Opinie

Lucas Hartong – Den Haag laat feitelijk de natuur vallen voor windmolens

15-08-2020 14:37

Het aantal windparken op land in Nederland neemt nog steeds toe in aantal, grootte en hoogte. Projectontwikkelaars bouwen erop los, daarbij gefaciliteerd door de overheid. In mijn artikel van vorige week zagen we hoe protesterende burgers en organisaties worden afgekocht met een fooi in de vorm van subsidie op de energierekening of bijdragen in ‘windfondsen’ voor ‘duurzame projecten’ in de buurt. Deze week: hoe natuur steeds meer geslachtofferd wordt voor het klimaat. Hoe dat in zijn werk gaat blijkt concreet op bijvoorbeeld Goeree-Overflakkee, waar nog steeds nieuwe windparken in aanbouw zijn. Waar alle overheden wegkijken en ook de Vogelbescherming zwijgt.

‘De slacht die onder vogels plaatsvindt’

Het bouwen van windmolens gaat gewoon door, tegen de wens van de meeste burgers. Er is echter nog een ander ernstig aspect aan de windmolenparken, namelijk de manier waarop wordt omgegaan met de natuurlijke omgeving en dieren die zich daarin bevinden, ofwel: de slacht die onder vogels plaatsvindt.

Wie een beetje nadenkt kan zich voorstellen dat windmolens een gevaar vormen voor vogels. Dat gevaar uit zich op minimaal drie manieren:

1. Vogels kunnen de wieken of mast raken en daardoor zware verwondingen oplopen of direct doodgaan. Ook door de luchtwervelingen achter de wieken kunnen vogels en met name vleermuizen sterven. Vandaar dat in de omgeving van windmolenparken allerlei vogel-delen gevonden kunnen worden. Dat is een intens triest gezicht.

2. Vogels willen windmolens zoveel mogelijk mijden. Daardoor worden gebieden waar ze staan ongeschikt als voedsel- of broedgebied, waar tevens uitgerust kan worden. Windmolenpark Blaakweg en het binnenkort te bouwen park aan de noordrand van Goeree-Overflakkee liggen pal naast broed- en fourageergebieden van allerlei vogelsoorten.

3. Windmolenparken vormen een barrière voor met name trekvogels, waardoor deze moeten gaan omvliegen en dus langer onderweg zijn. Indirect kan dit ook effect hebben op de groei van jong broedsel: het kost de vogel-ouder veel meer tijd om voedsel bij elkaar te vinden en daardoor moeten de jonge vogels langer alleen zijn (met alle gevaren van dien) en langer op voedsel wachten. Het risico bestaat bovendien dat de ouder helemaal niet meer terugkomt.

Wageningen University & Research (WUR) kwam afgelopen 6 juli met nieuw onderzoek naar buiten, waaruit op wetenschappelijke basis blijkt dat de gevolgen van extra sterfte op vogelpopulaties onder de huidige normen voor windmolenparken worden onderschat, wat kan leiden tot een significante afname van de vogelpopulaties.  In de besluitvormings­procedure rondom windmolenparken wordt daarom bekeken of de risico’s van windturbines op vogelpopulaties aanvaardbaar zijn en het WUR-onderzoek onder leiding van Dr. Ronald Buij laat zien dat de populatiegrootte zeer gevoelig kan zijn voor een kleine toename van de sterfte. Met andere woorden: er hoeft maar een klein percentage méér te sterven dan normaal om een groot effect te hebben op de omvang van de vogelpopulatie in de regio, zelfs wanneer de extra sterfte op juridische gronden aanvaardbaar wordt geacht, aldus WUR.

‘Overheden zijn hier niet in geïnteresseerd, omdat grote financiële en politieke belangen op het spel staan bij de aanleg van windmolenparken’

Het aantal windmolenparken in Nederland neemt nog steeds toe en dat is met name een gevaar voor trekvogels die op zoek zijn naar voedsel en in specifieke gebieden nestelen, zoals bijvoorbeeld het geval is voor de kust van Goeree-Overflakkee. Hoewel de steeds groter en hoger wordende windparken een gevaar zijn wordt nauwelijks onderzoek gedaan naar de sterfte onder deze vogels.

Data zijn doorgaans moeilijk te verkrijgen, omdat gedurende een langere periode uitgebreid veldwerk noodzakelijk is en dat is duur. Overheden zijn hier doorgaans ook niet in geïnteresseerd, omdat grote financiële en politieke belangen op het spel staan bij de aanleg van de windmolenparken en de druk van projectontwikkelaars groot is. Het verbaast dan ook niet dat in ons land bij oudere windparken evaluaties van de cumulatieve impact op vogelpopulaties niet werden uitgevoerd. Sterftecijfers bij oudere windmolenparken worden dus genegeerd, meldt WUR.

Mede vanwege al deze redenen heeft de overheid bepaald dat in bepaalde gebieden geen windmolens mogen worden geplaatst of slechts onder zeer strikte voorwaarden. Dat zijn de zogenaamde door de EU aangewezen Natura2000 gebieden, waarbij de regels gelden van de EU Birds and Habitats Directives (Directive 2009/147/EC and Council Directive 92/43/EEC). De Vogelbescherming vermeldt deze specifieke gebieden zelf ook op haar website: ‘Het gaat daarbij onder andere om locaties op belangrijke migratieroutes, Natura 2000-gebieden, weidevogelgebieden en alle andere belangrijke vogelgebieden.’

