Deze bijdrage gaat over een wezenlijk verschil tussen de ten dode opgeschreven Europese Unie en de toekomstige Europese Confederatie. Het gaat erom dat de EU God helemaal niet mag noemen als er ooit een grondwet zou komen. Dat verdient die Unie helemaal niet. Straks zal duidelijk worden waarom.
Ik heb het niet over de God die de meesten zich voorstellen. Het gaat hier niet over het begrip God dat in de westerse filosofische traditie gebruikelijk is. Ik heb het zelfs niet over de God waarvan het bestaan door de atheïsten wordt ontkend. Dit laatste is trouwens nogal paradoxaal: om het bestaan van God te ontkennen moet je eerst een idee hebben van God, anders is het ontkennen niet veel meer dan raaskallen.
Over welke God heb ik het dan wel en waarom zou het belangrijk zijn die God in de grondwet te noemen? Ik heb het hier over een God waarvan het bestaan nooit bewezen kan worden. Een godsbewijs door mensen bedacht zou betekenen dat God een fenomeen is in het Zijn. Als mensen kunnen we slechts bewijzen wat bestaat in het Zijn. Dit vergt enige toelichting.
Onlangs werd een artikel gepubliceerd over een parallel universum waar de tijd achteruit zou gaan. Dat kunnen we ons niet voorstellen, maar het is een aantrekkelijke gedachte. Het begrijp ‘Tijd’ kunnen we heel moeilijk vatten, alhoewel we elke seconde in de tijd leven. Hetzelfde geldt voor het begrip ‘Zijn’. ‘Zijn’ dat is bestaan. Alle bestaande dingen ‘zijn’. Maar wat dat ‘Zijn’ nu werkelijk betekent is nauwelijks voor te stellen, alhoewel we zelf elke seconde ‘zijn’. Met de dood houdt ons ‘zijn’ op. Bij het nadenken over het begrip ‘Zijn’ gaan we sprongsgewijs van ‘Zijn’ als werkwoord naar ‘Zijn’ als zelfstandig naamwoord en omgekeerd.
Zoals er een universum zou zijn, naast en buiten het universum waarin we zijn, en waar de tijd achteruit zou gaan, kan er dan ook een universum zijn anders-dan-Zijn? Is er naast of boven het Zijn een anders-dan-Zijn? Dat noemen we het transcendente. Hier heb ik het over de God die zich buiten het Zijn bevindt. We kunnen dit vrij paradoxaal formuleren als ‘een God die niet bestaat’; hiermee wordt bedoeld dat Hij niet aanwezig is in het Zijn. Dit laatste sluit niet uit dat God ergens is buiten-het-Zijn of in het anders-dan-Zijn, in een parallel universum. Een analogie kan dit verduidelijken: de vissen in het water kennen het vuur niet; dit betekent niet dat het vuur niet bestaat. Toegepast op bovenstaande: de mensen in het ‘Zijn’ kennen God niet; dit betekent niet dat God zich niet in een anders-dan-Zijn bevindt.
Die God buiten het ons bekende ‘Zijn’ is wat ik hier bedoel. Omdat Hij anders-dan-Zijn is, kunnen we Hem nooit kennen. God is niet van deze wereld, alhoewel de meeste gelovigen een ‘werelds’ beeld van Hem hebben. We kunnen nooit een bewijs van zijn bestaan verkrijgen, want God bestaat niet in het Zijn, maar wel in het anders-dan-Zijn en dat laatste is een voor ons onvoorstelbaar en ongrijpbaar universum. God is volstrekt en absoluut anders. God is geen verschijnsel in het Zijn.
Hoe zijn mensen dan ooit gekomen op het idee van God? Gelovigen zeggen dat God zich heeft geopenbaard. Het kan eenvoudiger geformuleerd worden zonder te verwijzen naar een religie. Ik beantwoord die vraag via een omweg. We hebben namelijk normen en waarden of een ethiek van geboden, zoals zijn naasten liefhebben, zijn ouders eren, niet stelen en bedriegen, niet liegen of lasteren, enzovoorts. De ethische geboden hebben we niet zelf gekozen. Zij zijn niet het product van democratische verkiezingen. Met andere woorden: onze normen en waarden komen van ’elders’. Hier komen we op het idee van God. Dat ’elders’ is het anders-dan-Zijn. De geboden zijn als een spoor van God in ons universum; een spoor is een afwezige aanwezigheid.
Die ethiek komt het sterkst tot uiting in de ontmoeting met een ander mens. Van die ander gaat een appel uit om mij ethisch tegenover hem te gedragen, om de normen en waarden te respecteren. God spreekt mij toe via de Ander. Je hoeft dus helemaal niet te zeggen ‘Ik geloof in God’. Het gaat er hierom dat je gehoor geeft aan dat appel om goed te zijn voor een ander mens. De idee van God komt dan vanzelf op, want waarom zou ik gehoorzamen aan de ethiek? Alleen een Hogere Macht kan dat gezag hebben.
Wat nu wezenlijk is in mijn betoog over God is dat door te gehoorzamen aan de ethische geboden we de totaliteit van het Zijn doorbreken. De ethiek komt namelijk vanuit het anders-dan-Zijn of vanuit het transcendente. Bovendien kan ik die gehoorzaamheid nooit stoppen. Ik kan nooit zeggen dat ik nu goed genoeg geweest ben. Met andere woorden: de ethiek is een ‘oneindige’ opdracht. Als ik gehoor geef aan het appel dat van de naaste uitgaat, raak ik aan het oneindige, nader ik tot God. Als ik het oneindige nader, doorbreek ik de totaliteit van het Zijn waarin ik besta. Ik nader een ander universum.
