De crisis rond Iran en het doden van de Iraanse generaal Qassem Soleimani laten zien hoe de Verenigde Staten en hun trouwe bondgenoten – waaronder Nederland – in het Midden-Oosten in de ene na de andere valkuil trappen. De VS hebben steeds minder beïnvloedingsmacht (‘shaping power’) in de regio. Hierdoor neemt de kans op roekeloze beslissingen door Washington toe. Hoog tijd dat Nederland eens hardop ‘nee’ durft te verkopen aan de VS.
Iran is voor de Amerikanen al een obsessie sinds de Iraanse revolutie in 1979, toen de gijzeling van de Amerikaanse ambassade in Teheran een deuk sloeg in het Amerikaanse zelfbeeld. President George W. Bush noemde Iran samen met Irak en Noord-Korea de As van het Kwaad. Na de Amerikaanse inval in Irak in 2003 – met politieke steun van Nederland – begonnen al snel aanslagen op Amerikaanse soldaten. Uitgevoerd door zowel sjiitische milities, vanuit Iran gesteund door Soleimani, als door milities in het soennitische Noord-Irak, gesteund door Irans bondgenoot president Bashar al-Assad van Syrië.
Toen in 2011 in Syrië gevechten uitbraken tussen Assad en gewapende opstandelingen vond Washington het tijd om terug te slaan. President Barack Obama waagde zich niet aan direct militair ingrijpen maar koos voor het bewapenen en financieren van Soennitische strijdgroepen tegen Assad, in samenwerking met Turkije en Saoedi-Arabië.
In Syrië ontstond een proxy war waarin Iran en Rusland openlijk intervenieerden aan de kant van Assad. Waar in 2003 vanuit progressieve en kerkelijke kringen veel verzet was tegen regime change in Irak klonk nu – ook in Nederland – de éénheidszang dat Assad weg moest (‘Assad is killing his own people’).
De Soennitische opstandelingen tegen Assad, aanvankelijk in Hollywood-stijl gelauwerd als vrijheidsstrijders, begonnen in uiterlijke verschijning en toepassing van geweld verdacht veel op Bin Laden en Al Qaida te lijken. In de chaos ontstond vanuit Irakese soennitische milities Islamitische Staat, dat de mantel van Al Qaida overnam en aanslagen op burgerdoelen in het westen claimde. Waarop het westen moest gaan proberen ISIS te verjagen uit Noord-Irak en Syrië. Geen wonder dat het grote publiek inmiddels de draad kwijt is.
Het Amerikaanse – en daarmee ook het Nederlandse – optreden in de islamitische wereld sinds 2001 heeft geen tastbare successen opgeleverd, terwijl de kosten inmiddels tot in de duizenden miljarden lopen. Het doel van de oorlog tegen het terrorisme – het voorkomen van aanslagen op burgerdoelen in het westen – is achter de horizon verdwenen.
Westerse democratie overplanten naar Irak was een volstrekte illusie. De destabilisatie van Syrië was zinloos, want de door Iran en Rusland gesteunde president Assad zit weer vast in het zadel. En de interventie in Libië heeft van dat land het beginpunt van ongecontroleerde vluchtelingen- en migratiestromen naar Europa gemaakt.
Of is dit alles onderdeel van een uitgekookte strategie die wij gewone stervelingen niet begrijpen? De recent door de Washington Post gepubliceerde Afghanistan Papers – gebaseerd op uitgelekte interne analyses van het Pentagon – ontnemen zelfs de grootste optimisten dergelijke illusies. Met het Amerikaanse militaire optreden in Afghanistan – bezig sinds 2001 – is vrijwel niets bereikt. Eén van de betrokken Amerikaanse generaals verklaarde: ‘we hadden geen idee wat we aan het doen waren’. En laten we niet vergeten dat Nederland al die tijd politiek én militair meedeed in Afghanistan.
