Vrije ontplooiingsmogelijkheden voor vrouwen zijn historisch en geografisch bezien uitzonderlijk. Vanuit de huidige samenleving in Nederland is dat niet altijd meer goed zichtbaar. Het lijkt zo volkomen normaal dat vrouwen de vrijheid hebben om een leven te leven zoals vrouwen dat zelf willen vorm geven en waarin zij op gelijkwaardige voet staan met hun partner, als ze al een partner willen. Toch is het feministische Utopia van Noord-Europa een uitzondering, en wellicht een anomalie, in de geschiedenis van de mensheid. En zelfs hier is nog niet alles bereikt: er is een loonkloof, een glazen plafond, ondervertegenwoordiging van vrouwen in de hogere sectoren van de samenleving, seksisme, geweld tegen vrouwen, uithuwelijking. Maar vergelijkenderwijs is het hier beter dan ooit en elders. Mijn hoop is, als een Verlichtingsoptimist, dat de morele progressie van vrouwenemancipatie zich snel en vreedzaam over de wereld uitrolt, met een verspreidingssnelheid van internettechnologie. Het is wonderlijk hoeveel sneller slechte gewoontes zoals fastfood, religie en wapens, worden overgenomen dan goede gewoontes als veganisme, atheïsme en feminisme.
Journalist en sinoloog Bettine Vriesekoop (1961) is gespecialiseerd in het moderne China en doet in het boek Dochters van Mulan, Hoe vrouwen China veranderen (2015) verslag van haar journalistieke onderzoek naar vrouwenemancipatie in het hedendaagse China. Om maar met de conclusie te beginnen: dat gaat heel moeizaam. De traditionele, Confucianistische hiërarchische opvatting over de man-vrouw verhoudingen zijn nog steeds dominant. Confucianisme is antieke Chinese bestuurskunde, maar dan niet gebaseerd op empirisch onderzoek. In China heerst een collectivistische moraal waarbij het belang van de groep, de familie, de natie en het bedrijf, boven het belang van het individu gaat.
China is sterk paternalistisch: er is weinig ruimte voor de vrijheid van het individu om zelf het eigen leven uit te stippelen. Ouders bemoeien zich dikwijls dwingend met de huwelijkskeuze van hun kind, maar ook met de opleiding. In China liggen de rollen van mannen en vrouwen vast en zijn ze niet onderling uitwisselbaar. Er is geen genderflexibiliteit. Vriesekoop: “[…] alles in China draait om controle. Controle door de ouders, door de school, de leefomgeving en de overheid. Hoe kun je dan seksueel bewust en vrij worden?” (p. 206) De conservatieve president Xi Jinping hamert op het belang van Chinese culturele waarden en waarschuwt voor verderfelijke westerse invloeden.
Vriesekoop spreekt met een aantal Chinese vrouwen over vrouwenemancipatie in China, zoals met de vooraanstaande schrijver, feminist, activist, socioloog en seksuoloog Li Yinhe, zij staat bekend als de “Simone de Beauvoir van China”. De opvatting van Yinhe zijn inderdaad verwant aan die van De Beauvoir. Yinhe: “[…] alle burgers moeten op het gebied van seks zelfbeschikkingsrecht hebben, dat als een grondrecht in de wet zou moeten staan.” (p. 213) Zij is voorstander van legalisering van het homohuwelijk. Yinhe merkt op dat er terughoudendheid is voor feminisme: “Wanneer schrijvers in de media iets beweren over vrouwenrechten zeggen ze er eerst altijd bij dat ze geen feminist zijn. Ik noem mijzelf wel feministe.” (p. 225)
China is nog lang geen open samenleving. De vrijheid van expressie is er door de overheid aan banden gelegd. In China is het internet beperkt. Zo is er geen toegang tot Facebook. Pornografie is er verboden, maar ook prostitutie, het homohuwelijk en seksuele orgies. Er is geen seksuele voorlichting op scholen. Er wordt in de media niet gesproken over hiv en andere soa’s. Films en media worden gecensureerd. Deze inperking van de vrijheid van expressie perkt ook de vrouwenemancipatie in, zowel voor vrouwen als mannen.
De achterlijke, wrede traditie van het inbinden van vrouwenvoeten, jinliang, Lotusvoeten, is gelukkig uitgebannen. Een verschrikkelijke gedachte dat honderden jaren de voeten van een groot deel van de Chinese vrouwen waren ingebonden waardoor zij levenslang gehandicapt waren. Het lopen op Lotusvoeten was zeer moeilijk en pijnlijk.
