Bekend met LGBT, maar dat kan niet meer. Daar zijn intussen zeven afkortingen bijgekomen: ‘questioning, queer, intersex, pansexual, two-spirit (2S), androgynous and asexual’. Ik hoop dat de uitbreiding van LGBT tot LGBTQQIP2SAA zo veel mogelijk mensen helpt om zich op hun gemakt te voelen, maar ik zou niet weten of zo’n ademloze expansie van de catalogus het beste recept is. L en G staan vooraan, want hun bevrijding van vooroordelen kwam het eerst. Daar is nu zorgvuldige research naar gedaan. Ik gebruik een zojuist verschenen nieuw artikel van Prof Raquel Fernandez van NY University. Haar analyse van Amerikaans opinieonderzoek laat zien dat in 1992 opeens de vooroordelen over homoseksualiteit begonnen weg te smelten.
Twintig jaar lang was er geen beweging in te krijgen en meende een stabiele 80 procent van de Amerikanen dat een homoseksuele relatie ‘altijd’ of ‘bijna altijd’ slecht was. In Amsterdam kende ik in die tijd verschillende Amerikaanse MBA’ers met een internationale carrière die zich bij ons vrijer voelden dan in New York of Chicago.
In 1992 begon de publieke opinie in de VS om te slaan. Prof Fernando legt uit waarom. Homoseksualiteit werd een groot thema in de presidentsverkiezingen van dat jaar. De Republikeinse partij van president Bush zei:
‘Unlike the Democrat Party and its candidate, we support the continued exclusion of homosexuals from the military as a matter of good order and discipline.’
Bill Clinton’s Democraten namen stelling: ‘To provide civil rights protection for gay men and lesbians’ en ook ‘an end to Defense Department discrimination’. De controverse werd na lange debatten in het Congres en in de media een jaar na de verkiezing vooruit geholpen met Clintons bekende compromis uit 1993 ‘Don’t ask, don’t tell’.
Zo’n groot politiek thema stimuleerde nadenken en discussie. Fernandez toetst de hypothese dat door de welsprekendheid van Clinton veel conservatieve Democraten hun eerdere mening herzagen, terwijl de Republikeinen nog vasthielden aan discriminatie. Maar dat was niet hoe het ging: in werkelijkheid werden aanhangers van beide partijen vriendelijker met als grote bepalende factor niet de partij-affiliatie maar het feit dat de ‘elite’ – hoge opleiding en goed inkomen – daar minder tijd voor nodig had dan de rest van het land.
Daarin is een grote les verborgen: we moeten niet een breed aangehangen maar misschien verouderde opvatting met een hardhandig, onmiddellijk ‘taboe’ proberen te vernietigen, alsof we geïrriteerd zijn door een insect dat we een mep geven, maar we behoren al onze landgenoten de kans te gunnen om er op te reflecteren, en er over te spreken met familie, vrienden en collega’s.
17 miljoen Nederlanders kunnen niet allemaal op dezelfde dag gehoorzamen aan het elite-bevel: ‘Alle neuzen dezelfde kant op’. Wie daarvan droomt, heeft nooit Animal Farm van George Orwell gelezen en toont een lelijk gebrek aan respect voor landgenoten die wat meer reflectie wensen.
In zijn mooie, nieuwe boek De verdeelde Nederlanden komt Prof Sjoerd Beugelsdijk met negen aanbevelingen om polarisatie tegen te gaan. ‘Geef iedereen tijd voor reflectie’ past in zijn pleidooi voor betere omgang met elkaar:
‘Debat wordt disfunctioneel zodra zenden domineert. Dan is er geen debat meer, laat staan een echt gesprek.’
Een griezelig recent voorbeeld is de toezegging van het ziekenhuis van de VU om kinderen al aan het begin van hun puberteit te beloven dat ‘er gesprekken zullen zijn om samen met jou te kijken of je klaar bent voor een medische behandeling en of een medische behandeling voor jou op dat moment de beste stap is’. De puber mag nog niet stemmen of bromfiets rijden, maar wel kiezen voor een onomkeerbare hormoonbehandeling en een diep ingrijpende operatie.
Er is research over suïcidale neigingen bij zulke jongeren na de operatie en er is geen duidelijk bewijs dat de ex-patiënten in hun later leven gelukkiger zijn – eerder het tegendeel. Toch valt ouders die zich verzetten nu hoon toe van de elite omdat ze hun kind niet vrij laten beslissen. Artsen die elders het principe ‘doe de patiënt geen kwaad’ zó toepassen dat nieuwe behandelingen lang en uitvoerig moeten worden getoetst op bijwerkingen, laten hier tieners beslissen over hun hele verdere leven.
Als de nieuwe president Clinton op de verkiezingsavond van 1992 had verklaard dat de ouderwetse aanhangers van President Bush terecht hadden verloren, en dat zijn nieuwe meerderheid nu zou beslissen zonder een poging om de verliezers binnen boord te halen, dan had er nooit een jaar later consensus kunnen groeien voor zijn tussenstand van ‘Don’t ask , don’t tell’.
Fernandez laat zien dat een einde aan de verkettering van homoseksuelen royaal tijd nodig had, eerst in de politiek, toen in de media en na Clintons verkiezing opnieuw in het Congres om tot een tussentijdse oplossing te komen op weg naar de volledige gelijkschakeling onder President Obama. En bedenk dan dat Obama ook zijn tijd nam, eerst verdedigde dat de term ‘huwelijk’ alleen was bedoeld voor samenzijn van een man en een vrouw, en pas later instemde met de verruiming van het begrip ‘huwelijk’.
Ik hoop dat de elite in Nederland het boek van Beugelsdijk leest en er haar voordeel mee doet. Mij heeft het versterkt in twee opvattingen. Eén: denk niet dat iedereen even snel is als de modieuze elite. Een deel van het ongemak van president Biden is dat hij te hard en te snel van stapel is gelopen met plannen van zijn links-radicale aanhang.
Hij moet er als senator bij zijn geweest toen Bill Clinton met voorzichtige stappen de emancipatie van homoseksuelen wist te bevorderen, terwijl first lady Hillary niets bereikte met haar plan voor de gezondheidszorg dat niet serieus was besproken met deskundigen buiten haar eigen kring.
En twee: een teleurstelling ligt op de loer wanneer we proberen in gesprek te komen met mensen die ons voor ‘slecht’ uitmaken wanneer we het niet met ze eens zijn. Natuurlijk ben ik een zondaar, maar dat is tussen mij en mijn maker, en niet voor EU-commissaris Frans Timmermans en zijn helper Diederik Samsom.
Samen fouten voorkomen lukt alleen als we elkaar niet verketteren. ‘Slecht mens’ past niet bij een discussie over moeilijke onderwerpen, zoals de immigratie of het klimaatbeleid.
Daarom was – tenslotte – het proces tegen PVV-leider Geert Wilders zo betreurenswaardig. Als de elite met zo’n aanklacht een makkelijke reden heeft om hem te zien als een ‘slecht mens’ wordt dat ook een excuus om geen kennis te nemen van zijn observaties (en die van andere PVV’ers zoals Harm Beertema, onderwijsdeskundige in het parlement, zie mijn column van 4 september). Volwassen mensen kunnen tegen iemand stemmen ook zonder de goedkope motivatie dat hij een tweede Hitler is.