Onthullingen als de Afghanistan Papers leiden in Washington niet tot een koerswijziging. En Nederland blijft volgzaam aan de Amerikaanse politiek in het Midden-Oosten, waar Den Haag – in tegenstelling tot pakweg Saoedi-Arabië – amper invloed op uitoefent. Politieke partijen als GroenLinks en D66 – die thuis met een zaklamp naar tekenen van islamofobie speuren – steunden buitenlands beleid dat in een vrijwel geheel islamitische regio talloze doden, gewonden en vluchtelingen opleverde.
Links-liberale politici en gelijkgestemde media hebben vooral een afkeer van de persoon Trump, zodanig dat ze soms met terugwerkende kracht fiasco’s in de regio onder Bush en Obama witwassen. ‘Trump-washing’ noemt Noam Chomsky dat fenomeen. Trump uit weliswaar dreigende taal op Twitter, maar gaf voorlopig nog geen groen licht om doelwitten op Iraans grondgebied aan te vallen. Tot frustratie van hardliners in Washington als minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo, die er bij Trump al geruime tijd op aandringen Iran harder aan te pakken.
Het stelt ook niet gerust dat westerse regeringen en westerse media de analyses van burgercollectief Bellingcat zo makkelijk tot waarheid verheffen. Zoals toen Bellingcat een vermoedelijke aanval met chemische wapens op 7 april 2018 in Douma in Syrië aan Assad toeschreef, puur op basis van open bronnen. De OPCW concludeerde in maart 2019 – na onderzoek ter plekke in Douma – dat mogelijk een aanval met chemische wapens had plaatsgevonden.
De ervaren Engelse journalist Peter Hitchens en WikiLeaks onthulde op basis van gelekte documenten én gesprekken met klokkenluiders dat een aantal onderzoekers binnen de OPCW sterke betwijfelde of op de onderzochte locatie een aanval met chemische wapens heeft plaatsgevonden. Het maakte nauwelijks een rimpel in de mediavijver, ondanks dat de vermoedelijke aanval in Douma aanleiding was voor Amerikaanse luchtaanvallen op Syrië.
Overigens is de Nederlandse opstelling inzake Iran niet erg consequent. Nederland was voorstander van het atoomakkoord met Iran dat door president Obama als presidentieel decreet is ingevoerd, mede omdat het handelsmogelijkheden voor bedrijven als Shell biedt. Nederlandse diplomaten waren en zijn opvallend voorzichtig met kritiek op schendingen van de mensenrechten in Iran, zoals bij het neerslaan van protesten.
Nadat Trump een nieuw sanctie-regime oplegde aan Iran wilde Nederland én Washington én de grote Europese landen te vriend houden. Nederland ging in het openbaar niet hard tegen de VS in maar probeerde om de sancties heen te werken. Nee zeggen tegen Washington op militair vlak wil Den Haag niet, dus komt er een symbolische patrouillemissie van de marine in de Perzische golf samen met de Fransen (Europese samenwerking!).
Buitenlandwoordvoerder Sjoerd Sjoerdsma van D66 riep Trump op de spanning met Iran te de-escaleren. Op zichzelf een goed idee. Maar waarom heeft D66 dan samen met partijen als CDA, VVD, GroenLinks en PvdA jarenlang escalatie in Syrië bepleit via de mantra ‘Assad moet weg’, immers een oproep tot regime change?
Het doden van Soleimani kon in de Nederlandse politiek op afkeuring rekenen, ondanks dat Soleimani een effectieve medestander van diezelfde Assad was. Tegelijk vonden Minister van Defensie Ank Bijleveld en diverse buitenlandwoordvoerders Soleimani ook wel weer een nare man. Al te enthousiast de actie van Trump goedkeuren ging dan weer een stap te ver. De Nederlandse politiek beweegt tussen de aloude reflex Washington te volgen en angst voor Trump, die Europa kleineert.
Stel dat de huidige Amerikaanse regering aanstalten maakt Iran te bombarderen of een gewapende opstand in Iran te steunen. Laat Nederlandse politici dan eens aan Washington vragen welk doel het daarmee denkt te bereiken. Als daarop geen bevredigend antwoord komt, durven Nederlandse politici de VS dan te vertellen dat Nederland deze keer niet meedoet? Noch militair, noch politiek?