Stéphane Charbonnier (‘Charb’ voor zijn vrienden), verklaarde op 8 januari 2015 op de Franse televisie: “Ik wist dat hij zou sterven als Theo van Gogh”. Charb had ook een soortgelijk motto als Van Gogh: “Je préfère mourir debout que vivre à genoux”.

‘Mijn persoonlijke opvatting is dat ik wel degelijk een beetje kan leven op mijn knieën als de dood het alternatief is’

Hoe zit dat eigenlijk met dat leven op je knieën? Is dat inderdaad geen bespreekbare optie als de dood het alternatief is? Mijn persoonlijke opvatting is dat ik wel degelijk een beetje kan leven op mijn knieën als de dood het alternatief is (Montaigne zei: “Ik ben bereid tot aan de brandstapel te gaan voor mijn opvattingen, maar liefst niet erop”). Maar tevens geloof ik dat je wel de morele plicht hebt om je regering aan te sporen een land in te richten waar men zo min mogelijk op de knieën moet leven. En dat kan, voorlopig nog wel, betrekkelijk gevaarloos.

Ik kan heel goed zeggen “De burgemeester van Amsterdam had op 3 november 2004 moeten aftreden omdat hij had gefaald in het meest elementaire wat we van een burgemeester kunnen verwachten, het handhaven van de openbare orde op de straat van de stad waarin je woont”. Ik kan ook zeggen: “De regering Balkenende had op 3 november 2004 haar ontslag bij de Koningin moeten indienen, omdat de regering had gefaald in het handhaven van het monopolie van de dwang op het aan haar toevertrouwde territoir van Nederland”.

‘In Nederland loop ik hoogstens het risico dat de achterban van Geert Mak mij een aansteller vindt’

Als ik zoiets zeg in Saoedi-Arabië dan laat de koning mij onmiddellijk duizend zweepslagen geven of word ik in stukken gezaagd in een overheidsgebouw. Als ik dat zeg in het kalifaat van ISIS of een door Boko Haram gecontroleerd gebied, wordt mijn hoofd eraf gesneden (met een expres voor dat doel gehanteerd te klein mesje) en wordt het op een hek tentoongesteld, zoals gebeurde in de tijd van Shakespeare.

In Nederland, daarentegen, loop ik hoogstens het risico dat de achterban van Geert Mak mij een aansteller vindt, dat NRC Handelsblad zich voorneemt mijn boeken af te kraken, dat mijn academische collega’s vinden dat ik een beetje doordraaf – maar daar blijft het bij.

Maar wat nu wanneer ik mij heb voorgenomen om een cartoon te maken zoals Charb die maakte? Een column te schrijven als Theo van Gogh deed? Een partij op te richten à la Geert Wilders? Een roman te schrijven als Salman Rushdie? Een kunstwerk te maken à la Lars Vilks? Dan ben ik overmorgen dood of verkeer ik in een bewakingsregiem dat zich in weinig van een gevangenis onderscheidt. Dus ik kies, voilà voor mijzelf. Ik kies voor mijzelf, omdat ik niet wil sterven voor het behoud van de vrijheid van Nederland. Althans niet zonder steun van de overheid. En blijkens de stilte om mij heen, wordt die keuze ook door vele anderen gemaakt. We zijn na 15 jaar al aardig gewend geraakt aan zelfcensuur.

‘Wat De Schreeuw ons ook lijkt toe te schreeuwen, is dat we moeten beseffen dat het Europa dat Van Gogh en Charbonnier hebben achtergelaten, een Europa is dat minder vrijheid kent (en meer ‘fatsoen’) dan 15 jaar geleden’

Niemand kan de toekomst voorspellen en misschien zit ik er wel helemaal naast. Maar wat De Schreeuw ons ook lijkt toe te schreeuwen, is dat we moeten beseffen dat het Europa dat Van Gogh en Charbonnier hebben achtergelaten, een Europa is dat minder vrijheid kent (en meer ‘fatsoen’) dan 15 jaar geleden. Het is niet onleefbaar, zoals Oost-Duitsland onleefbaar was, maar wel minder leefbaar dan Europa was in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Elke hoop op verandering moet beginnen bij die constatering. Het is de constatering dat we nu leven in een dubbele rechtsorde.

Laat ik uitleggen wat ik bedoel.

Formeel (dat wil zeggen voor de Nederlandse wet) heeft iedere cartoonist het recht om de cartoons te maken die hem of haar goeddunkt, dat wil zeggen: over alle religieuze iconen. Informeel weet elke cartoonist dat hij of zij altijd voor één specifieke icoon een uitzondering zal maken.

Formeel kan iedere romanschrijver elk thema kiezen dat hem artistiek inspireert. Informeel weet iedere romanschrijver dat wie zich op het terrein van De Duivelsverzen begeeft met vuur speelt.

