Achtergrond

Volt: een partij voor Europees ingestelde types die ook D66 kunnen stemmen 

31-10-2020 12:28

Volt

Veel nieuwe politieke partijen wekken de indruk op het laatste moment te zijn opgericht om op de valreep mee te kunnen doen aan de Tweede Kamerverkiezingen. Voor één nieuwe partij geldt dat in ieder geval niet: Volt. Over deze partij schreef ik al twee jaar geleden, toen Volt zich opmaakte voor de verkiezingen voor het Europees Parlement. De partij had een ambitieus plan: ze wilde meedoen in zoveel mogelijk EU-landen om daarna met een eigen fractie in het Europees Parlement te komen. Zo zou de Europese politiek democratischer moeten worden.

Chris Aalberts – Aantrekkelijk aanbod voor nieuwe politieke partijen: gratis media-aandacht

Lijsttrekker Reinier van Lanschot haalde in mei 2019 ruim 100.000 stemmen. Goed voor een halve zetel. Alleen in Duitsland was er echt succes: daar haalde Volt een zeteltje. Best aardig, maar het stond nogal ver af van het oorspronkelijke plan. Er moesten minstens 25 zetels uit minstens zeven EU-landen komen, anders zou er – door de regels van het Europees Parlement – sowieso geen zelfstandige Volt-fractie kunnen komen om een stevige pro-Europese koers te bepleiten. Al met al een fiasco en inmiddels is die ene Volt-zetel veilig en totaal onzichtbaar ondergebracht bij de Europese Groenen.

Het Volt-avontuur is echter niet ten einde. De partij doet de laatste twee jaar aan allerlei verkiezingen mee. Het leverde vooral op gemeentelijk niveau in Duitsland wat successen op. In steden als Wolfsburg, München en Keulen zit Volt tegenwoordig in de gemeenteraad. Ook in Italië en Bulgarije werden lokaal een handjevol lieden van Volt verkozen. Aangezien de partij voor ongeveer elk probleem een Europese oplossing wil, vraag je je al snel af wat dit allemaal voor zin heeft. Waarom zou zo’n partij op lagere bestuursniveaus actief moeten worden, zoals in de Nederlandse Tweede Kamer?

Verrassing: het Nederlandse Volt-verkiezingsprogramma geeft geen duidelijk antwoord op deze vraag.

Het verkiezingsprogramma leest globaal als dat van D66. Volt wil internationale problemen oplossen zoals de klimaat- en migratiecrisis. De partij komt met een groot aantal Europese plannen. Er moet een Europese krijgsmacht komen, een Europees buitenlandbeleid, een versterkt Europol, een vernieuwd Europees vluchtelingenbeleid en een aanpak van de oorzaken van migratie. Er moet meer oog komen voor welzijn in plaats van welvaart, er moeten gelijke kansen voor iedereen zijn, onderwijs is heel belangrijk en burgers moeten bovendien meer inspraak krijgen.

‘Toch blijft het heel D66-achtig: inhoudelijk wil Volt vrijwel hetzelfde’

Het programma is een dik boekwerk van 64 pagina’s. Waar veel andere nieuwe partijen niet verder komen dan een lijstje standpunten die soms niet eens realiseerbaar zijn, heeft Volt uitgebreid nagedacht wat men wil en doet daar allerlei detailvoorstellen voor. Toch blijft het heel D66-achtig: inhoudelijk wil Volt vrijwel hetzelfde. De partij wordt bovendien bevolkt door hetzelfde type internationaal georiënteerde hoogopgeleiden die overal kansen in zien. Ze houden bovendien erg van vergaderen. Het is allemaal ontzettend verstandig en dus oersaai.

Het gekke is: het concept van Volt is wellicht wél goed doordacht, maar de leden vinden het zo vanzelfsprekend dat ze het niet hebben opgeschreven. Volt ziet de EU als de belangrijkste politieke eenheid, en alle andere bestuursniveaus – dus ook de Nederlandse Tweede Kamer – zijn daaraan ondergeschikt. Volt wil op al die bestuursniveaus aanwezig zijn, zoals landelijke partijen in de provincies en de gemeenten fracties willen hebben. Wat het Binnenhof is voor de PVV, is Brussel voor Volt. De rest ondersteunt de kern: Brussel dus. Zo is de missie van Volt duidelijk: de partij kan vanuit de Tweede Kamer de lobby aanjagen om de EU nog meer bevoegdheden te geven, ten koste van datzelfde Den Haag.

‘Volt begint alvast een partij te bouwen alsof die Europese superstaat al is gerealiseerd’

Dit abstracte visioen zou de reden moeten zijn waarom Volt beter is dan D66: een partij die ook eurofiel is en allerlei pro-Europese voorstellen doet, maar uiteindelijk toch iets dichter bij de werkelijkheid blijft omdat zo’n Europese superstaat een verre droom (c.q. nachtmerrie) is en er daarom misschien wel helemaal nooit komt. Volt begint echter alvast een partij te bouwen alsof die superstaat al is gerealiseerd.

Volt is in het meest positieve geval een internationale partij die in de Nederlandse Tweede Kamer aanwezig is, met een zeteltje in het Europees Parlement én in allerlei Duitse en Italiaanse gemeenteraden. Wat je aan dat fragmentarische internationale netwerk hebt, wordt door Volt wederom niet uitgesproken. Het voordeel ervan is dan ook nogal plat. Volt kan inhoudelijk goede ideeën putten uit dat netwerk: dat kunnen andere partijen niet of minder gemakkelijk.

Maar zelfs met die bril op is de meerwaarde van Volt mager. De partij wil voortaan schoolmaaltijden zoals in Zweden en Slovenië, in Finland heeft Volt geleerd dat privéscholen slecht zijn voor de kwaliteit van het gewone onderwijs, in Zweden zijn goede medialessen en in Ierland en Portugal is een suikertaks ingevoerd. Het is lastig te beweren dat Volt voor deze tamelijk basale ideeën een internationaal netwerk nodig heeft. Daarmee ligt toch weer de vraag op tafel of Volt niet gewoon een ingewikkelde variant van D66 is.