Ten eerste: het is te hopen dat het niet zo gaat als de vorige keer. Toen, in 2017, was de formatie een dieptepunt in de toch al niet vlekkeloze parlementaire geschiedenis. Het was een hoogtepunt in de lobbycratische geschiedenis, dat dan weer wel. Het wonder van het vorige kabinet, RutteDrie, was dat er hoegenaamd niets van te merken was dat dat kabinet voortsproot uit voorgaande verkiezingen. Achteraf kun je vaststellen, dat al bij het sluiten van de stembussen ook de achterkamers dicht gingen – om pas na zeven maanden weer open te gaan. Gedurende die tijd werd er wel wat gegiebeld voor tv-camera’s, maar verder was het gissen wat er zich in de binnenkamers afspeelde.
RutteDrie verlaagde de belastingen voor multinationals, verhoogde de belastingen voor burgers en wilde – wederom goeddeels voor rekening van de burgers – het groenste kabinet ooit worden.
Was er toen iets te merken van verkiezingsbeloftes van de regeringspartijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie? Weinig. De VVD had weer eens lagere belastingen beloofd, maar die sloegen eenzijdig neer bij de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting, beide vooral ten gunste van de veelal buitenlandse aandeelhouders van multinationals.
De afschaffing van de dividendbelasting stond in geen enkel verkiezingsprogramma, ook niet in dat van de VVD. Toen het niet meer te houden was, moest VVD-premier Mark Rutte in 2018 na eerdere ontkenning toegeven dat die afschaffing er op aandrang van Unilever en Shell tijdens de formatie was gekomen.
Dat Nederland klimaatkampioen moest worden stond destijds bij de coalitiepartijen alleen in het verkiezingsprogramma van D66, maar vooral in dat van oppositiepartij GroenLinks. D66 probeerde GroenLinks zo het gras voor de voeten weg te maaien.
D66-leider Alexander Pechtold was ook trots de hele verlanglijst van de overheidsgefinancierde homo-stichting COC binnen te hebben gehaald, al bevatte die agenda nogal wat exotische wensen die in het land niet per se worden gedeeld. De ChristenUnie had zich met succes ingezet voor een sobere levensstijl en voor het gezin. Van het CDA kan niemand zich bijzondere successen herinneren.
De kabinetsformatie van 2021 begon historisch. Korte samenvatting voor wie onder een steen gewoond heeft: de regeringspartijen VVD en D66 werden de twee grootste partijen, maar al na twee weken diende D66-leider Sigrid Kaag een door vrijwel de hele Tweede Kamer gesteunde motie van afkeuring tegen VVD-leider Mark Rutte in, nadat Rutte deze keer wat erg opzichtig onwaarheid had gesproken.
Hooguit een etmaal leek de politieke carrière van Rutte voorbij. Maar de motie van afkeuring van Goede Vrijdag leek op de dinsdag na Pasen al weer weggeëbd. Op de avond van Paasmaandag had Kaag al weer een dealtje met Rutte gedaan. Rutte bekroonde zijn triomf op dinsdag met een publieke steelse knipoog (zie foto).
Demissionair premier @markrutte knipoogt naar @SigridKaag nadat door een vraag van @geertwilderspvv duidelijk is geworden dat er contact is geweest over de nieuw te kiezen Kamervoorzitter. #formatie2021 pic.twitter.com/Q8OfgHjJwY
— David van Dam (@Daphid) April 6, 2021
Waar het die eerste weken na de verkiezingen van 17 maart 2021 dus vooral om ging was: wie met wie en wat doen we met Pieter Omtzigt? Omtzigt heeft van de afgelopen tien jaar van zijn Kamerlidmaatschap naar Haagse begrippen al te opzichtig een rol als volksvertegenwoordiger gemaakt. Omzigts roep om ‘tegenmacht’ – tegen de regenteske regeerstijl van Rutte, doorgaans als ‘bestuursstijl’ betiteld – wordt door Rutte niet op prijs gesteld, en wellicht niet alleen door hem niet.
Maar – hoe raar kan het gaan – nog voor Goede Vrijdag goed en wel voorbij was had nu Rutte zelf Omtzigts relaas over ‘macht en tegenmacht’ tot het zijne gemaakt. Je zou verwachten dat de Tweede Kamer daarover collectief in hoongelach uitgebarsten zou zijn. Maar dat gebeurde niet, integendeel.