We leven in een wereld van ‘kleine aanpassingen’. Ze zijn klein en daarom bijna onopgemerkt. Op 22 mei 2013 werd in Wellington Street in Londen de vijfentwintig jarige Britse militair Lee Rigby (1987-2013) letterlijk dood gehakt (met de botte kant van een bijl) door de home grown jihadist Michael Adebolajo (geb. 1985). De theoterrorist werd in de kranten afgebeeld met bebloede handen van het hakken, waarbij hij (net als Van Gogh’s moordenaar op 2 november 2004) keurig uiteenzette wat zijn motieven waren:

“The only reason we have killed this man today is because Muslims are dying daily by British soldiers, and this British soldier is one. It is an eye for an eye and a tooth for a tooth. By Allah, we swear by the Almighty Allah we will never stop fighting you until you leave us alone.”

Hoe gaan onze regeringen hierop reageren? Dit is nog eens stikstof.

In Nederland adviseerde de douane een paar jaar geleden aan medewerkers hun uniform maar uit te laten. De AIVD die opiniemakers ‘adviseert’ het rustiger aan te doen, de regering die militairen en douanepersoneel adviseert hun uniform maar uit te laten. We leven in een wereld van ‘kleine veranderingen’, een wereld van kleine, schijnbaar onooglijke, en alleszins bespreekbare aanpassinkjes, omdat onze regeringen er niet in slagen in het reine te komen met de problemen waarvoor onder andere Van Gogh en Charbonnier hebben gewaarschuwd.

‘Oriana Fallaci kon alleen maar niet worden veroordeeld vanwege het voortijdig overlijden van de auteur’

Aan het advies om uniformen thuis te laten, kritiek op religieuze iconen te matigen en überhaupt religiekritiek maar te staken, heeft de Nederlandse overheid nu een nieuwe actielijn toegevoegd: proberen critici van de brave new world waarin we zijn komen te verkeren strafrechtelijk te vervolgen. Vroeger ging dat met het godslasteringsartikel (art. 147 Sr. oud), maar dat is (helaas, volgens sommigen) afgeschaft. Dus nu probeert men dat via het verbod op ‘haat zaaien’ (art. 137 d Sr.), wat een nieuwe newspeak heeft geïntroduceerd. Wie niet de juiste omfloerste bewoordingen weet te vinden in het formuleren van zijn onvrede met het huidige regeringsbeleid ten aanzien van terrorismebestrijding kan rekenen op een strafrechtelijke veroordeling. Zo is in Frankrijk Brigitte Bardot al verschillende keren veroordeeld. In Frankrijk heeft men ook geprobeerd Michel Houellebecq te vervolgen. In Canada heeft men gepoogd Mark Steyn te vervolgen. Ook gingen aanvankelijk stemmen op Salman Rushdie strafrechtelijk te vervolgen. En Oriana Fallaci kon alleen maar niet worden veroordeeld vanwege het voortijdig overlijden van de auteur.

‘De terroristen hebben een veel ambitieuzere agenda dan het weren van cartoons over hun profeet uit de krant’

In Nederland bepleitte na de dood op Van Gogh de toenmalige minister Piet Hein Donner aanscherping van het vervolgingsbeleid inzake godslastering. Wat niet lukte in de roerige jaren zestig met Gerard Reve, vanwege zijn smalende godslastering van de God van Nederland, zou nu wel moeten lukken bij het lasteren van de God van Mekka en Medina door verbale hooligans à la Van Gogh. En daarmee zou, zo denken de paciferende burgervaders en tolerante bestuurders ons land, de gramschap van de theoterroristen ons bespaard blijven.

Een van de goede kanten (hoe ironisch ook om dat te zeggen) van de aanslagen van november 2015  in Parijs (de Bataclan, en dus niet januari, Charlie Hebdo) is dat velen zijn gaan beseffen dat je aanslagen niet kunt afwenden door Charbonnier af te wijzen. De theoterroristen hebben een veel ambitieuzere agenda dan het weren van cartoons over hun profeet uit de krant. Wie de theoterroristen tevreden wil stellen, zal óók niet meer naar popconcerten moeten gaan of wijntjes drinken op Franse terrasjes. Want dat is ook haram. En dát opgeven zal de Fransen nog zwaar vallen, veel zwaarder natuurlijk dan het aannemen van een gratuit discours over ‘wederzijds respect’, de ‘ethiek van de dialoog’ en het verstandig gebruik van de vrijheid van meningsuiting’.

Wat 15 jaar later wel interessant is, is of iemand van mening is veranderd. Het Parool inventariseert een paar meningen. Fatima Elatik zegt: “Roepen om te roepen is niet hetzelfde als vrijheid van meningsuiting.” Klopt, roepen om te roepen is niet hetzelfde als vrijheid van meningsuiting. Maar na Charlie Hebdo, na de Bataclan, na de Syrië-gangers, na Boko Haram, kan je dan nog wel zeggen dat Theo riep om te roepen?

Dit is een geactualiseerde bewerking van mijn bijdrage aan ‘Vrijdenken & humanisme in Nederland: 40 plekken van herinnering‘.