Sinds de coronapandemie komt er vanuit een bepaalde hoek veel weerstand tegen en kritiek op de gezondheidszorg. Het is daarom goed ons eens na te denken over wat er gebeurt indien er geen gezondheidszorg is in het land. Ik heb zo’n situatie gedurende enkele jaren meegemaakt. In de Evenaarsprovincie in de Democratische Republiek Congo was de gezondheidszorg na de koloniale periode volledig ingestort. De Belgen waren weggejaagd en de meeste Kongolese artsen en verpleegkundigen emigreerden de volgende jaren naar Frankrijk en België.
In een gebied zo groot als de Benelux was er slechts één dokter, een Spaanse huisarts. Die man deed noodgedwongen alle behandelingen en operaties die bij ons door verschillenden medische specialisten worden verricht. Ik raakte met die arts bevriend en mocht af en toe een operatie bijwonen. Dat was, zonder een medische opleiding gehad te hebben, een bijzondere ervaring. Zo was ik eens aanwezig bij een operatie van een man die leed aan elefantiase aan zijn geslachtsdelen. Hierbij wordt het scrotum steeds groter. In een boek dat ik bezit uit het begin van de koloniale periode staat een foto van een man met een scrotum dat zo groot was dat hij om zich te kunnen voortbewegen zijn testikels op een kruiwagen moest leggen. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat zo iemand door de Kalverstraat loopt.
Die arts vertelde mij ook dat er nauwelijks meisjes waren van acht jaar oud waarvan het maagdenvlies nog niet geperforeerd was door de vader of een oudere broer. In dat gebied heerste nauwelijks een seksuele moraal. Het gevolg hiervan was dat meer dan de helft van de vrouwen een geslachtsziekte had, meestal gonorroe, in de volksmond ‘druiper’ genoemd. Deze ziekte is eenvoudig te genezen, maar er was veel weerstand om dit bij een dokter bekend te maken en vaak ontbraken de medicijnen.
Tijdens mijn tochten in het binnenland zag ik mensen met afgrijselijke wonden. Jonge mannen met dik opgezwollen benen vol etter. Alleen amputatie had hier redding kunnen brengen. In een verlaten nganda, dat is een paaldorp, woonde een man die verstoten was uit zijn dorp. Hij was aangevallen door een luipaard. Een oog was uitgerukt en zijn gezicht lag half open. Die wonden waren nooit verzorgd geweest.
Toen ik ten gevolge van de Simba-rebellie van standplaats moest veranderen ging ik werken in het gebied van de Virunga, een vulkanisch gebied in de Kivu waar gorilla’s leven. Daar was slechts één Belgische non, een verpleegkundige die elementaire medische hulp kon bieden. Toen ik haar eens bezocht lag een doodzieke man op de grond vóór haar dispensarium. Ik vroeg haar of ik die man niet met mijn jeep moest brengen naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, vijftig kilometer verderop. Dat raadde zij mij ten stelligste af. Dan zouden de volgende dagen anderen zieken komen vragen hen naar het ziekenhuis te brengen, zodat ik geen les meer kon geven. Indien ik het zou weigeren en de zieke stierf,zou ik ter plekke gelyncht worden. Mijn keuze was gauw gemaakt.
De situatie tijdens de koloniale periode was anders. In elk gehucht was een dispensarium waar elke week een verpleegkundige langs kwam. Ernstig zieke mensen konden terecht in het regionale ziekenhuis. In de veertig jaren dat de koloniale periode duurde hadden de Belgen een ongelooflijke prestatie geleverd. Helaas werd het niet overgenomen door Kongolese artsen en verpleegkundigen. Ik heb 1600 facebook-vrienden uit de Evenaarsprovincie. De foto’s die zij op facebook plaatsen, vaak van mensen met vreselijke wonden, zijn niet erg geruststellend.
In Congo heb ik gedurende jaren geen aardappelen gegeten, omdat die daar niet gekweekt kunnen worden (behalve in de Kivu waar wegens de hoogte een mild klimaat heerst). Sindsdien smaken aardappelen mij dubbel lekker.
In Congo heb ik gezien wat het betekent als er geen of nauwelijks gezondheidszorg is. Sindsdien heb ik bij elk bezoek bij de huisarts of in een ziekenhuis de grootste bewondering voor wat wij in onze beschaving hebben gerealiseerd.