De joodse filosofen Leo Polak en Herman Wolf kregen in mei 1941 het verzoek om het Algemeen Nederlandsch Tijdschrift voor Wijsbegeerte (ANTW) te verlaten. De Duitse bezetter wilde geen bladen meer toestaan waar joden lid waren van de redactie. Polak zou geen antwoord meer kunnen geven op dit verzoek van zijn mede-redactieleden, omdat hij al door de Duitsers was opgepakt en was gedeporteerd naar Sachsenhausen, het concentratiekamp waar hij later dat jaar om het leven zou komen. Ook van Wolf zou de redactie niets meer horen, hij zou een jaar later eveneens de dood vinden in Sachsenhausen. Nadat een reactie van de twee was uitgebleven, besloten de overige leden hun collega’s dan maar zélf uit de redactie te zetten. Dit is één van de vele tragische verhalen uit de Tweede Wereldoorlog, die dit jaar 75 jaar geleden tot een einde kwam. Deze gebeurtenis was ook een dieptepunt in de politisering van de wijsbegeerte in ons land, waarvan Johannes Diderik Bierens de Haan, hoofdredacteur van het ANTW, ongewild het middelpunt werd.
Bierens de Haan was een predikant die in 1906 vaarwel zei tegen zijn ambt om zich volledig te kunnen richten op de filosofie. Hij was met name gegrepen door de filosofie van Spinoza. Bierens de Haan werd ook een spil in het wijsgerige wereldje van die tijd en richtte allerlei bladen op, zoals het ANTW, waarin hij denkers van verschillende richtingen met elkaar in discussie wilde laten gaan. Een voorbeeld van dit streven naar discussie en consensus is ook de Feestbundel die in 1936 werd uitgegeven ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Hierin kwamen filosofen aan het woord met nazisympathieën, zoals Johan Herman Carp en Tobie Goedewaagen, maar ook de joodse denker Herman Wolf. Dezelfde die later uit de redactie van het ANTW zou worden gezet. Wolf had een speciale band met Bierens de Haan, zo blijkt ook in deze feestbundel, waarin Herman zijn leermeester liefdevol omschrijft als een ‘vaderlijke vriend’, die voor het leven en het denken van deze leerling van een ‘beslissende beteekenis’ was geweest.
‘Ik geloof niet aan de Untergang des Abendlandes al ziet de wereld er dreigend uit, wat zij vaak heeft gedaan.’ Met deze woorden verwijst Bierens de Haan in zijn feestbundel naar het pessimisme in zijn tijd over de toekomst van de Europese cultuur (een verwijzing naar het gelijknamige boek van Oswald Spengler). Tegenover dit pessimisme stelt Bierens de Haan een positieve levensleer, gebaseerd op de filosofie van Spinoza. Dat was op zich al bijzonder, omdat de meeste predikanten Spinoza tot dan toe vooral hadden verketterd. Het idee van Spinoza dat de mensen ernaar moeten streven om te ‘volharden’ in hun bestaan (conatus in suo esse perseverandi) was voor Bierens de Haan het uitgangspunt voor zijn levensleer. Dit was een filosofie die mensen, levend in een samenleving die zoveel invloed op hen heeft, zou moeten leren om tóch zoveel mogelijk de regie te nemen over hun eigen leven. Bierens de Haan koos als filosoof niet voor een academische carrière, maar gaf het liefste lezingen voor een zo breed mogelijk publiek.
Het doel van Bierens de Haan was om mensen zich te laten bezinnen op hun eigen bestaan, de waarden van de samenleving en het doel van hun leven. Daarmee is deze filosoof een typische vertegenwoordiger van een nieuwe wijsbegeerte in ons land. Na de eeuwwisseling sloten filosofen zich steeds minder op in hun studeerkamer en gingen zij zich meer bemoeien met de samenleving. In de vorige aflevering zagen we hoe Philip Kohnstamm zich kandidaat stelde voor een liberale partij en hij was zeker niet de enige filosoof die de stap zette naar de praktische politiek. Herman Dooyeweerd kreeg van premier Colijn het verzoek om een filosofische verdieping te maken van de beginselen van de antirevolutionaire partij (ARP). Tussen 1935 en 1936 verscheen van zijn hand De wijsbegeerte der wetsidee. Dit is een buitengewoon indrukkend werk, waarin deze gereformeerde denker vanuit zijn religieuze perspectief een filosofie presenteerde die je gerust de grootse wijsgerige prestatie kunt noemen in ons land in de vorige eeuw.
