In een parallelle verhaalvorm zien we het leven van de Mexicaanse Lidia (Susana Salazar) en Rafael (Jesus Padilla). Oude geliefden die door een tragische gebeurtenis, hun 3-jarig zoontje is gestorven, apart van elkaar verder zijn gegaan. Toch leiden ze een soortgelijk leven: ze wonen in het grauwe Tijuana én worden allebei door hun werkgever uitgebaat.
Lidia is werkzaam als huishoudster voor een steenrijke, oude dame. Ze poetst dag in dag uit het gigantische huis en verzorgt de Greyhound Princess. Vooral met dat laatste is ze veel bezig: ze maakt Princess’ eten – dat op de gram nauwkeurig moet worden afgemeten – doet haar in bad en neemt de hond mee om te kijken naar de zonsondergang. Onderweg luisteren ze naar klassieke muziek, want dat vindt Princess mooi. Als de oude vrouw overlijdt, laat ze haar erfenis dan ook niet aan haar personeel, maar aan de hond na. De werkers moeten hun taken blijven vervullen. In het lege huis. Tot de hond, op natuurlijke wijze, dood gaat. Dan pas mogen ze het geld onderling verdelen.
Aan de andere kant staat Rafael, een saaie en zwijgzame man, aan de vooravond van zijn pensioen. Dertig trouwe dienstjaren heeft hij erop zitten als conciërge bij lampenfabrikant Philips. En dat wil hij goed afsluiten; hij koopt een paar nieuwe, leren schoenen, brengt een bezoekje aan de kapper en laat een tatoeage op zijn rug zetten. De volgende dag zit Rafael wat zenuwachtig te wachten bij de secretaresse van zijn baas. Niet geheel onterecht blijkt als hij naar binnen mag: door een probleem in het papierwerk is hij namelijk veroordeeld te blijven.