In het rapport ‘Naar een lerende economie’ schetst de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) hoe Nederland de concurrentie vanuit Azië kan overleven. Alles moet anders, daar komt het op neer. Om te beginnen op de universiteit. Nog even en de wereld ziet er weer uit zoals eeuwen geleden. Dan is het Westen weer een bijzaak. Een historisch themapark waar toeristen uit China, India, Zuid-Amerika en Afrika zich komen vergapen aan de steden die ooit de wereld beheersten, en de fabrieken die ooit zo vooruitstrevend waren. Klik, klik – en weer naar huis.
Het is een schrikbeeld dat door de kredietcrisis plotseling héél dichterbij is gekomen. Economen verwachten dat de economische groei in de VS en Europa de komende tien jaar ernstig zal tegenvallen, en dat de werkloosheid structureel hoog zal blijven – en ondertussen groeit de rest van de wereld flink door. Die halen hun economische achterstand nu snel in. Daar brengt elke cent uitgegeven aan gezondheidszorg, onderwijs en infrastructuur in korte tijd een veelvoud op. Die tijden zien hier allang voorbij.
Valt Europa nog te redden? Kunnen we ons een andere manier uit het verdomhoekje investeren? Dat zal heel lastig worden, constateert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Dat vereist radicale ingrepen. Het aardige van de WRR is dat ze daar niet bang zijn tegen Heilige Huisjes te schoppen. Voorzichtig, dat wel. Maar er is een kans dat er naar wordt geluisterd.
De WRR constateert als eerste dat de klassieke stimuleringstechnieken niet werken. Niemand weet welke bedrijven of bedrijfstakken straks de motors zijn van onze economie. En dus is het zinloos om ‘veelbelovende’ bedrijfstakken aan te wijzen en te stimuleren. Weet u het nog? Ooit dacht de overheid dat Nederland zich moest richten op de farma. Dat was echt een sterke kant van Nederland – en nadat alle glanzende rapportjes waren verschenen, stortte de vaderlandse farma ineen. De WRR gaat nog een stapje verder: dat hele idee van ‘Nederland innovatieland’ moet op de helling. De staat kan immers geen veelbelovende innovaties aanwijzen, daarvoor mist ze de glazen bol. Wat de overheid moet doen, is ervoor zorgen dat de economie klaar staat om op onverwachte ontwikkelingen in te spelen. En dat betekent dat we over moeten stappen van dat ouderwetse begrip ‘kenniseconomie’ (kennis vergaren is niet voldoende) naar een ‘lerende economie’. Een economie die in staat is om bruikbare kennis te signaleren, waar die ook rondhangt, en deze zo snel mogelijk weet te benutten.
Wat is daar voor nodig? Heel eenvoudig. en een nauwere band tussen onderzoek en economie (om die kennis op te zuigen en te benutten) en beter onderwijs (het zijn de mensen die het moeten doen). Om met dat laatste beginnen: de WRR constateert (uiteraard volkomen terecht) dat de universiteiten veel te veel aandacht besteden aan onderzoek, en veel te weinig aan onderwijs. Ze trompetteren voortdurend over al die prachtige (grotendeels nutteloze) toppublicaties, en het onderwijs, dat doen de assistenten er een beetje bij. Voor de universiteiten zijn studenten eigenlijk gewoon een bron van inkomsten, daar moet je zo min mogelijk aan uitgeven (hoeft ook niet – ze zijn toch slim?!). Het enige nut dat je er van hebt is dat het een grote vijver is voor wetenschappelijke slaven: de promovendi en postdocs die jarenlang tegen een hongerloontje het leeuwendeel van het wetenschappelijk werk verrichten. En die daarna zonder enige praktische ervaring de arbeidsmarkt op gedonderd worden – want ja, we kunnen niet allemáál hoogleraar worden!