Er wordt nogal eens met ontzag gesproken over de filosofie van Confucius. Volgens mij is hier helemaal geen sprake van een filosofie maar van een conservatieve politieke en sociale ideologie die de status quo van de hiërarchische relaties in de samenleving consolideert. Confucianisme is een starre deugdethiek waarbij de waarden piëteit, broederliefde, respect, trouw en voorouderverering de hoofdrol spelen. De leer van Confucius gaat er van uit dat er harmonie is als iedereen zijn of haar plaats kent. Voor vrouwen geldt de “Drievoudige Gehoorzaamheid”. Een vrouw moet gehoorzamen aan haar vader, haar echtgenoot en haar zoons. Of het nu gaat om Christendom, Hindoeïsme, Jodendom of Islam: de vrouw is de tweede sekse. De grote wereldreligies inclusief seculiere paternalistische ideologieën als het confucianisme kenmerken zich door het onderdrukken van de vrijheid van vrouwen.
Binnen een misogyne samenleving waarin vrouwen zijn geïndoctrineerd in de immorele onrechtvaardige waanideeën over mannen en vrouwen raken vrouwen soms blind voor hun eigen onderdrukking, er is sprake van het Stockholmsyndroom. Zoals moslima’s beweren vrijwillig een hoofddoek/sluier/chador te dragen, en zijn er vrouwen die beweren dat hun besnijdenis goed voor hen is, zo waren er vrouwen in China die meenden dat voetinbinding goed voor hen was – nu klopt dat de facto, want zonder voetinbinding waren zij sociale outcasts. In 1911 werd de traditie van voetinbinding officieel verboden. Vriesekoop citeert wat haar Chinese assistent Hu Ye opmerkt over haar oma: “Mijn oma was trots op haar gebonden voeten; zonder die zou ze zich minderwaardig en minder vrouwelijk hebben gevoeld.” (p. 64) “Ongeveer tien procent van de vrouwen met gebonden voeten overleed aan bloedvergiftiging. De voetbeentjes konden jaren gebroken blijven […] Vrouwen met gebonden voeten liepen slecht en braken op oudere leeftijd vaker een heup of been.” (p. 66) Lotusvoeten maakten deze vrouwen volkomen afhankelijk van de hulp van anderen.
Onder het communisme in China kwam het staatsfeminisme op. Dat was een vorm van collectivistisch feminisme: mannen en vrouwen moesten beiden werken voor het collectivistisch belang. Voetinbinding werd uitgebannen. Vrouwen kregen dezelfde rechten. Maar tegelijkertijd werd vertoon van vrouwelijkheid verboden. Het staatsfeminisme was paternalistisch. Het staatscommunisme onderdrukte seksuele ontplooiing. Het perkte de vrijheid van individuen in.
Hoewel er dus op enkele gebieden vooruitgang werd geboekt, schoten vrouwen, noch mannen, iets op met dit staatsfeminisme. In het totalitaire communisme, en vooral onder Mao, was iedereen slachtoffer. Vriesekoop stelt een belangrijke filosofische vraag: “Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat Chinezen een moreel oordeel vellen over een andere seksuele geaardheid?” (p 132) In bijna alle culturen is er intolerantie tegenover homoseksualiteit. Het is daarom logischer je af te vragen hoe kan het dat er enkele landen zijn waar mensen geen oordeel vellen over mensen met een andere seksuele geaardheid. Seksueel paternalisme is alomtegenwoordig; seksueel liberalisme de uitzondering.
In China is er een discrepantie in de man-vrouw verhoudingen: er zijn veel meer mannen dat vrouwen. Er is een tendens om dit te wijten aan de éénkindpolitiek. Zo schrijft Vriesekoop: “Je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te kunnen voorspellen dat de getalsmatige verhouding tussen de seksen in China ernstig verstoord zou raken door de éénkindpolitiek.” (p. 97) Uit een eenkindpolitiek volgt niet dat er automatisch een ongelijke man/vrouw verhouding komt. Ook bij een eenkindpolitiek ontstaan er bij bevruchting even veel jongens als meisjes.
Het zijn echter de ouders, die kiezen voor jongens en meisjes aborteren, die maken dat de sekseverhouding scheef komt te liggen. Uit de sterke voorkeur voor een jongen blijkt dat vrouwen als tweede sekse worden gezien. De scheve verhouding in de seksen leidt tot ernstige maatschappelijke ontwrichting. Verderop in het boek concludeert Vriesekoop: “Er zijn meer mannen dan vrouwen in het land omdat mannen in het China van de keizers, in het China van Mao en in het huidige China van Xi Jinping steeds belangrijker werden en worden gevonden dan vrouwen.” (p.103).
In China heerst een traditionele opvatting over het huwelijk. Zo wordt er verwacht dat iedereen trouwt, liefst jong, zo rond je twintigste. Ongetrouwde vrouwen van 27 worden aangeduid als ‘etensrestje’ en lopen grote kans de rest van hun leven ongetrouwd te blijven. Ongetrouwde mannen worden aangeduid als ‘kale tak’.
