De vraag wat ons te wachten staat na de dood, is onzinnig. Nog nooit is een dode teruggekeerd om te vertellen wat hij heeft meegemaakt. Voor gelovigen is er een hemel als beloning voor diegenen die een vroom leven achter de rug hebben, een hel waar de verdoemden eeuwig zullen branden en een paradijs voor de martelaren die, zonder last te ondervinden van een Me Too-beweging, hun lusten kunnen botvieren met veertig maagden. Dat zijn sprookjes voor simpele zielen.
Ondanks de onmogelijkheid die vraag te beantwoorden zou het ongelooflijk interessant zijn moesten we op een of andere manier iets meer te weten komen over wat er volgt na de dood. We kunnen op z’n minst ons oor te luisteren leggen bij geleerden die daar al eeuwen over discussiëren. Het gaat met name over het judaïsme. In deze joodse religie wordt zelden of nooit over een hemel gesproken. Dat is een voordeel, want de joodse exegeten kunnen hierdoor vrij onpartijdig oordelen over wat volgt na de dood.
De Bijbel gaat over zaken die zich hier op aarde hebben afgespeeld. Joden leren van kinds af de heilige schriften te interpreteren om telkens nieuwe betekenissen te ontdekken. Kritisch denken wordt vanaf het begin sterk aangemoedigd. Dat is een van de reden waarom er zoveel joodse wetenschappers zijn die vaak zo superieur zijn dat joden oververtegenwoordigd zijn onder de Nobelprijswinnaars. Misschien is wat joodse schriftgeleerden antwoorden op de vraag wat er komt na de dood even superieur. Vandaar dat ik in deze bijdrage hier wat dieper op in wil gaan.
De uitleg van joodse exegeten begint verrassend: de vraag of er leven is na de dood is een ridicule vraag. Leven kan namelijk niet sterven! Dit vergt uiteraard enige toelichting. Ons lichaam is inherent geen levend ding. Een lichaam komt slechts tot leven als er een geest in verblijft. Gaat de geest weg dan keert het lichaam terug tot stof. Het lichaam leent als het ware tijdelijk het leven van de geest. Die geest kunnen we de ziel van de mens noemen.
De ziel sterft niet. Dat is onmogelijk want de ziel is leven. In de ziel zitten onze emoties, ons geheugen, onze relaties, onze wijsheid, onze kennis, ons lijden en onze vreugde. Volgens de Bijbel is de mens door God geschapen, maar van de ziel wordt niet gezegd dat zij geschapen is. De ziel heeft altijd geleefd en zal altijd blijven leven.
De situatie verandert als de Messias komt op het Einde der Tijden. Dan zullen onze lichamen verrijzen en ze worden verenigd met onze zielen. Onze herrezen lichamen zullen nooit meer sterven. We zitten dan voor eeuwig opgescheept met onze herinneringen wat voor sommigen een ware hel kan zijn en voor anderen een zoete vreugde.
Voor de goede orde: dit is niet mijn uitleg of geloof. Ik zeg gewoon wat joodse exegeten zeggen. Ik ga dus nog even door want het gaat mij om de diepere betekenis die ik op het eind wil samenvatten.
De ziel is niet geschapen door God. De ziel is een deeltje van God. De ziel krijgt de opdracht van God om naar de aarde te gaan om zich daar in een lichaam te vestigen. Dat gebeurt drie maanden vóór de conceptie want in Genesis 18 zegt God tot Sara dat ze over een jaar een zoon zal baren dus niet over negen maanden. De ziel moet zich namelijk voorbereiden op haar komst op aarde. Zij heeft de opdracht de mens te doen deelnemen aan het goddelijke. Dat kan de mens door te gehoorzamen aan de geboden en door de studie van de Heilige Schriften. Die schriften zijn namelijk volgens de kabbalisten goddelijke vonken zodat we eraan worden herinnerd wie we echt zijn: namelijk geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God.
De diepere betekenis van dit alles is dat God een plan had met de schepping. De mensen zijn de uitvoerders van dat plan. Zij moeten van de wereld een plek maken die God behaagt, die Hem verwelkomt zodat Hij er zich thuis kan voelen. De wereld zal dan één zijn met Hem. Dit maakt meteen duidelijk waarom joden het niet hebben over de hemel. Het is onze opdracht van de aarde een hemel te maken. In het Midden-Oosten hebben de joden al min of meer hun paradijs gecreëerd. Andere volkeren maken er een hel van (wat zou hier de oorzaak van zijn?).
Of je dit nu een sprookje vindt of niet, de uitleg van deze exegeten dwingt ons diep na te denken over de zin van ons leven. Die uitleg geeft een goddelijke dimensie aan een mensenleven waardoor onze horizon veel wijder wordt. We zien ons leven in het perspectief van de oneindige.
Het valt niet te ontkennen dat de mens lichaam en geest is. Wat heeft die geest ons te zeggen? Is de dialoog die we met onszelf voeren misschien een gesprek met onze ziel, dat stukje van God? Ligt de zin van ons leven dan niet in het gehoorzamen aan het voornaamste gebod dat van de liefde voor de medemensen en voor de schepping? Als de mens de opdracht heeft van de aarde een hemel te maken dan hebben onze economische en politieke activiteiten tot doel alle mensen op aarde te dienen. Dan moeten we goede rentmeesters zijn over de planeet Aarde.
Een en ander verklaart ook de jodenhaat. Het joodse volk is het licht voor de wereld om de mensen eraan te herinneren wat God van ons verlangt. Dat is leven in dienst van de Ander. Geen hebzucht dus. Geen macht over anderen om hen te onderdrukken en uit te buiten. Een leven gewijd aan studie. De joodse wetenschappers en kunstenaars hebben de wereldgemeenschap al een enorme dienst bewezen. Alle reden voor de door hebzucht en machtswellust bezeten mensen onder ons om jaloers te zijn op het joodse volk. Dat geldt nog meer voor diegenen die wetenschappelijk en cultureel zo weinig te bieden hebben aan de mensheid.
Tot slot: je zou bijna denken dat we in God moeten geloven om van de wereld een betere plek te maken. Maar dan wel in een God die van de mens verlangt Zijn gelijke te zijn, een schepper die in het hier en nu Zijn opdracht vervult. Als dat zo is dan moeten we ons haasten om in de grondwet van de toekomstige Europese Confederatie te verwijzen naar de God van het joodse volk en moet Israël lid worden van die confederatie.