Eén voor één kropen partijen die Rutte voor Pasen nog gebutst en in eenzaamheid hadden achtergelaten met een omhaal van woorden op hun schreden terug. Nee, natuurlijk hadden ze niets tegen de terugkeer van Rutte als premier, dat hadden we echt allemaal heel verkeerd begrepen.
En dus zal er veel geroepen worden over een nieuwe, ‘open’ bestuursstijl. ‘Het vertrouwen’ van de bevolking in ‘de politiek’ zal een aanhoudende bron van zorg zijn. Rutte zal zich nog meer termen uit het woordenboek van Pieter Omtzigt eigen maken. En verder zal veel hetzelfde blijven.
Nu was de brutaliteit waarmee de kiezer in 2017 werd verwaarloosd zelfs voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk, maar uniek was het nou ook weer niet. Het uitgangspunt is ruwweg: tot de stembussen dicht gaan tellen de burgers, vanaf dat moment tellen de belangen (en niet per se die van de burgers).
Dat wordt mooi geïllustreerd in het proefschrift van Wimar Bolhuis uit 2018. Bolhuis stelde vast dat de leidende politieke partijen sinds het midden van de jaren tachtig steevast lastenverlichting voor burgers en lastenverzwaring voor het (grote) bedrijfsleven hadden beloofd, maar dat in de praktijk steevast het omgekeerde gebeurde.
Wat in de Ruttejaren wel tot kunst is verheven, zijn de ‘akkoorden’. Vele kabinetten sluiten van tijd tot tijd ‘sociale’ akkoorden met de lobby’s van ondernemers en de vakbeweging. Dit door het Vaticaan bedachte ‘corporatistische’ fenomeen heeft van oorsprong tot doel om de klassentegenstellingen te mijden en de socialisten buitenspel te zetten. Aanvankelijk ging het vooral om loon en uitkeringen, al bemoeiden de ‘sociale partners’ zich graag met het hele regeringsbeleid.
Maar in de Ruttejaren is het Rutte-corporatisme ontstaan. De kabinetten-Rutte sluiten met alles en iedereen ‘akkoorden’. De Rutte-kabinetten zijn akkoordenfabrieken geworden: van woonakkoord tot klimaatakkoord tot zorgakkoord en ga zo maar door.
Voor de kabinetten-Rutte heeft dat het voordeel, dat alles en iedereen zich vastlegt op een deal met het kabinet, waarna niemand – de Tweede Kamer evenmin, want gebonden aan het regeerakkoord – zich nog substantieel kan verzetten tegen dat beleid.
Of die akkoorden uit Rutte’s akkoordenfabriek de belangen van de burgers van het land dienen: dat is niet per se het uitgangspunt en dat blijkt ook niet altijd. Dat de belangen van de bedrijven en organisaties die met Rutte en zijn ministers mogen meepraten worden gediend – dat staat wel vast.
En zo wordt de illusie gekoesterd dat het kabinetsbeleid ‘draagvlak’ heeft in de samenleving. In de praktijk is dat al te vaak draagvlak bij lobbyclubs, bedrijven en overheden. Draagvlak bij de bevolking heeft niet de eerste prioriteit. De burger wordt maar als een lastig geval gezien en dat geldt eigenlijk ook voor de vertegenwoordiger van de burger. Met succes is de Tweede Kamer als effectieve volksvertegenwoordiging buitenspel gezet.
Alleen wie in wonderen gelooft, gelooft dat het bij de vorming van het kabinet RutteVier plotseling heel anders zal gaan. Ook daarom is het zo fijn, dat er zo nu en dan iets lekt uit het hoofdkantoor van de akkoordenfabriek. In 2018 bleken de ondernemerslobby VNO-NCW en de grootste contributiebetalers van VNO-NCW, te weten Shell en Unilever de formatiekamers in- en uitgelopen te zijn, terwijl het volk met gebbetjes in slaap werd gesust.
Geen wonder dat de belasting voor Shell en Unilever omlaag ging en de uitgaven omhoog, vooral voor klimaatsubsidies die onder meer door Shell worden opgestreken. Dat laatste was tevens een mooi succes voor GroenLinks en D66, al hadden ze het zich misschien net iets anders voorgesteld.
Juist omdat het in 2017 zo zichtbaar werd dat bij Rutte’s kabinetsformatie – en misschien ook op andere momenten – er wel heel opzichtig wordt bevoordeeld, maakte Rutte in de loop naar de verkiezingen van dit jaar een draai van jewelste. Deze keer stond de burger centraal (meer specifiek: de brede, eventueel ‘hardwerkende’ middenklasse) en niet het (internationale) grootbedrijf.
