Het had niet veel gescheeld of de Nederlandse bevolking had het hamstergedrag van de eerste coronaweken moeten bekopen met strenge rantsoenering van populaire producten als wc-papier, blikgroenten, pasta en andere levensmiddelen. Het plan sneuvelde op het laatste moment, na tussenkomst van de supermarktbranche. Toen het kabinet in het weekend van 14 en 15 maart voorbereidingen trof om scholen en horeca te sluiten, werd ook gesproken over rantsoenering van levensmiddelen. Dat schrijft NRC Handelsblad in een reconstructie.
Een van de opties die Economische Zaken onderzocht, was het inzetten van de zogeheten Hamsterwet. Die wet was in 1962 aangenomen om tekorten in oorlogstijd of andere uitzonderlijke omstandigheden te reguleren. Als Rutte het wilde, kon hij die zonder tussenkomst van de Kamer inzetten. Hij hoefde alleen de koning om toestemming te vragen.
Maar de supermarkten wilden niet. Omdat ze het niet nodig vonden: limiteren doe je bij schaarste, en die was er niet – hun magazijnen lagen wél vol. Bovendien voorzagen ze grote problemen bij de handhaving van de limieten en waren bang dat minderjarige kassamedewerkers last zouden krijgen van discussies en opstootjes aan de kassa. En ze uitten de zorg dat juist een limiet hamsteren verder zou aanwakkeren, ook bij klanten die het voorheen niet deden: als ik er maximaal drie mee mag nemen, dan néém ik er ook drie.
De hamsterwoede legde de supermarkten in die week in maart geen windeieren: de branche boekte een omzet van 1 miljard euro. Begin april nam de hamsterwoede af.