Een vooraanstaande VVD’er vroeg mij eens waarom ik gekozen heb voor het socialisme. Ik antwoordde haar dat de SP een volkspartij is voor vrijheid en democratie. Deze VVD’er vond dat opmerkelijk, omdat haar partij dit toch ook was. Maar de VVD, dat is heel ander ‘volk’ dan de SP, met andere ideeën over ‘vrijheid’ en ’democratie’. Dezelfde woorden hebben voor andere mensen vaak een heel andere betekenis. Vrijheid is voor deze VVD’er vooral keuzevrijheid, het liefst op een ‘vrije’ markt, die als vanzelf zou leiden tot het beste voor ons allemaal. Voor mij is vrijheid vooral de mate waarin mensen invloed uit kunnen oefenen op hun eigen leven. De ‘vrije’ markt maakt mensen ook afhankelijk van commerciële belangen, waarbij een klein aantal bedrijven ons leven steeds meer is gaan bepalen. Juist regulering van die markt is volgens mij nodig om mensen meer vrijheid te geven. Niet de logica van de markt, maar onderlinge discussie en democratische besluiten zijn voor mij voorwaarden voor een vrije samenleving.
‘Rakkers, ik nodig u uit tot een partijtje denken.’ Dit scheef Gerrit Mannoury in 1925 in De Tribune, het ledenblad van de communistische partij. De filosoof, die lid was van het partijbestuur, ergerde zich duidelijk aan het ‘sektarisme’ in de CPN, waarin verschillende groepen tegenover elkaar stonden op basis van vermeende ideologische tegenstellingen. Wat deze filosoof echter opviel was dat de taal die men gebruikte verre van helder was en de woorden vaak op een andere manier werden gebruikt. Als politici wat beter zouden nadenken over de taal die ze gebruiken, zou dat onnodige discussies en tegenstellingen kunnen voorkomen. Deze oproep van Mannoury kwam voort uit zijn filosofische overtuiging dat een helder en ondubbelzinnig taalgebruik misverstanden en wantrouwen tussen mensen kon wegnemen. Binnen de CPN zat men echter niet te wachten op zo’n debat over de eigen taal en beginselen. In 1929 werd de kritische Mannoury dan ook uit de communistische partij gezet.
‘De strijd, die tot het socialisme voert, (is) een dubbele: de klassestrijd met onze tegenstanders, om de staatsmacht; de gedachtestrijd, die het proletariaat met zichzelf heeft uit te vechten, om de geestesmacht.’ Gerrit Mannoury werd in 1867 geboren in Wormerveer, als zoon van een scheepskapitein, die in China om het leven kwam toen Gerrit drie jaar oud was. Het gezin verviel in armoede en trok naar Amsterdam, waar de pientere Gerrit met een beurs van de gemeente naar de HBS kon. Hij ging aan de slag als leraar maar kreeg daarnaast privélessen aan de universiteit van Amsterdam, waar hij ook hoogleraar werd. Mannoury werd bovendien politiek actief in de CPN, waar hij scheef voor het partijblad De Tribune en ook ideologische scholingen gaf. De filosoof vond dat socialisme niet alleen een strijd was tegen het kapitaal, maar ook vóór de vrije gedachte. Hij pleitte ook voor een onafhankelijke koers van de CPN, los van de Sovjet-Unie, maar werd op last van de Russen geroyeerd.
Het belang van het vrije denken had Mannoury geleerd in de kolonie Walden, de leefgemeenschap van de schrijver en socialist Frederik van Eeden in de buurt van Bussum. Hier ontmoette hij ook de beroemde wiskundige Luitzen Brouwer. Gedrieën legden zij de basis voor de ‘significa’, één van de weinige originele filosofische stromingen die ons land ooit heeft voortgebracht. Een filosofie die zich bezighield met de taal en hoe een betere verstandhouding tussen mensen mogelijk zou zijn. Mannoury meende dat mensen taal gebruiken om de wereld om hen heen te ordenen. De betekenis van woorden is daarom altijd relatief, omdat die afhankelijk is van de bedoelingen van andere taalgebruikers. Door ‘taaldaden’ beïnvloeden mensen de betekenis. Dit ‘relativisme‘ gold voor Mannoury zeker voor politiek taalgebruik. Geen enkele ideologie kon volgens hem aanspraak maken op absolute waarheid. Om de wereld te veranderen was daarom ook een voortdurende ‘gedachtestrijd’ nodig.
Het ideaal van zijn ‘significa’ probeerde Mannoury ook in de praktijk te brengen, door filosofen van uiteenlopende richting te laten nadenken over taal en betekenis. Hij was één van de initiatiefnemers van de Internationale School voor Wijsbegeerte (1916) in Leusden, die nog steeds actief is en nog altijd cursussen aanbiedt. Ook organiseerde Mannoury een Signifische Kring (1917), waar hij samen met andere filosofen zijn taalfilosofie ontwikkelde. Andere landen kenden ook vergelijkbare initiatieven. Het bekendste is de ‘Wiener Kreis’, waarin ook Ludwig Wittgenstein actief was. Deze filosofen zochten naar een zo logische en exact mogelijke taal, die geen ruimte zou laten voor onbegrip en misverstanden. Vooral deze absolute variant in de taalfilosofen zou voor de oorlog internationaal populair worden. In ons land stond meer het sociale aspect van de taal centraal, of de ‘taaldaad’ zoals Mannoury dat noemde. Opmerkelijk is dat na de oorlog juist de meer relativistische taalfilosofie dominant zou gaan worden.
Gerard Bolland heeft bij veel mensen de interesse aangewakkerd in de filosofie, zo zagen we in de vorige aflevering. Dat gold ook voor Gerrit Mannoury. Bolland maakte in deze tijd voor veel filosofen de geesten rijp om zich aan te sluiten bij fascistische partijen, zoals de NSB. Mannoury koos een heel andere politieke weg en werd actief in de communistische beweging. Daarmee begaf hij zich naar de flanken van de toenmalige politiek, waar ook veel kritiek was op het functioneren van de parlementaire democratie. Maar toch bleef Mannoury voortdurend discussies met politieke tegenstanders opzoeken. Ik ken geen andere denker die in deze jaren van polarisatie zo graag debatten bleef voeren over het politieke taalgebruik. Maar de tijd om een ‘partijtje te denken’ leek helaas voorbij. Na het uitbreken van de economische crisis nam in de jaren dertig de kritiek op het parlementaire stelsel toe. Twee decennia na de invoering van het algemeen kiesrecht bleken steeds minder intellectuelen bereid om de jonge liberale democratie in ons land te verdedigen.
Ronald van Raak schreef eerder over een ketterse filosofie in Stavoren, de strijd voor de academische vrijheid, de onmogelijkheid van redelijke keuzes, over een devote paus uit de polder, de schaamteloze filosofie van Erasmus, de wereldwetten van Hugo de Groot, de naakte toeschouwer van Descartes, de volhardende filosofie van Spinoza, de polderfilosofie van Isaac Newton en Nederland als land van het gezond verstand, het polderliberalisme van Thorbecke, Multatuli tegen Nederlandse middelmatigheid, de moraal van de gevulde maag, de psychologie van de vrouw en het fascisme van Gerard Bolland.