Geen politieke partij is zo gesloten als FvD: de politici durven zich publiekelijk nauwelijks kritisch uit te laten over hun eigen partij, laat staan over de leiding. Dit is niet alleen het gevolg van de hiërarchische partijstructuur en de interne strijd om baantjes, maar ook van het wantrouwen in veel journalisten. Die ‘linkse types’ gaan volgens veel FvD’ers immers met hun woorden aan de haal en zijn er alleen maar op uit om de partij in een kwaad daglicht te stellen. Het is dan ook niet zo vreemd dat er weinig uitlekt over de interne gang van zaken. Toch hebben we soms geluk.
Zo lekte deze week het FvD Mediabeleid (PDF) uit. Hoe moet een FvD-politicus met de media omgaan? We lezen dat FvD in ‘een hoog sensitieve publieke omgeving’ werkt. De uitingen van de partij, medewerkers en vertegenwoordigers kunnen enorme impact hebben op de beeldvorming en op het electorale succes. Dat brengt volgens FvD zowel kansen als risico’s met zich mee. Er moet sprake zijn van een eenduidige boodschap. Media en tegenstanders moeten FvD’ers niet tegen elkaar kunnen uitspelen. Daarom is er beleid opgesteld om ‘onze uitingen in het publieke domein te stroomlijnen’.
Dit soort mediabeleid is niet uniek, maar het is wel bijzonder dat een leugen in dit geval het uitgangspunt is. FvD omschrijft de eigen cultuur met de woorden ‘interne openheid’ en ‘vrijdenken’. Men zou elkaar intern aanspreken. FvD’ers opereren in ‘een buitengewoon vijandige omgeving’ en dus moet vuile was sowieso binnenboord blijven. De werkelijkheid is het omgekeerde: omdat binnenskamers niet naar kritiek wordt geluisterd, komt die met een enorme vertraging meestal wél naar buiten. De extremistische appjes van JFVD’ers zijn daar een recent voorbeeld van. Deze werden intern wel aan de orde gesteld maar de leiding greep niet of nauwelijks in.
Het FvD-mediabeleid gaat dus over de vraag hoe je de vuile was binnenhoudt als mensen intern hun kritiek niet kwijt kunnen. Het antwoord is: beperk de media-optredens. De smoes luidt dat FvD op veel plekken actief is en dat men elkaar niet voor de voeten moet lopen: ‘schoenmaker, blijf bij je leest’, is het devies. FvD’ers mogen alleen praten over hun eigen thema’s: in Brabant over Brabant, in Brussel over Brussel en zo verder. Het is een mooi controlemechanisme: alleen voor de Tweede Kamer bestaat ruime publieke belangstelling en dus garandeert zo’n regel onzichtbaarheid van vrijwel iedereen.
FvD wijst er in het mediabeleid op dat uitingen eerder ‘schaden’ dan ‘scoren’. Daarom wil FvD dat politici niet zelf interview-afspraken maken maar dat daar vooraf overleg over is. Als een FvD’er een vergissing heeft gemaakt moet dat doorgegeven worden want ‘een gewaarschuwd mens telt voor twee’. Vragen over uitspraken van FvD-collega’s – lees: Baudet – mogen niet worden beantwoord, want iedereen praat alleen over zijn eigen thema’s. FvD’ers worden erop gewezen dat ze niet verplicht zijn een journalist te antwoorden. Een vraag negeren is ook een optie. Toezeggingen moet je sowieso niet doen.
Ook als een FvD’er gevraagd wordt ergens te spreken of iets te schrijven is overleg noodzakelijk. Op sociale media moet men zich eveneens beperken tot de eigen politieke thema’s. Als een FvD’er zelf content produceert moet de hoofdredacteur ‘een kwaliteitstoets’ uitvoeren om ‘het maximaliseren van impact’ te ondersteunen. Steeds moeten FvD’ers zich bedenken dat ‘de upside’ altijd kleiner is dan ‘de downside’. Als onervaren FvD’ers nog niet onzeker waren over hun eigen media-optredens, zijn ze het na het lezen van dit beleid alsnog.
Natuurlijk hebben veel FvD’ers weinig politieke ervaring en dan zit een ongeluk in een klein hoekje. Zoals FvD zelf al schrijft: ‘een funest interview en/of een verkeerde uiting ‘namens FvD’ kunnen catastrofaal voor de volledige partij zijn.’ Daarom geeft FvD iedereen het volgende advies:
‘Voordat we een tweet versturen, een facebookpost maken en/of een uitspraak doen in de traditionele media, denken we na of iets echt een goed idee is. We wegen nut en risico van de uiting af. En [we] realiseren ons dat indien bepaalde uitingen niet direct in het belang van FvD zijn, we die beter achterwege kunnen laten.’
Deze praktische aanbeveling maakt al het andere beleid overbodig. Het probleem ligt voor de hand: FvD-politici nemen dit advies vaker ter harte dan hun politiek leider. FvD kan wel beleid opstellen wat het uiten van kritiek op Baudet bemoeilijkt, maar dat heeft betrekkelijk weinig zin. Het is immers Baudet zelf die raaskalt in het FvD-journaal, een tweet over Marokkanen uit zijn duim zuigt, een collega-bestuurder zonder enig bewijs van financiële malversaties beschuldigt en zijn fans tegen individuele journalisten opzet. Het PR-drama van FvD komt niet van de onbekende FvD’ers in het land, maar rechtstreeks van de top.
Zou iemand bij FvD de ballen hebben Baudet erop te wijzen dat ook hij zich aan het FvD-mediabeleid moet houden? De vraag stellen is hem beantwoorden.