Er staan nog een heleboel dingen op mijn Monglia-to-do-list, maar aangezien ik nog maar een kleine twee weken heb, moet ik keuzes gaan maken. Mijn vertrek uit dit mooie land is niet geheel vrijwillig. Als toerist is het niet mogelijk om langer dan zestig dagen in Mongolië te blijven. In Nederland krijg je een visum voor dertig dagen en deze kan je in Ulaanbaatar nog een keer met een maand verlengen. Dit heb ik dan ook meteen gedaan. Een bezoek aan het Imigration Office is een avontuur op zich.
Het kantoor bevindt zich in the middle of nowhere, niet al te ver van het vliegveld. Als ik binnenloop zie ik een heleboel mensen rondlopen met formulieren en de rest staat met hun papieren in slordige rijen voor de loketten. Bijna boven ieder loket staat iets in het cyrillisch geschreven, behalve het loket met de langste rij. Die is voor de toeristen. Ik probeer wat werknemers aan te spreken, maar het lijkt erop dat de enige die Engels spreekt achter het loket met het bordje tourists zit. Dus ik sluit aan in de lange rij. Ik hoop dat ik de juiste papieren en gegevens bij me heb om mijn visum te krijgen. Voor de zekerheid heb vanochtend nog een pasfoto laten maken op een plek waar Mongoolse heren in uniform wat extra medailles in hun pasfoto’s laten photoshoppen.
Als ik eindelijk aan de beurt ben, word ik direct doorgestuurd naar een ander loket waar ik een formulier moet kopen. Daarna sluit ik weer aan in de lange rij voor toeristen. Er wordt een handtekening gezet en dan moet ik betalen bij de bank elders in het gebouw. Daar blijkt dat ik niet genoeg contant geld heb en dat mijn passen niet werken bij de pinautomaat die ze daar hebben.
Dat wordt wandelen naar het vliegveld een paar kilometer verder op. Op de heenweg kan ik nog een beetje genieten van mijn wandeling, er zijn een aantal koeien die me aanstaren en ik struikel bijna over een grote teddybeer die helemaal kapot gepikt is door vogels. De terugweg is minder aangenaam, als ik met mijn gevulde portemonnee weer uit de aankomsthal van het vliegveld stap, begint het te stortregenen.
Het is verdacht stil in het Imigration Office als ik het gebouw helemaal doorweekt binnen stap. Er zit niemand op de stoel achter het toeristenloket en op de plek waar het bordje tourists hing, hangt er nu eentje met de tekst: ‘Lunch time’. Ruim een uur later zet de Engelssprekende werknemer dan eindelijk twee stempels en een krabbel in mijn paspoort en kan ik officieel twee maanden in Mongolië blijven. Het is helaas niet mogelijk om dit ritueel nog een keer te doen om nog een maand langer te blijven.
Bovenaan mijn to-do-list staat: te paard over de steppe. Het paard is in Mongolië niet alleen een belangrijk vervoersmiddel, het staat ook symbool voor de kracht van de Mongoolse cultuur. Bij feestelijke activiteiten wordt er alcoholhoudende paardenmelk gedronken, in de traditionele muziek vind je vaak het ritme van een galopperend paard terug en Genghis Khan ‘the Mongol empire’ heeft in het begin van de 13e eeuw te paard een groot deel van de wereld veroverd. Voor de Mongolen is deze strijder nog steeds de grootste held van de natie. Je vindt zijn gezicht terug op de bankbiljetten en er zijn een heleboel standbeelden voor hem gebouwd. Dus paardrijden moet ik in ieder geval nog afstrepen voordat ik vertrek.
Samen met een groepje Mongoolse en Koreaanse vrienden, die ik in de ‘local bus’ van South-Gobi naar Ulaanbaatar heb ontmoet, ga ik kamperen in Terelj. Dit natuurpark is niet al te ver van de hoofdstad en er wordt veel paardgereden. Onderweg doen we boodschappen, onder andere in een ger langs de onverharde weg. Daar wordt een lege frisdrankfles gevuld met ayrag: de populaire gefermenteerde paardenmelk waar je alle Mongolen mee ziet rondwandelen. Vooral tijdens de Nadaam, Mongolië’s belangrijkste feestdag drinkt iedereen liters van de drank. Het smaakt als een mix van goedkope Prosecco en warme drinkyoghurt dat een nacht buiten de koelkast heeft gestaan. Deze smaakexplosie doet me bij iedere slok weer griezelen. In Gobi Desert heb ik een alcoholhoudende Camel Yoghurt gedronken, die vond ik een stuk beter te drinken. Gelukkig kan ik het glaasje ayrag inruilen voor een shot Mongoolse wodka als ik de eerste nacht in het gerkamp een potje van het voor mij onbegrijpelijke Koreaanse drankspelletje verlies.
De volgende morgen is het dan eindelijk zo ver. We trekken te paard door het mooie landschap van Terelj. De Mongoolse paarden zijn vrij klein van stuk, in Nederland zouden we het pony’s noemen, maar het ontbreekt ze niet aan kracht en visie. Omdat ik nauwelijks ervaring heb met paardrijden en mijn paard nogal eigenwijs is, voel ik me in het begin een enorme kluns. Terwijl de andere paarden lekker door stappen, begint die van mij rustig aan een grasmaaltijd. En als ik hem naar links stuur, gaat hij naar rechts. Maar op een gegeven moment begin ik te snappen hoe het werkt en luistert hij heel goed. Ik haal de groep in en voel me heel vrij op de rug van dit sterke dier. En terwijl we door kleine riviertjes stappen en over het weidse graslandschap galopperen begin ik te begrijpen waarom de Mongolen zoveel van hun paarden houden.
Else Nugteren is in ieder geval twee maanden in Mongolië onder anderen om te gaan werken in een weeshuis in Gachuurt, een buitenwijk van de hoofdstad Ulaanbaatar. Ze heeft geen ticket voor de thuisreis geboekt. Voor ThePostOnline doet ze verslag.