“Naastenliefde geven moet je in stilte doen, je moet het niet van de daken schreeuwen, anders dien je vooral jezelf.” Dat zegt Gert-Jan Segers, de nieuwe fractievoorzitter van de ChristenUnie. Maar hij zegt volgens De Groene Amsterdammer ook dat naastenliefde begint met eigenliefde. ‘Je moet tevreden zijn met jezelf.’ Ja, heer Segers, wat is het nu: mag je nu wel uit eigenliefde je naaste helpen, of mag dat niet van Jezus?
Dat christelijke idee dat je alleen in stilte barmhartig mag zijn is wijdverbreid. Een kennis van mij, een bekende publiciste die overweegt om op Geert Wilders te stemmen, vertrouwde mij toe dat ze een homoseksuele vluchteling in huis heeft. Dat mag ik onder geen beding bekend maken. Niet omdat haar sympathie voor Wilders daarmee ongeloofwaardig zou worden. Nee, zij schreef mij: “Graag niet publiekelijk bekend maken, ik hou er niet van als mensen iets goeds doen en er over twitteren of er publiek over spreken.”
Als je een bedrijf begint en je noemt dat een start up mag je een advertentie maken waarin je jezelf aanprijst. Je mag van de daken schreeuwen dat je de beste bent. In de naam van het eigenbelang is, zeker bij de VVD, bijna alles geoorloofd. Maar altruïsme is gevaarlijk. Voor dat je het weet ben je een Gutmensch. Al die christelijke redeneringen zijn ten diepste dubbelzinnig. Ga maar na: door je naaste de dienen, dien je eigenlijk god. Dat is natuurlijk heeft fijnste dat er bestaat. Maar het moet in stilte gebeuren. Maar met behulp van diezelfde god bouw je een zakelijk imperium op en kom je in de Quote 500.
Sinds kort bied ik onderdak aan een vluchteling. Aan die jongen beleef ik veel genoegen. Hij woont in mijn tuinhuis en stuurt mij whatsappjes, waar ik erg om moet lachen (Hi professor, are you awake?). Hij vertelt mij spectaculaire details over zijn vlucht uit Iran. En over de vlucht van zijn ouders uit Afghanistan naar Iran. Hij heeft die vlucht op beelden vastgelegd. Op Instagram heeft hij 135.000 volgers.
Ik kijk met verbazing hoe hij zijn netwerk in Nederland opbouwt. Hij verbaast zich op zijn beurt over het feit dat de biograaf van Geert Wilders een vluchteling in huis neemt. Hij heeft in het AZC gehoord dat die Wilders een verschrikkelijke man is. Ik antwoord dat Geert Wilders net als hij bedreigd wordt door het Islamitisch fundamentalisme en dat Wilders dus ook een vluchteling is, voor wie het parlementsgebouw een soort AZC is. Dat vindt hij dan weer grappig.
Waarom nemen niet meer mensen een vluchteling in huis? Het is ontzettend leuk!!! Bovendien: het mag niet van het COA en het wordt door Vluchtelingenwerk afgeraden, dus je doet ook nog iets subversiefs. Alleen maar een beetje, natuurlijk, want veel risico loop je niet. Het is zoiets als onderduikers in huis hebben, zonder dat je de kans loopt door de overheid op transport gesteld te worden.
Roos Vermeij, die Tweede Kamerlid is, zegt in De Groene dat ze overwogen heeft een vluchteling in huis te nemen. ‘Ik heb mezelf die vraag gesteld. Maar is weet niet of het verstandig is. Bovendien wordt het zo’n statement als een politicus dat doet.’
Nou breekt mijn klomp: politici doen de hele dag niks anders dan statements maken, maar een vluchteling wil Vermeij niet in huis nemen omdat het ‘zo’n statement’ is. Als je geen statement wilt maken, Roos Vermeij, waarom laat je je dan interviewen? En waarom zeg je dan ‘dat je niet weet of dat verstandig is’? Alsof dat dan geen ‘statement’ is?
Vermeij zegt in datzelfde interview dat de rol van de politiek in het vluchtelingendebat gelegen is ‘in het uitdragen dat een samenleving heel veel aankan’. Ja, ja, ze bedoelt de samenleving in Oude Pekela, Steenbergen, Oranje en Purmerend. De samenleving waar Roos niet wil wonen.
Zelf liep zij onlangs in Den Haag langs het voormalige ministerie van Sociale Zaken. In dat gebouw worden nu vluchtelingen opgevangen. Ze zag door verlichte ramen mensen naar buiten hangen. ‘Ik vroeg mij bezorgd af of ze wel gordijnen hadden, of ze zo wel konden slapen.’ Volgens mevrouw Vermeij zijn er ‘heel veel Nederlanders die op dit soort kleinschalig niveau meeleven met de vluchtelingen.’
Ik hoop nooit mee te hoeven leven met Roos Vermeij, zelfs niet op dit soort kleinschalig niveau.