Na de machtsovername door Hitler in Duitsland en de bloei van de NSB in ons land groeide onder intellectuelen ook de behoefte aan verzet. Dat leidde in 1936 tot de oprichting van een Comité van Waakzaamheid, waarin verschillende filosofen actief waren. Onder hen Philip Kohnstamm, die de uitgangspunten van het comité beschreef in Het nationaal-socialisme als geestelijk gevaar (1936). Maar ook de joodse filosoof Leo Polak, die destijds bredere bekendheid genoot omdat hij geregeld praatjes hield voor de VPRO-radio. In maart 1931 sprak Leo Polak op de radio over Eenheid boven geloofsverdeeldheid, op basis van het religieuze principe ‘Bemin uw naaste als uzelf’. Maar deze eenvoudige leidraad bleek zelfs voor de intellectuelen in het Comité van Waakzaamheid niet haalbaar, onder de leden was voortdurend geruzie en gedoe. Daarbij speelden politieke tegenstellingen een rol, vooral door de betrokkenheid van mensen met een socialistische achtergrond. Die werden door anderen weer bestreden, totdat het comité in 1940 ruziënd ten onder ging.
De oprichting van het Comité van Waakzaamheid leidde als vanzelf tot een tegenreactie van een groep denkers die sympathie koesterden voor het nazisme. Tobie Goedewaagen ging naar eigen zeggen op ‘oorlogspad’ tegen het comité, met een serie toespraken in de grote studentensteden over Vrijheid en gebondenheid der wetenschap (1938). Daarin koppelde hij het idee van vrijheid los van het individu en verbond hij dit aan de volksaard. Het was volgens hem niet de taak van intellectuelen om kritiek te leveren, maar propaganda te voeren, voor een sterke volksgemeenschap. Een ideaal dat Goedewaagen tijdens de bezetting in de praktijk kon brengen toen hij door de Duitsers werd benoemd tot hoofd van het ministerie van Volksvoorlichting. Een functie waarin hij een einde maakte aan de vrije pers en de vrije wetenschap. Goedewaagen was ook lid geweest van de redactie van het ANTW van Bierens de Haan, maar was hier uitgetreden. Het was ook mede door Goedewaagen dat in 1941 het verzoek kwam om de joodse redacteuren uit het ANTW te zetten.
Mensen kunnen gelukkig worden als zij zoveel mogelijk regie hebben over hun eigen leven, dat was in de kern de leer van Bierens de Haan. Dit morele ideaal botste in deze jaren echter hard op de politieke praktijk. Terwijl hij de discussies om hem heen zag verstommen trachtte de nestor van de wijsbegeerte zijn blad als platform van debat te redden. Dat deed hij aanvankelijk met succes. Eind 1941 wist hij het besluit ongedaan te maken om de papiertoevoer naar het ANTW te stoppen. Het wegsturen van de joodse redactieleden zal aan deze ‘redding’ zeker hebben bijgedragen, maar van een onafhankelijk blad was natuurlijk geen sprake meer. Het moet voor de oude denker ook een bijzonder schaamtevolle situatie zijn geweest. Gedurende de oorlog schreef Bierens de Haan een Ethica (1942), een boek over moraalfilosofie. Ik weet niet of hij in deze jaren heeft gehoord hoe zijn filosofische vrienden in het concentratiekamp om het leven zijn gekomen. Bierens de Haan stierf oud en eenzaam in september 1943, midden in de oorlogstijd.
Ronald van Raak schreef eerder over een ketterse filosofie in Stavoren, de strijd voor de academische vrijheid, de onmogelijkheid van redelijke keuzes, over een devote paus uit de polder, de schaamteloze filosofie van Erasmus, de wereldwetten van Hugo de Groot, de naakte toeschouwer van Descartes, de volhardende filosofie van Spinoza, de polderfilosofie van Isaac Newton en Nederland als land van het gezond verstand, het polderliberalisme van Thorbecke, Multatuli tegen Nederlandse middelmatigheid, de moraal van de gevulde maag, de psychologie van de vrouw, het fascisme van Gerard Bolland, de taalfilosofie van Mannoury en de oefening in tucht van Philip Kohnstamm.