Ronald van Raak – Dichter Achterberg bij het graf van de filosoof Spinoza

17-04-2020 15:27

Op 15 december 1937 vermoordde de dichter Gerrit Achterberg zijn hospita en vergreep hij zich aan haar dochtertje. In de Boomstaat 20b in Utrecht. Enkele uren later gaf Gerrit zichzelf aan bij de politie en kwam hij terecht in een psychiatrische inrichting. Deze dodelijke tragedie was voor de ambtenaar derde klas het begin van een nieuw leven. Ontslagen van de druk van het bestaan kon hij zijn dichterschap ontwikkelen en uitgroeien tot de grootste naoorlogse dichter. Achterberg was een psychopaat en niet goed aanspreekbaar op zijn grove misdaden. Het Rijksasiel voor Psychopathen waar hij werd geplaatst was bestemd voor de aller zwaarste patiënten. In deze instellingen maakte Achterberg een stroom gedichten, over de liefde en de dood. Hier verdiepte hij zich tevens in de filosofie van Spinoza, over wie hij een opmerkelijk gedicht schreef in de bundel Sphinx (1946).

‘Diep in de deken van de tijd
ligt gij gebed, niets onderscheidt
u van de grond, die u omvat,
alsof gij nimmer lichaam had.’

Achterberg had waarschijnlijk het werk van Spinoza leren kennen via psycholoog Eugène Carp. De Ethica (1677) van Spinoza is een rationele en troostrijke filosofie die mensen wil leren hoe zij een deugdzaam en gelukkig leven kunnen leiden. Het gedicht ‘Spinoza’ lijkt geschreven bij diens ‘graf’ in Den Haag. Het lichaam van de filosoof is opgenomen in de deken van de tijd en één geworden met de grond eromheen. Volgens Spinoza zijn het ‘geestelijke’ en het ‘stoffelijke’ verschillende attributen, maar met elkaar verbonden in God. Een gelukkig mens maakt zich geen zorgen over de dood omdat de geest en het lichaam voor Spinoza opgaan in iets groters. Gerrit Achterberg deed niets anders dan dichten over de dood – maar hij was dan ook niet gelukkig. Uit dit gedicht spreekt echter geen angst. De dood lijkt voor de dichter eerder een geborgenheid en een vorm van verlossing.

‘Volgens de wet van Lavoisier
doet gij op deze wijze mee
aan de bestendiging der stof,
die gij met denken overtrof.’

Leven is niet kiezen voor goed of slecht, voor de hemel of de hel. Achterberg verwijst in dit gedicht naar de wet van behoud van massa van de chemicus Lavoisier. We zijn niet op de aarde gekomen en we zullen die ook niet verlaten, we blijven één met al het stoffelijke. Vanuit het perspectief van de oneindigheid is er helemaal geen vóór of ná de dood, met onze dood bestendigen we het bestaan. Dat geldt voor het lichamelijke maar ook voor het geestelijke. Gerrit Achterberg groeide op in een orthodox christelijk gezin waar hem een diep besef van zonde en schuld werd bijgebracht. Hoe anders was nu de God van Spinoza, die hij het beste kon dienen door een gelukkig leven te leiden en te streven naar wat de filosoof een ‘zielenrust’ had genoemde. Een staat waarnaar Achterberg in de klinieken voor psychopaten moet hebben verlangd, een manier om rust te vinden in zijn hoofd.

‘Maar beide attributen Gods
doordringen nog elkander: trots
gaat gij door mijn geheugen heen
en nergens zijt gij hier van steen.’

Bewonderaars van Spinoza had je destijds in vele soorten. Onder socialisten en liberalen, maar ook onder nationaalsocialisten. Onder wie Johan Carp, de broer van de psycholoog Eugène, die de belangrijkste raadsman zou worden van NSB-leider Anton Mussert. De ‘steen’ waar het gedicht mee eindigt was in 1927 door Carp onthuld bij het ‘graf’ van Spinoza, 250 jaar na diens dood. Dat moet een opmerkelijk beeld zijn geweest, hoe de nationaalsocialist Carp een gedenksteen legde voor Spinoza, de joodse denker die vanwege zijn radicale filosofie uit de joodse gemeenschap was verbannen. Een steen op een leeg graf, omdat de resten van de filosoof na diens dood verloren zijn gegaan. Toch voelt Achterberg bij deze grond de geest van Spinoza die hem vervult met een gevoel van trots. Een filosofie die blijft voortleven in zijn gedachten en daarom niet zal verstenen.

In de inrichtingen en tijdens zijn resocialisatie schreef Gerrit Achterberg 22 dichtbundels. Dit stopte plotseling op het moment dat Gerrit in 1955 ‘genezen’ werd verklaard. Wie weet had de dichter de poëzie toen niet meer nodig omdat hij eindelijk zijn ‘zielenrust’ had gevonden.