Zoals eerder bericht krijgt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) de achterstanden nauwelijks weggewerkt. Ondanks een speciale Taskforce wachten er nog steeds 19.670 asielzoekers op een uitspraak. Het Nederlands Dagblad analyseerde deze cijfers en dook op het verhaal hierachter. In een uitgebreide reportage laat de krant zien dat het probleem niet alleen groeit, maar mogelijk ook enigszins kunstmatig in stand wordt gehouden.
Als eerste blijkt dat de Taskforce Dwangsommen zelf enorm veel capaciteit vraagt van de IND. Zo kost het inwerken van nieuwe collega’s meer tijd dan verwacht. Het wegwerken van de achterstanden gaat hierdoor ten koste van de behandeling van nieuwe zaken. Het aantal nieuwe aanvragen dat de dienst moet verwerken (dus buiten de Taskforce om) stijgt naar verwachting van 6110 in oktober naar 10.060 in januari 2021. Aan de Kamer laat staatssecretaris Ankie Broekers-Knol tegelijkertijd via een brief weten dat het niet duidelijk is of deze stijging voor nieuwe achterstanden gaat zorgen.
Voor de asielzoekers betekent dit vooral dat ze ontzettend lang op een beslissing moeten wachten. Dankzij een wetswijziging krijgen nieuwkomers bovendien geen schadevergoeding meer wanneer de overheid haar wettelijk beslistermijn overschrijdt. Volgens asieladvocaat Wil Eikelboom hebben vluchtelingen hierdoor geen enkele stok meer achter de deur. De dwangsom was vaak de enige manier om de IND in beweging te krijgen:
“Voor asielzoekers is dat lange wachten een menselijk drama. Moet je je voorstellen dat je gevlucht bent en dat na achttien maanden nog steeds niemand heeft gevraagd waarom je asiel hebt aangevraagd. Sommige mensen wachten al die tijd op hun kinderen, enkel en alleen omdat hier de procedures niet op orde zijn. Ze kunnen hun gezin pas naar Nederland halen als ze een status hebben.”
Carolus Grütters, onderzoeker vreemdelingenrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen, noemt het beleid van de IND ronduit rampzalig. Volgens hem spelen de problemen al 30 jaar en is dit een bewuste politieke keuze die ‘diep verankerd zit in de Nederlandse omgang met asielzoekers.’ Grütters wijst erop dat ook in de jaren tachtig niet werd ingespeeld op een grotere instroom van asielzoekers. Volgens hem was men bang voor luie ambtenaren als de toestroom weer zou dalen. Ook zou dit financieel voordeliger zijn:
“De overheid stelt zo min mogelijk personeel aan om asielverzoeken te verwerken. Dat had aan de ene kant een economisch motief: men wilde er geen cent te veel aan uitgeven. Daar kwam nog een politiek motief bij. ‘Asiel aanvragen moest niet te aantrekkelijk worden. Langere wachttijden zouden afschrikken.”
Volgens Grütters wijst onderzoek uit dat lange wachttijden niet afschrikken, maar juist het tegenovergestelde bereiken. Hoe de onderzoeker tot die conclusie komt vertelt de reportage niet. Het bewijs hiervan is tegelijkertijd wel wekelijks terug te vinden in de instroomcijfers. Want pandemie of geen pandemie, die slaan wekelijks een mannetje of 400 aan.