Vriesekoop besteedt hier verder geen aandacht aan: veel vrouwen laten zich na het eerste kind steriliseren. Echter, sterilisatie van de man is veel minder omslachtig en een veel kleinere ingreep dan van vrouwen. Het is logischer dat mannen zich later steriliseren (vasectomie) dan vrouwen.
“De meeste Chinese meisjes weten niet eens hoe ze moeten masturberen” merkt een Chinese verkoopster van seksspeeltjes op. Er is dan ook geen seksuele voorlichting. Ook in China is er een versie van de Vagina Monologen opgevoerd. Er rust een taboe op het woord vagina. “[…] je mag het woord gewoon niet hardop zeggen. Doe je dat wel dan wordt er direct ingegrepen. Chinese versies van tijdschriften als Elle of Cosmopolitan mogen geen artikelen bevatten over bijvoorbeeld het perfecte orgasme.. China wordt gedomineerd door de seksuele moraal van mannen […]. Wij vrouwen mogen geen plezier beleven aan seks en er al helemaal niet in het openbaar over praten.” (p. 191)
Vriesekoop betoogt dat er iets meer ruimte is voor homoseksualiteit in China, maar boeken of films met homoseksualiteit op de markt brengen is verboden. De sociale acceptatie van homoseksualiteit is gering. Veel homoseksuelen houden hun geaardheid verborgen voor hun familie en op het werk.
Prostitutie is verboden in China, maar komt er veel voor. Vriesekoop interviewt ex-prostituee Lanlan die thans werkt bij een ngo die prostituees ondersteunt. Veel vrouwen die van het platteland naar de stad trekken komen in de prostitutie terecht omdat er weinig manieren zijn om geld te kunnen verdienen. Lanlan merkt iets belangrijks op: “Niet mijn werk als prostituee, maar dat ik daar almaar over moest liegen deed het meeste pijn, en daardoor verloor ik mijn zelfrespect.” (p. 152) Het is hypocriet dat er in een samenleving prostituees zijn, die door tal van mannen worden bezocht, maar dat er een smet ligt op het beroep.
Vriesekoop doet bewonderenswaardig werk om de positie van vrouwen in China in kaart te brengen. Zij concludeert: “Vandaag de dag worstelt de Chinese vrouw nog steeds met de in de cultuur verankerde opvattingen van het confucianisme over haar seksualiteit en de rol in de samenleving.” (p. 248) Vriesekoop toont zich door haar onderwerpkeuze en manier van schrijven een feminist. Ze is een liberaal die oog heeft van de onderdrukking en onderschikking van vrouwen.
Vriesekoop ziet als belangrijkste oplossing seksuele voorlichting: “Steeds meer vrouwen realiseren zich dat ze hun seksualiteit mogen opeisen. Essentieel zijn seksuele voorlichting en gerichte mediacampagnes om seksegelijkheid te propageren en aids, soa’s en epidemische ongewenste zwangerschappen van studentes terug te dringen.” (p. 256) Een dergelijke wijziging is echter niet realistisch in het huidige repressieve politieke klimaat. China moet hervormd worden van een gesloten en paternalistische samenleving, naar een open, liberale samenleving. Het zou helpen als Confucius niet langer gezien werd als een groot staatsgeleerde, maar zou worden bijgezet in het rariteitenkabinet van de geschiedenis. De Chinese seksuoloog Zhen Hingli betoogt: “Eigen verantwoordelijkheid nemen begint bij een gezonde seksuele ontwikkeling. Als dat lukt zijn we op weg naar een volwassen maatschappij.” (p. 257)
In veel westerse landen, ook in Nederland, is er een Chinese migrantengemeenschap. Veel van deze mensen zijn werkzaam in Chinese restaurants. De Chinese gemeenschap kenmerkt zich door haar inzichzelfgekeerdheid. De integratie in de Nederlandse samenleving is beperkt. Ze houden vast aan de Chinese taal en cultuur. Toch zijn er, vanuit feministisch perspectief, problemen in deze gemeenschap. Zij hechten aan de traditionele Confucianistische waarden, wat inhoudt dat er door ouders en gemeenschap grote druk wordt uitgeoefend op het leven van de kinderen.
In Chinese kring worden vrouwen (en mannen) dikwijls uitgehuwelijkt. In Nederland is er, voor zover ik weet, geen enkele aandacht hiervoor. En dat zou wel moeten. De (Nederlandse) overheid heeft als taak om alle burgers te beschermen. Iedereen heeft recht om te trouwen met wie hij of zij wil. Er moet hier aandacht voor komen. Dat dit probleem niet wordt onderkend komt door de multiculturele ideologie waarbij er geen kritiek komt op culturele minderheden, zelfs niet wanneer er sprake is van schending van mensenrechten (uithuwelijking, besnijdenis, dwang). Het is tijd voor een feministische bevrijding van Chinese vrouwen, niet alleen in China, maar wereldwijd.