Nu wil het geval dat Goeree-Overflakkee bijna geheel omgeven is door die aangewezen Natura2000 gebieden, te weten: Haringvliet, Krammer-Volkerak en Grevelingen. Er bestaat volgens kenners een zeer hoog risico voor onder andere watervogels en vogelslaapplaatsen.

De Nederlandse overheid is duidelijk in haar opstelling: ‘Duurzame bescherming van flora en fauna is hard nodig. Planten en dieren trekken zich weinig aan van landsgrenzen en het is daarom belangrijk om natuurbescherming in Europees verband aan te pakken.’

De conclusie luidt dan ook: ‘Voor een windpark in of nabij Natura 2000-gebieden moet altijd worden onderzocht of er een significant effect is op het gebied. Windturbines kunnen ook in Natura 2000-gebieden geplaatst worden als er een groot openbaar belang speelt en geen alternatieve oplossingen aanwezig zijn, ook al heeft dit effecten voor het Natura 2000-gebied.’ Aanleg van een windmolenpark is dus mogelijk, mits. En dat ‘mits’ is verwoord in de Natuurbeschermingswet van 1998. Wat zegt die?

‘Wanneer een activiteit zoals een windpark een negatief effect kan hebben op de bescherming van Natura 2000-gebieden en beschermde plant- en diersoorten, dan is de projectontwikkelaar verplicht een passende beoordeling op te stellen die de effecten in kaart brengt en maatregelen te treffen die de effecten op de natuur beperken of wegnemen. Op basis van de passende beoordeling en de getroffen maatregelen beslist het bevoegd gezag of de benodigde vergunning op grond van de natuurbeschermingswet of de flora- en faunawet ontheffing kan worden verleend.’

Ronduit verbijsterend om te constateren is dat de aanvrager (Deltawind-Eneco) van windpark Blaakweg te Oude Tonge in haar Aanvraag Omgevingsvergunning van 24 februari 2017 stelt: ‘In overleg met de provincie Zuid-Holland is geconcludeerd dat een vergunning op basis van artikel 19 van de Natuurbeschermingswet 1998 niet nodig is.’

Hoe is dit mogelijk en was de gemeente hiervan op de hoogte?

Er is altijd een ‘passende beoordeling’ nodig om te bepalen of in de omgeving van een Natura2000 gebied een windmolenpark gebouwd mag worden. Bij windparken die groter zijn dan 15 MW of met minimaal tien turbines is een zogenaamde MER (Milieu Effect Rapportage) altijd verplicht en tot 15 MW of met minimaal drie windturbines geldt de zogenaamde vergewisplicht, die bepaalt of er toch aanleiding is een MER te laten opstellen.

Als blijkt dat aantasting van de Natura2000 gebieden niet valt uit te sluiten dan volgt de zogenaamde ADC-toets: zijn er Alternatieven mogelijk met minder schadelijke gevolgen, zijn er Dwingende redenen waarom het project moet doorgaan en zo ja, moet Compensatie plaatsvinden?

‘De gemeente schuift de verantwoording voor het windmolendebacle geheel af richting Rijk en Provincie’

Ik heb de gemeente begin juli om een reactie gevraagd en die is binnen, maar er staat niet veel nieuws in. Alles is volgens de gemeente ‘uiterst zorgvuldig’ volgens de regels gegaan, er zijn MER rapportages gemaakt en ja, er is ‘tegen al de genomen besluiten beroep aangetekend bij alle windparken, met uitzondering van windpark Haringvliet’. De gemeente wijst er echter fijntjes op dat de Raad van State ‘de ontwikkeling van de windparken heeft geaccordeerd en de beroepen ongegrond verklaard’.

Uiteraard, zo zou ik zeggen.

Het Rijk en de Provincie willen hun bouwplannen tegen alles in doordrukken en daarbij is alles geoorloofd. De gemeente schuift de verantwoording voor het windmolendebacle geheel af richting Rijk en Provincie. Was het daarbij gebleven dan kon de gemeente slechts beschuldigd worden van politieke gemakzucht. Wat erger is, is dat het de gemeente kennelijk worst is dat een prachtige eiland van rust, natuur en ruimte ontsierd wordt door monsterlijke, ontelbare windmolens. Zij verzet zich nergens tegen. Dat is schrijnend. Onthutsend. Nalatig richting de eigen burgers.

Twee concluderende opmerkingen: de landelijke overheid belijdt op papier dat natuurbescherming belangrijk is, maar slachtoffert tegelijkertijd in de praktijk die natuurbescherming voor ‘milieu’ en ‘alternatieve energie’, feitelijk tegen EU-regelgeving in.

Wat verder nog het meest verbaast is de totale stilte van de kant van de Vogelbescherming inzake deze ontwikkelingen. Alsof bedreiging van de natuurlijke vogelhabitat in onze Natura2000 gebieden hen niets meer kan schelen. Maar ja, je ondertekent het Energieakkoord en daaraan zitten dus consequenties. De PVV-statenfractie van Zuid-Holland heeft ondertussen, mede naar aanleiding van Wynia’s Week, ook vragen gesteld aan Gedeputeerde Staten over deze hele kwestie.

Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week