Dag twee van het dorpsfeest in Santa Lucia is de dag van de bloedworsten. Ik wist dat die ging komen, was al gewaarschuwd door Rocio, Spaanse vriendin met mededogen. Want zij weet dat ik een onwaarschijnlijke, weerzinwekkende hekel heb aan morcilla: zwarte, gedroogde worst, bereid met varkensvlees en – bloed. Maar goed, je wil meedoen, integreren, je plek vinden in je nieuwe dorp, dus wat doe je dan? Dan eindig je uiteindelijk met blote handen roerend in de smurrie…
Ik mag meedoen aan de voorbereidingen op de laatste feestdag, zaterdag, als mensen van heinde en verre komen om borrels met tapas tot zich te nemen, bereid door de vrouwen uit het dorp. Op zich is dat een goed teken, ik ben zowaar ook rond elf uur op het juiste moment op de juiste plek, maar word wel geacht onder aan de ladder te blijven hangen. Snijden en hakken is oké, maar het roeren en proeven is nog niet aan mij besteedt. Duurt nog een jaartje of twintig, ben ik bang.
Ik pel knoflook, huil boven een bak met uien en wordt gesommeerd uit de keuken allerlei kruiden tevoorschijn te slepen: oregano, zeezout, de door Tati een paar dagen eerder fijngesneden gedroogde paprika´s met olijfolie. Wanneer alles door de onduidelijke bak vol varkensvlees is geroerd, komt Rocio aan met de jerrycan. Vijf liter varkensbloed wordt beetje bij beetje bijgeschonken en je raadt nooit wie er met haar handen aan mag zitten…
Ik adem door m´n mond, probeer de herrie niet te zien voor wat het is en blijf roeren. Tot Tati, uit haar kussens geklommen alsof ze rook dat het tijd was, haar vinger in de mix steekt. Ze proeft het rauwe vlees, bloed druipt langs haar kin en beveelt dat er onvoldoende oregano is toegevoegd. Dat gebeurt subiet, waarna het roeren opnieuw begint. Teresa bevestigt onderwijl touwtjes aan varkensdarmen, die later dienen om het door de machine tot pulp gemalen mengsel in op te vangen.
Ik neem afstand, roep als hardste dat ik hele mooie vuurtjes kan stoken en ga op jacht naar brandhout voor de ketel van één meter doorsnee, waarin de worsten worden gekookt. Het roeren in de pan, met een houten spaan, luistert nauw. En behoort dus niet tot mijn werkzaamheden. Ik mag hout aanvoeren, op m´n knieën blazen tot het vuur weer opvlamt en later broodjes smeren voor de kinderen uit het dorp. Daar kan tenslotte weinig mis mee gaan. Het voelt een beetje als de Vijfhoek, onze oude buurtje in Haarlem, waar moeders en kinders in grote vrede de dag doorbrachten op het pleintje voor stamcafé De Snaefell…
Na een uur koken, worden de worsten uit de pan gevist en aan lange stokken te drogen gehangen. Delicatesse uit Santa Lucia.
In de avond schreeuwen de kids terug naar twee clowns, die vergeefs proberen een verantwoord verhaal af te steken over het milieu. Op zich geen slecht plan in een land waar straten en bermen vol liggen met rotzooi, maar de twintig aanwezigen hebben er geen boodschap aan. Gelukkig is er na afloop opnieuw warme chocomel en taart. In de salon, waar even verderop de stokken met de morcilla hangen te drogen. Ik probeer de andere kant op te kijken, maar de lucht hangt ´s avonds nog in mijn fleecetrui. Alles gaat in de was. Morgen wacht de kool en almuerzo…
Leuk hè, Spanje? Neem nu een abonnement op onze correspondente aldaar: Pauline Blom.