De mishandeling van varkens in een slachthuis begin februari schokte Nederland, voornamelijk doordat het door een overheidsinstantie werd uitgevoerd: de Nederlandse Voedsel- En Warenautoriteit (NVWA), juist de instantie die dierenleed dient te voorkomen. De NVWA “bewaakt de gezondheid van dieren en planten” én “houdt het dierenwelzijn in de gaten”. Vrij frappant dus dat dierenartsen van de NVWA varkens sloegen.
Het is niet eens de eerste controverse rondom de NVWA. In 2017 werkte de NVWA mee aan een pilot met een mobiel slachthuis. Het mobiele slachthuis bracht een speciaal mobiel slachthuis naar de boeren toe om runderen te slachten die volgens de wet niet vervoerd mochten worden. Meerdere NVWA-medewerkers gaven aan dat het mobiele slachthuis stimuleerde dat boeren hun vee niet meer behandelden waardoor dieren onnodig lang leden. In officiële reacties liet de NVWA echter weten dat de proef juist dierenwelzijn bevorderde, ondanks felle kritiek uit eigen gelederen.
De NVWA is niet de enige overheidsinstantie die dierenleed en zelfs mensenleed in de hand werkt. Verschillende overheidslagen zijn al decennia direct of indirect verantwoordelijk voor misstanden omtrent dierenwelzijn en de mentale gesteldheid van boeren. Het begon al bij de opkomst van de intensieve veehouderij vlak na de Tweede Wereldoorlog. De overheid wilde dat boeren zoveel mogelijk voedsel zouden produceren tegen zo laag mogelijke kosten. De intensivering van de veehouderij werd gestimuleerd met subsidies, leningen en vergunningen. Deze intensivering ging gepaard met een kleinere oppervlakte voor het vee, weinig tot geen zonlicht en weinig tot geen buitenlucht.
Tegenwoordig worden misstanden in de intensieve veeteelt nog steeds door overheden in de hand gewerkt, bijvoorbeeld door gekke overheidsregels in Nederland en subsidies vanuit de Europese Unie. In 2018 ontstond er ophef over de regeling omtrent koeien en fosfaatuitstoot. Jonge koeien die nog nooit hadden gekalfd, vaarsen genaamd, telden maar als halve koe met betrekking tot hoeveel koeien boeren mochten houden om nog aan de wetten rondom fosfaatuitstoot te voldoen. De boeren bedachten meteen allemaal slimme constructies om gebruik te maken van de speciale status van vaarsen. Eén manier was om de verkeerde koe toe schrijven als moeder van de vaarsen, waardoor de vaarsen voor de regelgeving maar als halve koe telden in plaats van als hele. Toen deze fraude aan het licht kwam werden er strenge controles uitgevoerd. Boeren die geen fraude pleegden maar door ongelofelijke tijdsdruk hun administratie niet helemaal op orde hadden, moesten soms tijdelijk hun boerderij ‘op slot’ doen (dieren mochten niet meer het terrein op of af) of boetes betalen van honderden tot zelfs duizenden euro’s.
Onschuldige boeren zijn niet alleen slachtoffer van overregulering, maar ook van scheve EU-subsidies. Deze subsidies houden momenteel de intensieve veehouderij in haar huidige vorm wankel overeind. Eigenlijk zijn veel veehouderijen niet financieel levensvatbaar, maar blijven draaien dankzij landbouwsubsidies. Een derde van het totale EU-budget wordt gespendeerd aan deze subsidies, 5 miljard euro gaat naar Nederlandse boeren. Afgelopen donderdag nog werd duidelijk dat de EU miljoenen aan subsidies uitgeeft voor reclamecampagnes voor vlees.
De landbouwsubsidies van de EU worden verdeeld op basis van de hoeveelheid grond die een boer bezit: hoe meer hectaren, des te meer subsidie. Dit bevordert schaalvergroting en dus vaak ook intensieve veehouderij en heeft als consequentie dat vooral boeren die het al goed hebben het nog beter krijgen; kleinere boeren die moeten rondkomen van minder dan het minimumloon krijgen het minst.
Het is onrealistisch en onverantwoordelijk om op de overheid te wachten om dierenleed te verminderen. Veel beter zou zijn om als individuen ons steentje bij te dragen aan dierenwelzijn. Gelukkig zijn er meerdere manieren waarop we dat kunnen doen, bijvoorbeeld door meer kwaliteitsvlees zoals wild te kopen. Nog beter zou natuurlijk zijn om de vleesconsumptie te minderen of volledig af te bouwen. Hoe minder vlees je eet, des te minder de algemene vraag naar vlees wordt en dus zal er ook minder aanbod komen. Minder dieren die gefokt worden en dus minder dieren die lijden. Ook ontwikkelingen in kunstmatige vleesproductie lijken veelbelovend. De kunstmatige vleesindustrie zal tegen 2030 naar schatting 85 miljard dollar waard zijn. De echte dierenvrienden kunnen de zogenaamde vegan challenge proberen; een maand lang geen voedsel eten dat dierenproducten bevat. Immers, de beste manier om dierenleed te voorkomen is om ze met rust te laten. En zo ook met de boeren.