Beide problemen (slecht onderwijs en uitbuiting van talent) zijn op een eenvoudige manier op te lossen. Haal de universiteit en de wetenschap weer uit elkaar. Laat de universiteit zich weer concentreren op haar hoofdtaak, goed onderwijs geven, en parkeer de wetenschap in onafhankelijke instituten. Zodat die instituten gewoon eerlijk concurreren met andere bedrijven om de beste afgestudeerden. Dwarsverbanden zijn nodig; goed onderwijs vereist nauwe banden onderhouden met de wetenschap, maar wat er de afgelopen decennia is gebeurd, is dat de wetenschap de universiteit heeft misbruikt als bron van geld en goedkope mankracht. En de universiteit heeft haar ziel verkocht aan de wetenschappelijke industrie. Want dat was zo mooi. En onderwijs… ach, dat had geen uitstraling – zeker toen universitair onderwijs veranderde in massa-onderwijs. (Dat laatste was overigens een zegen voor de wetenschap: dat betekende méér geld en méér arbeidskracht!)
De WRR kiest voor een scheiding tussen universiteit en onderwijs, om het onderwijs meer ruimte te geven. Zodat het eindelijk eens de aandacht krijgt die het verdient. Maar ze formuleert dat idee vreselijk voorzichtig. Ze stelt in haar rapport ‘een zekere verzelfstandiging’ van het wetenschappelijk onderzoek voor. Tja. Maar zal het ooit zo ver komen? Forget it. Binnen de universiteiten zijn de faculteiten nog steeds oppermachtig, en de faculteiten worden bestuurd door hoogleraren die duizend keer liever wetenschapper zijn dan dat ze voor de klas moeten staan. En dat laatste laten ze aan hun promovendi en postdocs over, want die kosten toch bijna niks. Nee, daar verandering in aanbrengen, dat vereist een revolutie van leninistische proporties. Met de opmerking ‘een zekere verzelfstandiging’ bereik je niets. Dan is de strijd bij voorbaat verloren. En de kans verkeken.
En toch, hoe eerder die twee uit elkaar worden gehaald, hoe beter. Beter voor het onderwijs, en beter voor de wetenschap zélf. De universiteit kan terugkeren naar haar hoofdtaak, en daar eens serieus werk van maken. Dan hoeven universiteiten elkaar ook niet langer hijgerig te bestoken met persberichtjes over welke plaats ze hebben in een of andere lullige academische ranglijst.
En de wetenschap, die leert op eigen benen staan. Het systeem vertoont verscheidene rotte plekken die moeten worden aangepakt. De hierboven genoemde slavernij is ook het gevolg van de eeuwige publicatiedwang, de manische scoringsdrift die voortkomt uit de obsessie mee te moeten rennen als anderen (vooral Amerikaanse wetenschappers) op een bepaald onderwerp afstuiven. Een obsessie die massa’s nutteloze publicaties oplevert, en sloten met geld kost. En dankzij die druk, en de vloedgolf aan publicaties is fraude verleidelijk én kinderspel. En die fraude tast op dit moment het imago van de wetenschap grondig aan. Wetenschappers doen net alsof er niks aan de hand is, maar het is haar imago waarop de maatschappij een zelfstandige wetenschap zal afrekenen.
En dat betekent dat de wetenschap anders zal moeten worden georganiseerd: het zal moeten kiezen voor onderzoek dat voor een belangrijk deel maatschappelijk nut heeft. Onderzoek waarvoor de samenleving bereid is een eerlijke prijs te betalen. En waarvoor onderzoekers een eerlijk salaris krijgen (en voorbereid worden op een baan in de echte wereld). Angela Merkel heeft wat dat betreft de toon al gezet. En omdat in Duitsland de wetenschap al veel beter, zelfstandiger, georganiseerd is, lukt die omslag daar ook. In de VS gaan ondertussen stemmen op dat onderzoekers maar eens moeten bewijzen dat hun onderzoek van nationaal belang is. Grimmige stemmen. De wetenschap schreeuwt daar moord en brand. Maar de tijden veranderen.
Het rapport is te vinden op de site van de WRR. Ik heb alleen de samenvatting van 6 A4 gelezen; het rapport zélf loopt tegen de 500 pagina’s. Dat leest, geen hond, zoals een Wetenschappelijke Raad ongetwijfeld weet.