Door de lange duur van de coronapandemie hebben kinderen van de basisschoolleeftijd gemiddeld een leerachterstand van zes maanden opgelopen. Dit is een ernstig probleem dat veel creativiteit, innovatie en engagement zal vereisen. De leerachterstand is het grootst bij kinderen uit arme gezinnen, met ouders die nauwelijks opgeleid zijn of de taal van het land niet spreken, bij kinderen die thuis verwaarloosd worden. Intelligente kinderen zijn vaak veerkrachtig genoeg om die achterstand in te halen. Bij veel andere kinderen zal dit helaas niet lukken.
Voor sommige kinderen is een lange periode waarop ze niet naar school kunnen gaan, ook op een ander gebied nadelig. Twee à vijf procent van de meisjes jonger dan 12 jaar wordt thuis seksueel misbruikt. Andere kinderen worden ernstig fysiek of psychisch mishandeld. Voor deze kinderen is de school een oase van rust. Met een beetje geluk ontmoeten ze daar volwassenen waarmee ze een vertrouwensband opbouwen. Enkele jaren geleden kwam ik op een school waar een groep zigeunermeisjes les volgde. Die meisjes kwamen elke ochtend hongerig naar school. De directeur vermoedde dat ze ’s nachts in de prostitutie werkten. De leerkracht bracht op eigen kosten elke ochtend ontbijtkoeken mee voor deze meisjes.
Voor deze groep ongelukkige kinderen is de pandemie een dubbele ramp. Virtueel onderwijs biedt hier geen soelaas en faalt op pedagogisch gebied. Leerkrachten doen wat ze kunnen. In de adviezen die ik geef aan scholen, zoek ik naar oplossingen die de leerkrachten niet nog meer belasten. Met de coronapandemie komen er extra zorgen bij. De leerkrachten vrezen niet alleen voor hun eigen gezondheid en die van hun gezinsleden. Ze verzetten ook veel extra werk om virtueel onderwijs te geven en om bij leerlingen die het nodig hebben extra les te geven. Het zal daarom noodzakelijk zijn voorzieningen te treffen die de leerkrachten ondersteunen. Dit is een verantwoordelijkheid van de samenleving.
We weten al lang dat de verschillen tussen rijk en arm toenemen. De ongelijke verdeling wordt in deze tijd op veel terrein versterkt. Armoede en werkloosheid nemen toe. Er ontstaat een tweedeling in de maatschappij tussen diegenen die wel en die niet thuis kunnen werken. Straks is er een jonge generatie met veel jongeren met een mislukte opleiding. Al die verschillen zijn het recept voor een toename van spanningen in de samenleving. Extra zorgwekkend is dat er kinderen zijn die dank zij de welstand van de ouders ook in deze tijd de beste kansen krijgen en kinderen die, alhoewel begaafd en vol potentiële talenten, niet de goede kansen krijgen om zich te ontwikkelen. Frustratie en rancune zijn er het gevolg van.
De politiek moet hier ingrijpen. Dat gebeurt gelukkig, maar hier wil ik vooral aandacht besteden aan de tweedeling op educatief gebied die aan het ontstaan is. Persoonlijk ben ik voorstander van zoveel mogelijk initiatief bij de scholen te laten. De meeste leerkrachten weten best wat goed is voor de leerlingen en wat de eindtermen van het onderwijs moeten zijn. Voor mij kan alle bemoeienis van buitenaf en alle administratie om controle mogelijk te maken, worden opgegeven. Dit zou de leerkrachten meer ruimte geven voor de taak waar ze in feite voor staan, namelijk les geven. Zelfs de schooldirecteur zou voor een deel van haar tijd voor de klas kunnen staan.
Naast les geven, moet vooral in deze tijd, ook naar andere zaken de aandacht gaan. Zoals hierboven aangegeven is het van belang dat leerachterstanden weggewerkt worden en dat leerlingen die het nodig hebben volwassenen rond zich hebben die ze in vertrouwen kunnen nemen. De school moet een plek zijn waar de kinderen met leeftijdgenoten kunnen omgaan en waar de ontwikkeling van hun persoonlijkheid in al zijn aspecten gestimuleerd wordt. De school is meer dan een leerfabriek. Vorming (het Duitse woord Bildung geeft dit voortreffelijk weer) maakt van de school een echte pedagogische omgeving.
Er zijn goed opgeleide mensen die werkloos thuis zitten. Er zijn gepensioneerden die best bereid zijn zich nuttig te maken voor anderen. Er zijn studenten die een deel van hun vrije tijd aan sociaal dienstbetoon willen besteden. De solidariteit in onze samenleving is overal zichtbaar. Gezien de ernst van de onderwijssituatie voor een groot aantal kinderen, moet hier de solidariteit strak georganiseerd worden. Niet van bovenaf op nationaal niveau, maar gewoon in de wijk, het dorp of de stad waar we wonen. Elke school zou moeten beschikken over een netwerk van solidariteit van mensen die iets extra’s willen doen voor de leerlingen die het nodig hebben. Samen met de leerkrachten kunnen de burgers best zelf ontdekken welke initiatieven genomen kunnen worden. Ik beperk me hier tot twee suggesties.
Leerachterstanden kunnen het best worden aangepakt via individueel onderwijs. Vrijwilligers kunnen dit verzorgen, nadat de leerkracht heeft aangeven over welke achterstand het gaat.
De tweede suggestie kan veel weerstand oproepen. We zijn geneigd om ouders die hun kinderen misbruiken, mishandelen of ernstig verwaarlozen, te veroordelen en indien nodig te ontzetten uit de ouderlijke macht. Helaas maakt de remedie de kwaal meestal erger. Gaat de vader naar de gevangenis, dan wordt het gezin nog armer. Bovendien zijn de ouders die zo ernstig tekort schieten, ook vaak zelf als kind verwaarloosd en mishandeld geweest. Wat ik wel weet is dat als eenmaal een hulpverlener nauw contact onderhoudt met de ouders, hen niet afschrijft, maar ondersteunt in de opvoeding, dat dan de ellende meestal stopt. Met andere woorden: elke school zou over mensen moeten beschikken die bereid zijn om met deze gezinnen een vertrouwensband op te bouwen en om een paar keer per week hen te gaan opzoeken. Deze vrijwilligers moeten dan wel bij een gespecialiseerde hulpverlener terecht kunnen voor advies.
Voor de goede orde: bij ernstige zaken beslist de rechter uiteraard over hoe moet worden ingegrepen. Het kind zelf moet de belangrijkste stem hebben. Toen de kinderrechter eens over de vader van een van mijn cliënten zich heel negatief uitsprak omdat hij haar zo lang had misbruikt, zei het meisje: „Het is wel mijn vader hoor!”.
Bij bovenstaande suggesties spreek ik vanuit mijn ervaring als hulpverlener. Er zijn geen pasklare oplossingen. Het gaat erom dat alle kinderen en hun ouders kunnen ervaren die er volwassenen zijn die echt om hen geven. Dit laatste geldt voor alle maatschappelijke terreinen. Als de politiek en de economie de mensen die nu het slachtoffer zijn van de coronapandemie, het gevoel geven dat zij niet in de kou staan, dat we met z’n allen solidair zijn, dan zal na deze crisis de samenleving er beter voor staan dan tevoren.