Om toch nog eens een religieus jargon te gebruiken: we verdienen de hemel, – dit staat voor het zojuist genoemde andere universum -, na de dood niet zozeer als we in ons bestaan op aarde ons houden aan de geboden, maar we raken aan de hemel (dit is het anders-dan-Zijn) in ons bestaan hier op aarde als we de geboden onderhouden. In de liefde voor de naaste maken we al een beetje deel uit aan dat anders-dan-Zijn; we leven als het ware in de hemel op aarde.
Willen we de totaliteit van het Zijn doorbreken en binnentreden in het anders-dan-Zijn, dan moeten we ons ethisch gedragen. Dat is de wezenlijke betekenis van religie. De God die hier wordt gepresenteerd is een garantie tegen de totaliserende tendenzen van de religies. Het is geen God op mensenmaat. Het is geen God die oproept tot geweld. Het is geen God in wiens naam het kwaad van het terrorisme kan geschieden. God en ethiek vallen samen.
Het judaïsme en het christendom zijn de enige religies waar de rede en het geloof samengaan. De rede verhindert dat de religie afglijdt naar magie of naar een geweldsideologie. Het geloof bevrijdt ons uit de totaliteit van het Zijn. Dat is de reden waarom de mensen in landen met joods-christelijke wortels de naasten liefhebben ongeacht hun afkomst, ras of geloof. In geen enkel land dat oorspronkelijk nooit christelijk is geweest, hebben vrouwen en homo’s meer vrijheden en rechten, is er voor dissidenten alle vrijheid van meningsuiting, worden gevangenen humaan behandeld, is er meer zorg voor de zwakkeren in de samenleving. Dank zij dit geloof wordt de struggle for life in het Zijn doorbroken en bevrijden we ons van de wetmatigheden die de natuur dwingend oplegt. Biologisch gezien bevinden we ons binnen het totalitair systeem van instincten en driften. Door het geloof kunnen we ons hieruit bevrijden.
Al diegenen, journalisten, politici en invloedrijke bekende personen die de ontkerkelijking hebben mogelijk gemaakt door het christendom aan te vallen, te belasteren of belachelijk te maken, zijn landverraders of zij collaboreren met de vijanden van de Europese beschaving. Vóór de ontkerkelijking was er meer goedheid onder de mensen en meer onbaatzuchtige liefde. De talloze priesters, dominees, kloosterlingen, nonnen en diaconessen gaven hiervan het voorbeeld. Toen ik in een antiklerikaal milieu terechtkwam heb ik voor het eerst mensen heb ontmoet die bewust kwaad wilden berokkenen aan medemensen. Dat was voor mij een grote shock, omdat in het christelijk milieu waar ik opgroeide zoiets ondenkbaar was. Even ondenkbaar was wat nu frequent gebeurt: het beroven van hoogbejaarde mensen en gehandicapten in een rolstoel.
Zo kom ik tot mijn laatste punt: waarom mag God niet genoemd worden in de grondwet van de Europese Unie, en wel in die van een Europese Confederatie? De Europese Unie is een constructie die van bovenaf is opgelegd. Het is niet uit de burgers zelf ontstaan. Vandaar dat slechts weinigen er zich mee verbonden voelen. In zekere zin is het een totalitair systeem, mensenwerk dat niet verder reikt dan het Zijn. Ik heb eerder opgemerkt dat God niet bestaat binnen het Zijn. Daarom kan en mag de Europese Unie God niet noemen in de grondwet, moest die ooit van de grond komen. Het feit dat er nog altijd geen grondwet is, volgt juist uit het feit dat er geen hogere waarden zijn, maar slechts waarden die door de mensen zelf zijn bedacht en door het Europees Hof van Justitie op totalitaire wijze worden bewaakt. In de EU heerst de hoogmoed om zelf de ethiek te bepalen met verloochening van het joods-christelijk fundament van de Europese beschaving. Aangezien deze ethiek mensenwerk is, blijft het vatbaar is voor onenigheid en kan er nooit overeenstemming ontstaan over een gemeenschappelijke grondwet.
Een confederatie is samengesteld uit landen die hun eigen identiteit behouden en samenwerken op gebieden waar dat nodig en nuttig is, zoals bij defensie en op economisch gebied. In een soeverein land wonen mensen die zich met elkaar verbonden weten door een gedeelde geschiedenis van eeuwen ver, door gemeenschappelijke normen en waarden, – dit is door een ethiek die de mensen niet zelf hebben verzonnen -, maar die komt van buiten het Zijn.
Ik durf te concluderen dat de geldverslindende Europese Unie, in de totalitaire trekjes die ze begint te tonen, het Kwaad vertegenwoordigt. Een Europese Confederatie van soevereine staten zal de mensen die zich met elkaar verbonden voelen, tot de Liefde inspireren. Alle reden dus om in de grondwet van de Confederatie de grote God van Liefde te noemen. Het gesteggel destijds rond de Grondwet bewijst dat binnen Europa er nog voldoende krachten zijn om het Kwaad te bestrijden.