Opinie

Sid Lukkassen – Henk Kamp had de omvorming van de VVD tot carnavaleske tsjakka-partij kunnen en moeten voorkomen

23-08-2020 16:42

Henk Kamp (VVD) als minister (Screenshot Tweede Kamer)

Nu de nazomer aanbreekt en snikhete, broeierige sferen worden afgewisseld met ferme windvlagen en grauwe luchten, is het tijd voor rust en bezinning. In deze sfeer houdt de Telegraaf een serie interviews met politici waarin wordt teruggeblikt op hun loopbaan: deze week viel de beurt aan Henk Kamp (1952). Deze VVD’er uit het oosten van Nederland was minister van onder meer Defensie, Volkshuisvesting en Economische Zaken. Binnen de VVD stond hij bekend als nuchter en zakelijk en als een voorstander van de harde lijn.

Gedurende mijn HBO-studie van 2004 tot 2008 stemde ook uw auteur op Kamp. Zijn leefstijl als geheelonthouder en zakelijk, no-nonsense bestuurder spraken aan. In een ontbijtprogramma zei hij: “Als wij iets moeten doen wat nodig is voor Nederland, en links wil het niet, dan doen wij het toch.” Dit leidde tot bezielde politieke discussies in de chatroom van de videogame Supreme Commander, over alle problemen rond integratie, immigratie en islam. Al snel kwam zo’n gedachtewisseling op de PVV en de aanpak van Wilders, en of die benadering – buiten dan het vestigen van een krachtig mediabeeld – überhaupt wel bestuurlijk wat veranderde. Destijds bleef ondergetekende toch achter Kamp staan, terwijl de discussiepartner zei: “Henk Kamp is niet wat Nederland nodig heeft.”

Precies op deze problematiek legt Kamp in het interview de nadruk – het is overduidelijk dat dit onderwerp hem plaagt:

“Immigratie in Nederland is niet echt een gecontroleerd proces geweest. Het is ons overkomen. Grote groepen gastarbeiders uit rurale gebieden in Turkije en Marokko zijn hier naartoe gehaald om in fabrieken te werken. Daarna is een groep asielmigranten gekomen die voor een verblijfsvergunning zijn geselecteerd op basis van of het erg genoeg was wat hen was gebeurd. Er is niet gekeken naar wat de kans was dat mensen zouden slagen in deze samenleving. Of men een klik had met Nederland of met de vrijheid en verdraagzaamheid die kenmerkend is voor ons land. Dat is jammer voor de betrokkenen en ook jammer voor de samenleving als geheel.”

Even later zegt Kamp dat de uitspraken van de Tweede Kamer er niet op gericht waren om de immigratie te controleren en dat immigratie alleen beheersbaar is met strak, rechtlijnig en consequent beleid. Het helpen van individuen en individuele verhalen bepaalden het debat over immigratie: op de beweging van grote groepen was totaal geen controle.

In die zin ademt het interview een sterke ‘captain hindsight’ indruk. ‘Ik had het anders gewild, ik had het anders moeten doen, maar de Haagse werkelijkheid was te sterk, ik zat als minister ingeklemd tussen tientallen adviescommissies, de strekking van het beleid was in feite al bepaald door alle rapporten die wij kregen aangeleverd, tegen de stroom inzwemmen was zinloos.’

Nogal een contrast dus met dat ferme beeld van decennia geleden. “Als we iets moeten doen dat nodig is voor Nederland, en links wil het niet, dan doen we het toch.” Laat dit een wijze les zijn: naar buiten toe worden er beelden neergezet van ferme, onwankelbare en krachtdadige politici, maar diep van binnen zijn ze voortdurend vertwijfeld en voelen ze zich machteloos tegenover de bestuurlijke werkelijkheid waarbinnen zij gevangen zitten. Trekt het paard de koets of jaagt de koets het paard voort – zoiets.