Al even plotseling leek ook lobbyclub VNO-NCW, Rutte’s favoriete influisteraars, het over een hele andere boeg te hebben gegooid. De multinationals staan er slecht op, mede door het pr-debacle van de dividendbelasting en zijn ook door hun eigen lobbyïsten even in de coulissen gezet. Niet dat de belangen van het grootbedrijf niet worden gediend, maar toch vooral op de tandem van het midden- en kleinbedrijf, dat normaliter het muurbloempje is in de Malietoren, het Haagse hoofdkantoor van de bedrijvenlobby.
Met het vertrek van – de inmiddels overleden – voorzitter Hans de Boer en de komst van de nieuwe voorzitter Ingrid Thijssen is VNO-NCW bovendien opzichtig sociaal, duurzaam en divers geworden. Thijssen (tevens lid van D66) beheerst dat hippe kantoorjargon alsof ze het zich eigen heeft gemaakt.
Maar achter die mooipraat is VNO-NCW natuurlijk gewoon de invloedrijkste lobbygroep van Nederland, met onevenredige invloed binnen de klassieke regeerpartijen VVD en CDA (en in toenemende mate D66). En daarom was het zo aardig om in de vrijwel onleesbare aantekeningen van het eerste gesprek van Rutte met de toenmalige verkenners van de zich onbespied wanende Rutte te kunnen horen waar hij heen wil met het land.
Nou, dat is dus: met D66 en het CDA en eventueel wel met een linkse partij, maar dan liever de PvdA, want met GroenLinks èn D66 wordt het wel heel veel klimaat. Aldus Rutte.
Een beetje verrassend zegt Rutte dat zijn volgende kabinet wel oog dient te hebben voor mensen ‘die de overheid hard nodig hebben’. Het is hem kennelijk niet ontgaan dat de gedoodverfde regeerpartijen VVD en D66 ook de partijen van de maatschappelijke winnaars zijn, zowel qua opleiding als qua inkomen.
Maar verder volgt Rutte ruwweg het programma dat ook VNO-NCW voorstaat: doorgaan met Coronasubsidies, eventueel kwijtschelding van belasting voor bedrijven en geen belastingverhoging. En natuurlijk: lastenverlichting voor ‘de brede middenklasse’, maar daar rekent die brede middenklasse na al die eerdere beloften al niet meer echt op.
Pikant ook, als het aan mij ligt: niet alle ambtelijke aantekeningen van het gesprek van Rutte met de aanvankelijke ‘verkenners’ zijn uitgetikt vrijgegeven. De handgekrabbelde regel ‘Tyssen komt met plan op [voor] klimaat/stikstof’ is bijvoorbeeld niet uitgetikt gepubliceerd. Maar kennelijk heeft Rutte dus met voorzitter Ingrid Thijssen van de machtige lobbyclub VNO-NCW de afspraak gemaakt dat haar organisatie ook nu weer input levert voor akkoordenfabriek Rutte.
Ik heb het maar eens nagevraagd bij de medewerkers van Thijssen. Het is immers ook voor ons, doodgewone maar niet erg invloedrijke burgers van Nederland interessant te weten, wat er in de Malietoren wordt uitgebroed voor de komende vier jaar, niet alleen over belastingen en hogere uitgaven voor ‘investeringen’, maar ook over zowel ‘klimaat’ als ‘stikstof’. Het eerste thema stond centraal in het vorige kabinet-Rutte, het tweede bleek onderweg een ernstig obstakel.
Welnu, bij VNO-NCW wordt bevestigd, dat ze het daar al heel druk hebben om de kabinetsformatie te voeden, maar dan vooral qua stikstofbeleid. Er mag immers nauwelijks gebouwd en aangelegd worden omdat er volgens Europese regels teveel stikstof neerkomt in Nederland. En dus is VNO-NCW actief bezig ‘maatschappelijke partners’ te zoeken voor ‘oplossingen voor dit vraagstuk’.
Dat Rutte ook op klimaatplannen van VNO-NCW zit te wachten, daarvan waren ze zich bij de ondernemerslobby naar eigen zeggen wat minder bewust. Hoe dan ook: Rutte’s akkoordenfabriek draait weer op volle toeren, is het niet aan het Binnenhof, dan is het wel in de Malietoren.
Deze column verscheen eerder op Wynia’s Week. Wynia’s Week blijft ook bij de kabinetsformatie op het vinkentouw zitten. Waardeert u deze onafhankelijke journalistiek? Uw steun maakt Wynia’s Week mogelijk. U kunt HIER donateur worden. Hartelijk dank!