De muziekvoorkeur van kinderen verraadt hoe zij zich verder als crimineel zullen ontwikkelen. Kinderen die zo rond hun twaalfde dol zijn op gothic, metal en punk, hebben een grotere kans om later probleemgedrag te gaan vertonen dan kinderen die op dat moment mierzoete Beyoncé beluisteren. Aldus de alom bekende ‘popprofessor’ Tom ter Bogt, die hiertoe (samen met Loes Keijsers) ruim driehonderd kinderen gedurende vier jaar in de gaten hield. Ga er maar eens aan staan.
Betekent dat nu dat je van gothic crimineel wordt? Nee, zegt de popprofessor, want muzikale smaak is een uiting van persoonlijkheid, de thuissituatie én de invloed van vrienden. Een voorkeur voor gothic, punk, et cetera geven aan dat een kind van nature graag ruig doet, gevaarlijk doet, en provoceert. En dan kom je samen met je gelijkgestemde vriendjes als vanzelf op een hellend vlak. Ter Bogt, in de Volkskrant van 9 januari: ‘Op basis van je voorkeur raak je verzeild in scenes die een neiging hebben tot probleemgedrag.’ Zoiets levert dan een heuse wetenschappelijke publicatie op, in het vakblad Paediatrics, waarin Ten Bogt ook nog trots opmerkt dat de muzieksmaak op twaalfjarige leeftijd een betere voorspeller is van later overlast, dan het gedrag van de twaalfjarige zélf. Een 12-jarige die een bushokje sloopt, is minder gevaarlijk dan een 12-jarige die Slipknot leuk vindt. Goed om te weten. Handig, zo’n popprofessor. Ook leuk voor de media. Kunnen die weer eens uitgebreid filosoferen over de gevaren verbonden aan de muziek van tegenwoordig. Het blijft toch uitkijken!
Maar dit alles heeft natuurlijk bijzonder weinig om het lijf. We weten allang dat raddraaiertjes graag omgaan met raddraaiertjes. Dat ‘foute vriendjes’ elkaar opzoeken, en elkaar dan opjuinen tot randdebiel gedrag. Hun muzieksmaak is maar één van de vele zaken die ze gemeenschappelijk hebben. Waarschijnlijk hebben ze ook een werkloze vader gemeen, en moeten ze thuis bivakkeren in een vochtig, uitgewoond slaapkamertje. En eenmaal uitgekotst, zorgen ze er wel voor dat ze op grote afstand herkenbaar zijn, om ouders en andere losers af te stoten. Bijvoorbeeld door middel van muziek.
Hoe zijn we eigenlijk aan die popprofessor gekomen? Ach, dat leek zo leuk. ‘Vraaggestuurd onderwijs’ heette dat vroeger. Men vraagt, het onderwijs draait. Wil de jeugd later bij CSI werken? Dan starten er gewoon tig opleidingen ‘forensische wetenschap’. Houden ze van vakantie, van feestjes? Dan starten we een opleiding vrijetijdskunde en event management. En ze houden natuurlijk van popmuziek. Dus kreeg ons land een ‘popprofessor’, die onderzoek ging doen naar onze muzikale smaak. Jammer genoeg zijn die dagen voorbij. We hadden immers best nog wel meer van dat soort hoogleraren kunnen gebruiken. Een ‘kledingprofessor’ bijvoorbeeld, die kledingsmaak onderzoekt en wetenschappelijk bewijst welke kledingstukken crimineel gedrag voorspellen. Of een ‘drankprofessor’ die een opmerkelijk verband vindt tussen bierconsumptie op 12-jarige leeftijd en de het aantal bekeuringen op 21-jarige leeftijd. Of een ‘straattaal-professor’ die ontdekt dat bepaalde uitdrukkingen voorspellen hoe iemand zich later bij het UWV-loket gedraagt. En uiteraard hadden we dan ook een ‘make-up-professor’ gehad die aan de hand van de aangebrachte kleuren kan voorspellen welke meiden ongehuwd moeder zullen worden.
Hier lag een compleet onderzoeksveld braak. Prachtige kansen voor diepgaande maatschappelijke discussies over een hele reeks van gevaren waaraan de jeugd momenteel wordt blootgesteld. Maar helaas, al deze expertise ontbreekt in ons land. We moeten het doen met Tom. En die luistert alleen maar naar liedjes. Nu kunnen we dus alleen maar discussiëren over de vraag of popmuziek misschien wel crimineel maakt. Een gemiste kans. Want we zijn zo graag bezorgd om onze kinderen.