Zo schrijft Thierry Baudet (FvD) in zijn boek Politiek van het Gezond Verstand (2020):

“In zijn klassieker The Managerial Revolution (1941) voorspelt de Amerikaanse politicoloog James Burnham politiek theater in de vorm van schijnverkiezingen tussen kandidaten die over alle wezenlijke kwesties eender denken, die vervolgens tegen een vast maandsalaris voor de ogen van de argeloze toeschouwer debatteren in schijnparlementen, terwijl ondertussen allang vaststaat wat de uitkomst zal zijn – de knopen zijn immers elders al doorgehakt.” (p. 99)

“En dus moeten regeringsleiders, parlementen en andere politici doen alsof. Om het Copernicaans te zeggen: ze moeten doen alsof ze in een baan rond de kiezer zweven. Maar dat is allang niet meer het geval.” (p. 107-108)

Enerzijds is het loffelijk van Kamp dat hij zijn fouten durft te benoemen. Maar het wekt wél de vraag – op het meest fundamentele bestuurlijke en democratische niveau – wie er aan het stuur zit en wie de bijrijder is. Kamp viel van zijn voetstuk tijdens een VVD-congres zo’n tien jaar terug. De zaal legde hem het vuur aan de schenen met vragen over hoe klimaatplannen betaalbaar konden blijven. Er waren allerlei verstrekkende plannen op het gebied van gas en duurzaamheid. De financiële lasten zouden pas later voelbaar worden.

De zaal uitte ernstige zorgen en de klassiek liberale intuïties – tegen een grote rol van de overheid, beperk de lasten voor burgers, smeer de pijn van plannen niet uit en bij twijfel niet doen – werden door Kamp resoluut van tafel geveegd. Er scheen weinig visie door; het ging vooral over deals die bestuurlijk al waren dichtgetikt en uitonderhandeld, het ambtelijk apparaat zat al in het spoor. De zaal raakte niet overtuigd maar legde zich uiteindelijk neer bij Kamps besluit op grond van diens persoonlijke gezag en staat van dienst binnen de partij. De kosten van dit Energieakkoord kregen in 2019 nog een staartje: toen sprak zelfs VVD-prominent Frits Bolkestein hierover zijn onbehagen uit.

Tot slot zijn er drie zaken opmerkelijk die Kamp zegt in het interview. Als eerste dat hij, als motorrijder, vindt dat Nederland te veel regeltjes heeft om zich hier nog vrij te kunnen voelen. Wat de gasboring in Groningen betreft wil hij het woord ‘wingewest’ niet gebruiken, maar het spijt hem toch dat de Groningers niet beter zijn behandeld en gecompenseerd. En het interessantste:

“Wat je bij zowel Baudet als Wilders ziet, is dat ze over immigratie-onrust uitgesproken opvattingen hebben. Maar ik heb niet het idee dat ze daar dan vervolgens wat mee kunnen doen in het overheidsbestuur, om een constructieve bijdrage te leveren.”

Dit zegt alles. Kamp kraakt Baudet en Wilders af omdat hun kritiek op immigratie binnen de huidige bestuurlijke situatie niet omzetbaar zou zijn in resultaten of concreet beleid. Dit is eerder een tekortkoming van die stroperige bureaucratie waarin alles zit dichtgetikt – waaraan Kamp dus als Minister zélf zijn steentje heeft bijgedragen. Uit Kamps opmerking volgt absoluut niet dat de visies op immigratie van Baudet en Wilders incorrect zijn. Het is puur een verdediging van de status quo.

We kunnen al met al zeggen dat Kamp weliswaar een eerlijke en openhartige terugblik geeft op zijn kansen om Nederland echt te beïnvloeden, maar dat hij toch boter op zijn hoofd heeft. Als minister voor onder meer Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Economie, had hij veel meer invloed kunnen hebben. De greep van Rutte op de VVD was destijds nog niet zo sterk als nu, en met zijn sobere karakter had Kamp de omvorming van de VVD tot tsjakka- en carnavaleske cabaretpartij kunnen en moeten voorkomen.

Aan deze belangrijke analyses kunt u bijdragen via BackMe – volg hier de nieuwsbrief van dr. Sid!